Tobias Ceulemans

‘Ironie: te sterke focus op bebossing kan doodsteek geven aan laatste restjes Vlaamse biodiversiteit’

Tobias Ceulemans Post-doctoraal onderzoeker voor het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek

Onderzoeker Tobias Ceulemans (KULeuven) heeft vragen bij een te grote focus op bebossing in het natuurbeleid.

Op de valreep van 2015 is Vlaanderen een begrip rijker geworden: guerillabebossing. In het natuurgebied Averbode Bos en Hei werden afgelopen week honderden boompjes geplant. De aanleiding voor deze actie was ontevredenheid over het zogenaamd mislukt herstel van heide en vennen. Hiervoor moesten bestaande, weliswaar aangeplante dennenbossen vijf jaar geleden wijken voor een grootschalig natuurherstelproject.

‘Ironie: te sterke focus op bebossing kan doodsteek geven aan laatste restjes Vlaamse biodiversiteit’

Niets mis met zulke boomplantacties, denkt u dan. Het heideherstel is mislukt en bomen zuiveren tenminste toch de lucht? Kan iemand, in het door luchtvervuiling geplaagde Vlaanderen, hier iets tegen hebben? Toch zeker de ‘groene jongens’ niet?

Toch diende Natuurpunt een klacht in en kondigde de organisatie aan dat alle aangeplante boompjes weer zullen worden uitgetrokken! De bomen zijn immers illegaal, want de locatie is voorbehouden voor open heidegebied. Een natuurparadox van formaat?

De tegenstelling schuilt in de illusie dat een ‘bos’ kan worden aangeplant. Hoewel aangeplante bomen na enkele decennia een gesloten bladerdek kunnen vormen, kan het resultaat in de meeste gevallen bezwaarlijk een echt bosecosysteem genoemd worden. De ontwikkeling van zo’n ecosysteem verloopt namelijk bijzonder traag. Niet zelden duurt het eeuwen vooraleer de typerende humusrijke bosbodem, met zijn typerende waaier aan bosbewonende dieren, planten en paddenstoelen, zich helemaal heeft ontwikkeld. Daardoor behoren bijvoorbeeld de bekende blauwe bloemenzeeën van miljoenen boshyacinten in de Brabantse beukenbossen tot de meest onvervangbare ecosystemen ter wereld.

Heide op heidebodem, bos op bosbodem. Eenvoudig, toch?

Dit geldt echter niet voor het leeuwendeel van de bossen, die pas in de afgelopen decennia ontstonden op voormalige heides en graslanden, enerzijds door spontane bebossing of anderzijds door het beplanten voor houtproductie.

Ondanks de aanwezige boomlaag, is de bodem hier nog steeds karakteriserend voor heide of hooiland, met duizenden zaden die nog steeds aanwezig zijn. En net zoals bosbodems, kennen deze heide- en graslandbodems een bijzonder lange ontwikkelingstijd, en zijn ze dus even onvervangbaar.

Bovendien vertonen bloemrijke heides en graslanden, net zoals bossen, een grote intrinsieke erfgoedkundige, natuurwetenschappelijke en biodiversiteitwaarde. Het uitgebreide nectaraanbod in open habitats vormt bijvoorbeeld een onvervangbare bron van voedsel voor bijen en hommels.

Helaas is de huidige oppervlakte vaak ver ontoereikend voor het huisvesten van voldoende bijen en hommels, wat mee aan de basis ligt voor de beklaagde achteruitgang van deze bestuivers. Het herstellen van voldoende grote, bloemrijke heides en graslanden is daarom essentieel. Men zou dus als algemene regel kunnen stellen: heide op heidebodem, bos op bosbodem. Eenvoudig, toch?

Bomen zuiveren tenminste de lucht?

Niets is minder waar helaas, zoals het conflict in Averbode perfect illustreert. Ten eerste verloopt natuurherstel niet altijd even snel noch even succesvol. Zelfs in een ideale situatie neemt de ontwikkeling van de gewenste resultaten al gauw meer dan een decennium in beslag.

Als aangeplante bomen ook slechts vijf jaar zouden krijgen om een bos te vormen, dan kan men eveneens alle boomplantacties ooit als mislukt beschouwen. Verder versterken sympathiek ogende acties als guerillabebossing de druk vanuit de publieke opinie om bomen zoveel mogelijk te sparen. Want bomen zuiveren tenminste de lucht?

Dat deze slogan voorbij gaat aan de realiteit dat de grootste winsten voor bestrijding van fijn stof door bomen beperkt zijn tot de meer stedelijke omgeving, wordt hierbij gemakkelijk genegeerd. Daardoor gaan verenigingen zoals Natuurpunt en het Agentschap voor Natuur en Bos van de Vlaamse gemeenschap steeds vaker afzien van het noodzakelijke kappen van bomen. Ondanks enkele tekortkomingen is het Europees natuurherstelproject in Averbode hierop een gelukkige uitzondering.

Niettemin winnen boomplantacties steeds meer aan populariteit. Daarnaast bestaat er zelfs een wettelijk verankerde verplichting om bij het kappen van bomen deze elders opnieuw aan te planten of financieel te compenseren, bij het publiek gekend door de ophef rond de uitbreiding van het transportbedrijf H. Essers in Genk.

De onmogelijkheid om bossen te planten ontmaskert echter meteen pijnlijke tekortkomingen van dit belangrijk instrument van het Vlaamse natuurbeleid.

Ten eerste omdat dit instrument mogelijk maakt dat echt waardevolle bossen kunnen worden gekapt, men gaat er namelijk verkeerdelijk van uit dat ze elders gecompenseerd kunnen worden.

Ten tweede omdat het hierdoor onnodig moeilijk wordt gemaakt om oude heides en graslanden te herstellen, de gekapte bomen moeten immers vaak gecompenseerd worden.

En tot slot omdat de keuze van de locatie voor boscompensatie vaak eerder opportunistisch, dan wel ecologisch geïnspireerd is. Zo kan bomen aanplanten rondom kernen van waardevolle oude bossen wel degelijk zinvol zijn, om de vaak kleine overgebleven snippers te beschermen voor negatieve buiteninvloeden. Erger is het aanplanten van bomen op waardevolle landbouwgrond of, zoals steeds meer en meer gebeurt, in de weinige en vaak te kleine natuurgebieden. Zo verdwijnt de schaarse open ruimte ten voordele van uiteindelijk banale houtaanplanten onder het mom van zuivere lucht.

Helemaal zinloos is het versnipperd verdelen van fondsen voor boscompensatie over gemeenten in de hoop dat hier en daar een boom zal worden geplant.

Door een te sterke en vaak onterechte en ongefundeerde focus op bebossing lijkt het erop dat na reeds meer dan een eeuw van teloorgang van waardevolle natuur in Vlaanderen, uitgerekend het hedendaagse natuurbeleid misschien de finale doodsteek geeft aan de laatste restjes Vlaamse biodiversiteit. O ironie…

De auteur is post-doctoraal onderzoeker voor het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek en is werkzaam bij het laboratorium voor Plantendiversiteit en Populatiebiologie aan de K.U.Leuven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content