Een potvis, twee grijpkranen en een batterij slagersmessen

Een indrukwekkend staaltje beenhouwen speelt zich af op het strand van Heist, waar wetenschappers Theofiel de potvis aan het versnijden zijn. ‘Hij vindt het mooi, maar de andere kleinkinderen vinden het triest’

“Mooi”, vindt hij (4) het. “Maar de andere kleinkinderen vinden het triest hoor”, haast zijn grootmoeder zich. En dat hij daar nog niet echt benul van heeft. Alsof ze zich een beetje schaamt voor de fascinatie van haar kleinzoon. Maar dat hoeft niet. Het heeft iets mooi. Vandaar dat er al zoveel ‘kijklustigen’ opdaagden, zou je denken. Hoewel schoonheid geen conditio sine qua non is voor het kijkvee om op te dagen. Spektakel is dat veel meer.

Diepdonkerrood is het bloed van de potvis, en het gutst af en toe op het licht bevroren strand. De weeë dampen uit het binnenste van het lijk tekenen wolkjes in de koude zeelucht. Al goed dat het zo koud is. De stank zou niet te harden zijn.

Spektakel is er ook wel. Twee grijpkranen (steen- of potvissengruis, één pot(vis) nat) flankeren de verdwaalde potvis. Errond staan de wetenschappers van de universiteit van Luik. Erop liggen die van de UGent. Met vlijmscherpe messen proberen ze de schedel van het dier bloot te leggen. Dat vlijmscherpe is trouwens relatief. Continu hangt het onheilspellende geluid van messen die geslepen worden in de lucht.

In de kop van de potvis zit namelijk het spermaceti-orgaan. Daarin zit, welja, spermaceti. Dat kaarsvetachtige goedje werd vroeger duur betaald. Het werd in kaarsen, zeep en make-up gebruikt. De potvis gebruikt het onder andere om te duiken. Wanneer de potvis echt diep wil gaan, om op inktvis te jagen, koelt hij het spermaceti af, waardoor het zwaarder wordt en hem meetrekt naar beneden. Wil hij weer ‘opstijgen’, dan verwarmt hij de hele zwik. Het omhulsel van dat spermaceti-orgaan is waar de slagersmessen hun snee op verliezen, zo zeggen de wetenschappers.

Voeten in de ingewanden

Die slagersmessen lijken voor de potvis ontoereikend materiaal. Waarom wordt geen, ik zeg maar wat, kettingzaag gebruikt voor dit labeur? Die zou er niet doorgeraakt zijn, zegt iemand. Volgens een van de wetenschappers is ook voorzichtigheid geboden: de schedel moet bewaard worden. Met een kettingzaag zou de kans op schade te groot zijn.

En dus zwoegen en zweten ze, met de knieën en voeten centimeters diep in de ingewanden, op het karkas. Het lemmet gaat volledig door de speklaag. Met twee handen aan het heft snijden ze die aan stukken. De grijpkraan, opvallend precies, trekt die dan los. Dit klusje heeft de vlijmscherpe precisie van de messen nodig, en bovenmenselijke kracht.

Maar zelfs de grijpkraan heeft het niet onder de markt: bij een overmoedige hap dreigt de kraan van de grond te komen. Indrukwekkend, hoe dit dode dier die tonnen hydraulische kracht weerstaat.

Genadeloze Darwin

Die omvang, en de kracht die het daaraan dankt, werd de dood van het dier, weet Koen Marechal. Hij is boswachter en verantwoordelijk voor het stukje natuurreservaat waarvoor de potvis strandde. “Als een potvis aanspoelt, is hij eigenlijk al reddeloos verloren.” Zelfs al was men er onmiddellijk bij geweest, de potvis was niet te redden. Die 30 ton versleep je niet zomaar.

In de eerste plaats moet hij niet hier in de buurt zijn, en al helemaal niet aan land verzeild raken: dat hij aanspoelt, is al een doodvonnis. De genadeloze Darwin, die afstraft wie te zwak is en afdwaalt. “Zijn organen kunnen de druk van dat lichaam niet aan”. Zo’n groot dier heeft de gewichtloosheid van water nodig. De draaglijke lichtheid van het bestaan, heet dat dan.

Hoe deden de Inuit dit?

Ondertussen kreunen de grijpkranen en wordt een grote container aangevoerd, om de stukken potvis te vervoeren. Twee gedachten: hoe deden de Inuit dat in godsnaam? Zo’n dier verwerken is een huzarenklus van jewelste. Hoe snij je in hemelsnaam met benen mesjes door die speklaag?

Ten tweede: hopelijk ruimen ze dit kadaver niet al te goed op. De meeuwen, kraaien en andere aaseters, door de herrie opvallend afwezig op wat eigenlijk een voor hen gehouden feestmaal is, kunnen er maar beter van worden.

Te koop: ivoren tanden en ambergris

En de mens? Kan die hier iets rapen? De onderste rij tanden – uit ivoor en goed voor 800 euro per stuk, zegt een madam met een bontjas en flikkerende ogen – is al verdwenen, merkt mijn scherpe oog. Alarm! De politie werd deze nacht verschalkt! Of zouden ze zelf…

“Zo’n potvis heeft maar één rij tanden,” komt met Jan Haelters de heldere rede van de wetenschap tussen, daarmee de innerlijke detective Van Zwam het zwijgen opleggend.

Jan Haelters, wetenschappelijk medewerker bij het Noordzeedepartement van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), doet die 800 euro per tand af als een indianenverhaal: “Voor ons hebben die tanden geen waarde: er mag immers geen handel in gedreven worden. In de Azoren zal je er misschien nog een op de kop kunnen tikken, maar dan zeker niet aan die prijs. Als je ermee betrapt wordt bij de douane ben je hem hoe dan ook kwijt. ”

En dat ambergris, een kaasachtige kostbaarheid die in de cosmetische industrie per kilo meer zou opleveren dan goud? “Dat is niet meer zo. Ambergris, maar ook het spermaceti, is grotendeels vervangen door synthetische stoffen. De overgebleven markt is erg klein. Spermaceti wordt enkel nog een beetje gebruikt om bepaalde muziekinstrumenten mee te smeren.”

Simon Demeulemeester

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content