De snoek is aan de betere hand: waterzuivering doet haar werk

© iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De snoek staat hoog op het verlanglijstje van wat ‘sportvissers’ wordt genoemd. Dat is niet zonder gevolgen.

Groter vind je ze niet in onze zoete wateren. Een snoek kan meer dan een meter lang worden, hoewel de meeste nooit een halve meter halen. De zwaarste snoek die al door een hengelaar werd opgevist, woog 25 kilogram.

Het leven van de snoek in onze regionen wordt meebepaald door de visserij, en met name de zogenoemde sportvisserij, want door de verdeling van graten in zijn lichaam is het niet gemakkelijk om een snoek zo klaar te maken dat hij vlot opgegeten kan worden. Viseters zijn verwend, dezer dagen. Waarom moeizaam zelfgevangen vis eten als je in een supermarkt graatloze visfilets op een schaaltje kunt kopen?

Je kunt je dan afvragen waarom het nog nodig is om snoeken te vangen. Voor de sport? Op een stoeltje achter een stok gaan zitten is geen sport. Er zijn aanwijzingen, hoewel ze best wat harder mochten zijn, dat snoeken die na een vangst weer in het water worden gegooid het er verder niet per se goed van afbrengen.

De sportvisserij heeft nog consequenties voor de snoeken in onze wateren. Biologen maakten een tijd geleden voor rekening van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) een genetische analyse van snoeken in enkele Vlaamse vijvers. Ze konden niet anders dan concluderen dat de dieren op veel plekken ‘besmet’ zijn met genen van niet-inheemse populaties, mogelijk vooral uit Centraal-Europa (en specifiek Polen). Snoeken worden gekweekt om uitgezet te worden ten behoeve van sportvissers, waarbij niet altijd rekening wordt gehouden met mogelijke genetische verschillen tussen populaties.

In slechte voedingsomstandigheden worden grote snoeken kannibalen.

De snoek heeft het in de tweede helft van de twintigste eeuw hard te verduren gekregen door watervervuiling, want hij houdt niet van troebel water. Hij werd geleidelijk weggeconcurreerd door de snoekbaars: een in profiel vergelijkbare roofvis uit Centraal-Europa die, opnieuw ten behoeve van de sportvisserij, werd uitgezet om het verloren plezier van het vangen van de steeds zeldzamer wordende snoek te compenseren. De snoekbaars verdraagt vervuild water gemakkelijker.

Maar recent doet de snoek het weer beter. De waterzuivering doet haar werk, waardoor het nu de snoekbaars is die in de verdrukking komt. De oorspronkelijke toestand lijkt te worden hersteld.

De snoek is de toppredator in ons zoet water. Met zijn torpedovormig lichaam, dat wordt aangedreven door drie krachtige vinnen op het einde van zijn lijf die als een propeller fungeren, kan hij vanuit een hinderlaag vrij grote prooien aan. Een snoek pikt de bewegingen van een potentiële prooi op via de gevoelige laterale lijn op elk van zijn zijkanten. Dat is in feite een soort zintuig, met receptoren die bewegingsprikkels in het water opvangen. Als hij de prooi ziet die de bewegingen heeft veroorzaakt, kan hij de aanval inzetten. Met zijn grote bek vol vlijmscherpe tandjes is er meestal geen ontsnappen aan.

Onderzoek van het INBO heeft uitgewezen dat veel snoeken niet sedentair zijn, zoals weleens wordt gedacht. Op zijn minst in de IJzer kunnen ze in de lente vrij grote verplaatsingen maken (van gemiddeld een twintigtal kilometer) om een geschikte plek voor hun voortplanting te vinden. Soms leggen ze meer dan een kilometer per dag af. In slechte voedingsomstandigheden worden grote snoeken kannibalen en eten ze jongere soortgenoten op. Daar wordt in de snoekenwereld niet lelijk over gedaan.

Partner Content