Beestenboel: mensen eten niet graag voorns, maar voor andere viseters zijn ze een zegen

De blankvoorn. © Getty Images
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Meer ‘gewone vis’ dan een blankvoorn kun je niet zijn, maar toch heeft de soort interessante eigenschappen.

Als je een vis vangt terwijl je niets over vissen weet en dan met het air van de kenner ‘blankvoorn!’ roept, is de kans groot dat je het bij het rechte eind hebt. Een blankvoorn heeft geen enkel opvallend fysiek kenmerk, wat natuurlijk ook speciaal is.

De soort is een van de algemeenste vissen in onze zoete wateren: ze komt bijna overal voor, behalve in de kleinste beekjes en grachtjes. Over haar voortplantingscapaciteit hoeven we ons geen zorgen te maken: per kilogram vis produceert een vrouwelijke blankvoorn 200.000 eitjes. De visjes komen al na vijf tot maximaal tien dagen uit hun ei om aan hun actieve leven te beginnen.

Omdat de voorn op zicht jaagt, is troebel water zo goed als de enige biotoop waarin hij niet gedijt

De kleine voorns eten kleine prooien, zoals watervlooien. De grote eten grotere prooien, vooral van de bodem, zoals slakken, schelpen en insectenlarven. Hoe groot een vis wordt, hangt af van de hoeveelheid voedsel in zijn leefomgeving. In een meer kan een voorn tot 45 centimeter lang worden, in een vijver maximaal 30 centimeter. De blankvoorn overleeft ook in voedselarme wateren, zoals vennen, maar daar wordt hij zelden 25 centimeter groot. Omdat hij op zicht jaagt, is troebel water zo goed als de enige biotoop waarin hij niet gedijt.

Mensen eten niet graag voorns – te veel gepruts met kleine graten – maar voor andere viseters zijn ze een zegen. De voorn is een essentiële component van het ecosysteem in zoet water, precies omdat hij zo talrijk is. Roofvissen als snoeken floreren met blankvoorns in hun leefomgeving, en ook visetende vogels profiteren ervan. Reigers en vooral aalscholvers vangen verhoudingsgewijs veel voorns.

Een studie in het vakblad Biology Letters toonde een tijdje geleden aan dat blankvoorns in de winter de neiging hebben om van vijvers naar rivieren te migreren. Dat doen ze om aan aalscholvers te ontsnappen. In rivieren worden ze minder gemakkelijk gespot en gevangen door de gedreven jagers. Hoe langer een voorn in de winter in een vijver blijft, hoe hoger de kans dat hij wordt opgegeten. Voor de voortplanting zijn vijvers en meren echter geschikter dan stromen en rivieren, waardoor veel dieren in de lente, noodgedwongen, opnieuw rustiger (maar gevaarlijker) wateren opzoeken. Je moet er wat voor over hebben om kinderen te krijgen.

De meest assertieve vissen hebben twee keer meer kans om opgegeten te worden

Recent verscheen een interessante studie in Behavioural Ecology. Ondanks het feit dat ze er voor ons als gewone domme vissen uitzien, hebben individuele blankvoorns een eigenheid, een karakter. Zoals bij veel soorten, de onze inbegrepen, komen er in een blankvoorngemeenschap zowel voorzichtige dieren voor als durvers. Gedragsecologen zijn tot het inzicht gekomen dat een succesvolle populatie een goede balans heeft tussen beide types. In moeilijke omstandigheden zijn durvers in het voordeel, want ze zijn meer geneigd alternatieven te zoeken, terwijl in gewone omstandigheden voorzichtigen het beter doen, want ze vallen minder op en worden dus minder opgegeten.

De studie bevestigde dat aalscholvers meer assertieve blankvoorns vangen dan andere. De meest assertieve vissen hebben twee keer meer kans om opgegeten te worden dan de meest voorzichtige. Maar als de assertieve zich ondertussen meer hebben voortgeplant, hoeft dat evolutionair niet nadelig te zijn. Je kunt dus intenser en korter leven, of voorzichtiger en langer.

Partner Content