Windmolens kunnen kabeljauw redden

© Belga

Aan de voet van een windmolen in het Belgisch deel van de Noordzee zijn voor het eerst kleine kabeljauwvisjes van ongeveer vijf centimeter groot gezien.

Er is nog geen bewijs dat de ernstig overbeviste kabeljauw zich op de Thorntonbank voortplant, maar de beschermde omgeving van de windmolens fungeert dus wel als kraamkamer. Dat blijkt uit onderzoek van de Gentse Universiteit.

Beschermde omgeving

“Kabeljauw plant zich eind januari, begin februari voort”, aldus marien bioloog Jan Reubens. “Over het bestaan van paaiplaatsen in het Belgisch deel van de Noordzee zijn geen wetenschappelijke gegevens, we gaan er van uit dat de bevruchte eitjes zijn afgedreven vanuit paaiplaatsen buiten het Belgisch deel en de larven zich nadien settelden aan de voet van de windmolen.”

De beschermde omgeving van windmolens, waartussen niet gevist wordt, dienen dus als kraamkamer. Bijkomende voordelen zijn de schuilmogelijkheden die de funderingen bieden tegen natuurlijke vijanden en de groei van allerlei organismen die als voedselbron kunnen dienen.

Populatieniveau historisch laag

Uit eerder onderzoek werd duidelijk dat rond windmolenparken op de Thorntonbank grote aantallen kabeljauw en steenbolk, een kleine kabeljauwachtige, overleven. Sinds kort worden er ook andere soorten vaker waargenomen, zoals onder meer de tongschar, zeebarbeel en pladijs.

De bevindingen wijzen er op dat de windmolenparken een belangrijke rol kunnen spelen in het herstel van het kabeljauwbestand, waarvan het populatieniveau historisch laag is en onder zware druk staat door overbevissing. “Toch zal dit op korte termijn nog geen grote invloed hebben op het herstel van de soort.” (Belga/TE)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content