Beestenboel: het succesverhaal van de discrete krakeend in onze contreien

© Getty Images/EyeEm
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De krakeend is een discrete eend. Misschien doet ze het daarom wel uitstekend bij ons.

Is er een sluipende en geweldloze machtsovername aan de gang in onze natuur? Het is te vroeg om het te zeggen, maar het zou kunnen. De stiekeme veroveraar is de krakeend, het onwetende slachtoffer de wilde eend, die wel nog altijd veel talrijker is. Beide soorten zijn nauw verwant. Hun vrouwtjes lijken zo sterk op elkaar dat je ze in zit haast alleen aan hun snavel kunt onderscheiden: die van de wilde eend heeft meer oranje dan die van de krakeend.

In vlucht is het verschil duidelijker: krakeenden hebben een goed zichtbare witte vlek (een ‘spiegel’ in biologenjargon) op hun achtervleugel. De mannetjes van de krakeend zijn minder opvallend en wat kleiner dan die van de wilde eend. Een groot deel van hun lijf is bedekt met een fijne grijze tekening, die uitloopt op de zwarte anaalstreek. Vele tinten grijs bieden een fraaie aanblik.

De twee soorten lijken niet in rechtstreekse competitie met elkaar te staan, maar hun bestand evolueert wel in tegengestelde richting: dat van de wilde eend gaat achteruit, dat van de krakeend zit in de lift. En hoe! Het gaat hard voor de soort.

De Vlaamse vogelatlas van 2002 leert dat pas in 1972 het eerste bewezen broedgeval geregistreerd werd. Nadien ging het zo snel dat verondersteld kan worden dat de krakeend geregeld over het hoofd werd gezien. Dat heb je met een discreet gekleurde soort die zich ook discreet gedraagt. Zelfs haar roep is discreet: de krakeend dankt haar naam aan het bescheiden ‘krek krek’-geluid dat ze maakt.

In 1986 zouden er al 250 broedparen in Vlaanderen geweest zijn, in 2000 zo’n duizendtal. De soort koloniseerde aanvankelijk vooral de Scheldepolders en het Antwerpse havengebied. Ze breidde zich uit door de Schelde stroomopwaarts te volgen. Ze ontdekte ook de vijvergebieden van Midden-Limburg en later de West-Vlaamse polders. Ornithologen hebben geen goed zicht op de grootte van het huidige broedbestand bij ons, ook omdat het plaatselijk weer snel kan afnemen. In Nederland wordt het op zo’n 25.000 koppels geraamd – eind jaren 1960 waren er een tiental.

De toename van de krakeend wordt toegeschreven aan een grote verhuizing, waarbij twee factoren een rol spelen. Enerzijds is er het massale verdwijnen van broedgebieden in vooral Rusland, onder meer door het ontginnen en uitdrogen van grote meren. Anderzijds bleven vogels die in de winter als trekkers tot bij ons kwamen, steeds meer hangen. Ze profiteerden van de de eutrofiëring of toegenomen voedselrijkdom van onze wateren. Daardoor kwamen er meer algen en andere voedingselementen die een krakeend graag heeft ter beschikking. Haar voeding is beter afgestemd op onze overbemeste landelijke leefomgeving dan die van de wilde eend.

De soort zou tijdens het broeden eveneens profiteren van haar discrete levenswijze en van het feit dat de mannetjes de vrouwtjes blijven bijstaan – mannelijke wilde eenden verdwijnen nadat hun vrouwtjes aan het broeden zijn geslagen. Veel nesten van krakeenden zijn nog beter verstopt dan die van wilde eenden. Ze broeden ook later in het seizoen, waardoor ze minder kuikens zouden verliezen aan allerlei kuikentjeseters, zowel boven als onder water. Ze heeft dus zonder dat ze het beseft veel om een succesverhaal te worden.

Beestenboel: de krakeend

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content