Wat we kunnen leren van showhonden en ijsvogels

Een podiumpje met tapijt en schminkspiegel voor honden moet vooral de eigenaars plezieren. © Paramount by Konstantin Grcic, 2012 Architecture for Dogs, photo: Hiroshi Yoda

De tentoonstelling ‘Dieren op Maat’ confronteert ons met de neveneffecten van onze omgang met dieren. Een verhaal over artificiële tijgerpenissen, een servies van koeienbloed en kippen zonder kop.

Je hebt straatkatten en je hebt modekatten. De ongelijkheid die we kennen onder mensen vind je ook onder hun huisdieren. Sommige mensen zoeken maandenlang naar dure sierkatten waarvan de kleur perfect past in hun interieur. En dan moeten de katten netjes liefde tonen op het moment dat hun eigenaar het verlangt. Maar perfect aangepast zijn aan de sierkussens op de sofa betekent nog niet dat de aanpassing buitenshuis naadloos verloopt. Sierkatten kunnen net zo goed worden overreden op drukke wegen.

In de tentoonstelling Dieren op Maat in het Design Museum Gent hangt een elektrisch vest van namaakbont (‘Purrrr’ van de Duitse kunstenaar Dietrich Luft). Het vibreert op dezelfde frequenties als het gespin van een kat. Zo hebt u geen koppige kat meer nodig als u wilt genieten van het aangename geronk. Gedaan met droogvoer, vieze kattenbakken of ongebruikte krabpalen, uit met wakker liggen omdat het beestje ’s nachts buiten is, en tegelijk krijgt u wél het gunstige, bloeddrukverlagende effect van kattengespin op uw gezondheid. Zo wordt het dier in de vorm van een jas herleid tot zijn essentie als huisdier.

Een vinylplaat van koeienbloed laat de hartslag van een koe horen. Om stil van te worden.

De Duitse designer Konstantin Grcic maakte een podiumpje bekleed met zacht tapijt voor een Hollywoodschminkspiegel met vijftien gloeilampjes. Het staat op de grond, klaar om door een hond bestegen te worden. Er hangt een hilarisch filmpje naast de installatie, waarop een aantal honden van het podium gebruikmaakt. Geen enkel dier is geïnteresseerd in de spiegel. Het is bekend dat honden zichzelf niet herkennen in een spiegel, wat als een teken van niet echt grote slimmigheid wordt beschouwd. Het podiumpje is uiteraard gemaakt voor eigenaars die hun honden op een piëdestal zetten.

De lelijkste pekinees

Op het internet circuleert een grappige hondencollage. Links: een wolf die zich 20.000 jaar geleden afvraagt of het verstandig zou zijn om zich aan te sluiten bij die vreemde wezens bij hun kampvuren – wetenschappers gaan ervan uit dat de wolf zich destijds gedeeltelijk zelf domesticeerde door aansluiting te zoeken bij onze voorouders. Rechts: de lelijkst denkbare pekinees die een mutsje draagt waarop vier elektrische verjaardagkaarsjes prijken. Of hoe je als dier kunt degenereren door opgenomen te worden in de mensenwereld.

Door zijn genetische flexibiliteit heeft de hond zich makkelijker laten kneden tot wat mensen mooi of op z’n minst speciaal vinden dan katten. Er zijn hondenrassen die virtueel niet meer met elkaar kunnen paren, zo sterk verschillen ze van elkaar – zie de chihuahua en de Deense dog, wier DNA alleen nog kunstmatig kan worden gemengd. De mens heeft hondenrassen als gadgets gecreëerd, die zo onnatuurlijk zijn dat de diertjes die hij schiep ongezond zijn. Ze worden ongezond geboren en gaan ongezond dood.

Behalve voor huisdieren is er in de tentoonstelling ook aandacht voor proefdieren. De tijden zijn snel aan het veranderen. Weinig mensen aanvaarden nog dat apen als proefdier worden gebruikt, laat staan misbruikt, om het menselijke welzijn te verhogen. Dieren met een minder goed imago, zoals ratten en muizen, kunnen op minder clementie rekenen en worden wel nog massaal ingezet, hoewel dierenrechtenorganisaties ook daartegen in het getouw komen. Het gezegde ‘een oor aannaaien’ heeft in de proefdierwereld een wel erg letterlijke invulling gekregen door muizen waarop een mensenoor groeit, in een poging in surrogaatorganen voor menselijk gebruik te voorzien.

Laboratoriummuizen krijgen ook menselijke kankercellen ingespoten om te onderzoeken welke medicatie het best werkzaam is voor de patiënt die de cellen leverde. Je zou dierenrechtenactivisten die daartegen zijn kunnen confronteren met de vraag of ze consequent zullen zijn als ze kanker krijgen: zullen ze chemotherapie weigeren, want de techniek is het resultaat van uitgebreid proefdieronderzoek? Celculturen als alternatief voor proefdieren zijn niet altijd even efficiënt. Er heerst veel dubbelzinnigheid rond de omgang met proefdieren voor medische zorg.

