Beestenboel: boomblauwtjes vormen de grootste familie in het dagvlinderrijk

© iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Veel blauwer dan het boomblauwtje zult u ze in uw tuin niet vinden. Wat een prachtig vlindertje!

Voor boomblauwtjes moet je omhoog kijken. Anders dan veel vlinders vliegen ze graag hoog – het zijn de hoogvliegers uit onze vlinderwereld. Ze houden daarom meer van struiken dan van bloemen. Omdat ze wel nectarliefhebbers zijn, houden ze vooral van bloeiende struiken. Klimop en hulst zijn lievelingsplanten van het boomblauwtje.

Als u een tuin zonder landschappelijk waardevol gebied in de omgeving hebt, is het boomblauwtje zo goed als zeker het enige blauwe vlindertje dat u te zien zult krijgen. Blauwtjes vormen wel de grootste familie in het dagvlinderrijk: wereldwijd behoort bijna een derde van de ongeveer 15.000 bekende dagvlindersoorten ertoe – wat niet wil zeggen dat ze allemaal blauw zijn, maar dat is een ander verhaal.

Het boomblauwtje is een prachtig beestje. De bovenkant van zijn vleugels is helderblauw met een fijn zwart randje bij de mannetjes en een wat dikkere zwarte rand bij de vrouwtjes. De onderkant is zilverblauw met donkere spikkels. In zit zijn de vleugels bijna altijd dichtgevouwen boven het beestje, dan zie je zo goed als uitsluitend de zilveren versie. In vlucht valt het hemelsblauwe op. Blauwtjes zijn wel kleine vlinders: de vleugelspanwijdte het boomblauwtje wordt nooit groter dan anderhalve centimeter.

Mannetjes hebbben vleugelschubben die fungeren als chemische fabriekjes om vrouwtjes te lokken.

Andere blauwtjes bij ons zijn het icarusblauwtje en het bruin blauwtje, die beide minder blauw zijn dan het boomblauwtje. Het eerste is waarschijnlijk het talrijkste van de (ongeveer) tien blauwtjessoorten in Vlaanderen, maar is gebonden aan bloemrijke graslanden en dus geen geregelde tuingast. Het bruin blauwtje is ook een graslandbeestje en lijkt in de lift te zitten – een uitzondering in de dagvlinderwereld, waarin de meeste populaties zware klappen krijgen door de teloorgang van de bloemenweelde en de onverdroten aanslag van pesticiden op ons (en vooral hun) leefmilieu.

Het boomblauwtje is met voorsprong de vroegste van de blauwe vliegertjes, het kan in uitzonderlijke gevallen al in maart opduiken. Het heeft twee generaties per jaar, wat betekent dat het twee keer de cyclus doormaakt van ei via rups en pop naar vlinder. De poppen van de tweede generatie overwinteren om in de vroege lente de eerste vlinders te leveren.

De rupsen zijn onopvallend, groenig met lichtroze-rode strepen. Ze voeden zich het liefst met de bloemen of bloemknoppen van hun waardplanten. Als het niet anders kan, zijn ze tevreden met blaadjes. Rupsen zijn minder kieskeurig dan vlinders. Daarom eten veel vlinders in volwassen vorm bijna niet – die taak hebben ze aan de rupsen gedelegeerd. Eten en voortplanten zijn bij vlinders verspreid over twee totaal verschillende levensvormen.

Mannetjes en vrouwtjes moeten elkaar wel vinden voor de voortplanting. Zoals veel insecten hebben boomblauwtjes daar feromonen voor ontwikkeld: vluchtige stoffen met een hormonale werking op de lange afstand (lees: op andere individuen). Er is ontdekt dat sommige vleugelschubben van de mannetjes van het boomblauwtje piepkleine chemische fabriekjes zijn, die feromonen loslaten om vrouwtjes aan te trekken. Het gefladder van de vleugeltjes zou de verspreiding van de belangrijke contactstoffen vergemakkelijken.

Prachtig blauwe en natuurlijk geparfumeerde vlindertjes: uw tuin kan soms echt een hof van Eden zijn.

Partner Content