Er wordt ook naarstig onderzocht of varkensharten een waardige vervanging voor afgeleefde mensenharten kunnen zijn. Het hart van een varken is ongeveer even groot als dat van een mens. Als je het varkenshart wat manipuleert om het een aantal menselijke genetische vingerafdrukken mee te geven, beperk je het risico op afstoting door het lichaam van de menselijke ontvanger (we gaan ervan uit dat het uitwisselen van harten tussen varkens en mensen eenrichtingsverkeer is). Het zinnetje ‘een hart voor dieren’ wordt zo bijgestuurd tot ‘een hart van dieren’. Dieren dienen dan niet langer uitsluitend om een mens te bekleden (denk aan leer en zijde), maar ook om zijn innerlijke te versterken. Hoever kun je daarin gaan? Hoeveel ‘ander dier’ kan een mens verdragen voor hij gaat worstelen met twijfels over zijn identiteit?

Muziek uit bloed

Varkens en ander vee inspireren kunstenaars tot macabere maar indrukwekkende installaties. De Duitse designer Basse Stittgen maakte een collectie ravenzwarte voorwerpen, inbegrepen een servies, van bloed uit dierlijk afval in een slachthuis. Je zou een volledige industrie kunnen laten draaien op afvalbloed, maar of je er een lucratieve markt voor zou vinden is onzeker. Bloed is onze levenslijn, maar zodra je het ziet wordt het een probleem, want bloeden is meestal een teken van ziekte of verwonding. Bij het servies in de tentoonstelling draait een plaat van koeienbloed op een oude platendraaier, die als muziek uitsluitend de hartslag van een koe laat horen. Om stil van te worden.

Er is veel aandacht voor kunstvlees in de tentoonstelling – kunstenaars geloven in kweekvlees. Je kunt binnenkort biefstukken kweken op basis van behandelde stamcellen uit, bijvoorbeeld, het schouderstuk van een koe. Als de kweek volledig is uitgerold, zou je in plaats van de anderhalf miljard koeien die vandaag wereldwijd de vleesindustrie voeden, nog slechts 30.000 koeien als leverancier van stamcellen nodig hebben. Die zou je als natuurlijke grasmachines kunnen inzetten in natuurbeheer, zodat hun bestaan minstens een dubbel nut zou krijgen. Het zou een omwenteling in onze voeding veroorzaken en een significante vooruitgang in de strijd tegen de klimaatopwarming betekenen.

Een (minder realistische) variant op het kweekvleesverhaal is het ontwerp van de Turks-Amerikaanse kunstenares en neurowetenschapper Pinar Yoldas, die genetische manipulatie gebruikt om van de klassieke kip een ‘minimale’ kip voor consumptie te maken. Dat impliceert letterlijk een kip zonder kop, zonder hersenen, zodat ze zich niet druk hoeft te maken over haar weinig aantrekkelijke levensomstandigheden in grootschalige kwekerijen. De kip is in het zog van de mens zonder twijfel de succesvolste vogel uit de geschiedenis van het leven geworden, maar het zou interessant zijn om te weten wat ze er zelf van zou vinden, mocht ze kunnen kiezen tussen geen leven en een – in onze ogen – miserabel leven met tienduizenden gelijkgezinden in een saaie stal. De oorspronkelijke kip is een dier uit de jungle aan de voet van de Himalaya.

Het concept van het kweekvlees heeft in kunstenaarskringen zijn weg naar de natuurbescherming gevonden. De Taiwanese ’tandarts die designer werd’ Kuang-Yi Ku gebruikt biotechnologische technieken om virtuele tijgerpenissen te maken, die als vervanging voor echte penissen de Chinese volksgeneeskunde zouden kunnen voeden. De tijger is een van de meest bedreigde iconische diersoorten in de wereld, met een schamel restant van naar schatting maximaal 4000 dieren verspreid over verschillende populaties. Desondanks blijft de vraag naar tijgeronderdelen voor de Chinese markt groot. Veel mensen liggen niet wakker van het uitsterven van diersoorten. Elke bijdrage tot sensibilisering rond deze problematiek kan nuttig zijn.

Een fake bedrijf verkocht exclusieve sneakers van genetisch gemanipuleerde stekelroggenhuid.
Een fake bedrijf verkocht exclusieve sneakers van genetisch gemanipuleerde stekelroggenhuid.

De visueel ‘mooiste’ installatie op de tentoonstelling is Ecosystem of Excess (ecosysteem van exces) van Pinar Yoldas – haar hersenloze kippen zagen er ook al fraai uit. In een in de hoogte uitgerekt aquarium presenteert ze fake dieren die zich aangepast hebben aan de gigantische vervuiling van de oceaan met plastic, zoals een plasticballonschildpad. Er zijn ook dieren die geleerd hebben plastic te verteren – een schrijnende noodzaak als je ziet hoeveel oceaandieren (en hun jongen) het leven laten, omdat ze volgestouwd raken met plastic dat ze per ongeluk met hun voeding opnemen. Plastic is iets wat de niet-menselijke natuur nooit bedacht heeft, maar nu is het alomtegenwoordig in de wereld.

IJsvogelbek wordt trein

De tentoonstelling heeft veel aandacht voor het gebruik van biologische materialen. Wetenschappelijke topvakbladen als Nature rapporteren daar geregeld over. Het gaat dan onder meer over schubben van gordeldieren die zo hard zijn dat mensen ze graag zouden namaken, over lijm van mossels die zo krachtig is dat we hem goed zouden kunnen gebruiken, over poten van gekko’s die zo kleverig zijn dat ook wij er de muren mee zouden kunnen oplopen. Er is berekend dat spinnendraad op mensenmaat zo sterk zou zijn dat je er een op hol geslagen metrostel mee zou kunnen afremmen, zoals in de tweede Spiderman-film te zien is. Maar de natuur heeft miljoenen jaren met die concepten kunnen experimenteren zonder rekening te hoeven houden met het risico op mislukking, terwijl wij er nog maar een halve eeuw mee bezig zijn. De natuur kopiëren loopt niet altijd van een leien dakje.

'Ecosystem of Excess': In een aquarium zwemmen fake dieren die geleerd hebben plastic in hun design te verweven.
‘Ecosystem of Excess’: In een aquarium zwemmen fake dieren die geleerd hebben plastic in hun design te verweven.

Op kleinere schaal gaat het soms wel. De neus van de Japanse hogesnelheidstrein zou een perfecte kopie zijn van de snavel van een ijsvogel, die door het passieve proces van darwiniaanse natuurlijke selectie zo gekneed werd dat hij zo weinig mogelijk weerstand genereert wanneer hij in het water duikt.

Het diertje dat in de tentoonstelling het meest aan bod komt, is de zijderups: een van de weinige vlinders waarvan de rups bekender is dan de volwassen vorm, omdat ze ons natuurlijke zijde levert. Zijde, dat zijn de draden die de rups spint om een cocon te vormen, waarin ze ontpopt tot vlinder. Maar voor de klassieke zijdeproductie worden de cocons gekookt, zodat de poppen sterven. De Franse ontwerpster Marlène Huissoud gebruikt de poppen van vlinders die wel konden uitvliegen om er kunstwerken mee te maken. De Japanse artieste Sputniko liet wetenschappers zijderupsen genetisch zo modificeren dat ze rode draden kunnen spinnen – de ‘rode draad’ in een verhaal is iets wat in veel culturen voorkomt. De Duitse Veronica Ranner speculeert over de kwestie of je zijderupsen ooit genetisch zo zult kunnen programmeren dat ze andere stoffen dan zijde zouden maken – een soort biologische printer dus.

Het grappigste werk op de expo is mogelijk het concept ‘Rayfish Footwear’: een onderneming die de huid van genetisch gemanipuleerde stekelroggen gebruikte om uiterst persoonlijke exclusieve sneakers te maken. Er kwam zo veel weerstand van natuurbeschermers tegen het schoenbedrijf dat het failliet ging. Maar achteraf bleek dat het hele concept uit de koker kwam van een in Amsterdam gebaseerd collectief dat ‘Next Nature Network’ heet. Het laat geen kans liggen om mensen te confronteren met de kwalijke gevolgen van het genetisch manipuleren van dieren op industriële schaal voor ons welzijn.

Er is ook werk van Belgische kunstenaars op de tentoonstelling, zoals de in deze context onvermijdelijke Koen Vanmechelen, die een witte kippenjas presenteert, gemaakt van de veren van natuurlijk gestorven Mechelse zijdehoenders – een ras uit zijn project. De Belgische bijdragen zitten vooral in een nevententoonstelling (Generous Nature) in de kelder van het museum, waarin geëxperimenteerd wordt met het gebruik van duurzame en natuurlijke materialen. Zo wordt afvalhout dat als brandhout was afgeserveerd, gerecycleerd en opgewaardeerd tot luxelampen of designtafels. Er staat een speelkar voor kinderen in vluchtelingenkampen, waarvan je je wel kunt afvragen hoelang het ding na aankomst in een kamp zou overleven.

Er is een stoel met afgebroken poot die een soort kunstbeen heeft gekregen, en een surfplank van een West-Vlaamse student die van vlas is gemaakt. Studenten werkten ook een project uit rond het bouwen van objecten en zelfs een volledig huis met myceliums of zwamvlokken. Dat zijn de netwerken van draden van schimmels. Een huis zou worden gemaakt op basis van zwamvlokken van schimmels die gekweekt werden op gebruikt toiletpapier en koffiegruis. Het concept stemt tot nadenken, niet het minst over de vraag of je wel in zo’n huis zou durven te wonen. Schimmels torsen doorgaans een negatieve connotatie als je ze met huizen verbindt. Zo zit deze tentoonstelling vol doordenkertjes waar je na een bezoek nog dagen zoet mee bent.

Dieren op Maat en Generous Nature, tot eind september in Design Museum Gent.

Partner Content