Ignace Demaerel

Pasen en de opstanding: de kern van het christelijk geloof of naïef sprookje?

Ignace Demaerel Godsdienstleraar en auteur

De betekenis van pasen ligt helemaal bedolven onder gewoontevorming en commercie. Tijd dus voor wat geestelijke archeologie om het paasverhaal op te graven.

Pasen is weer in het land, hangt in de lucht, staart je aan in de reclamebrochures, nodigt je uit tot feestmaaltijden en late skivakanties… Het is een van die eeuwenoude tradities waarvan de betekenis compleet dreigt bedolven te raken onder gewoontevorming en commercie. Nuttig dus om eens wat geestelijke archeologie te gaan beoefenen en te herontdekken wat er daar onder die vele lagen verborgen ligt: misschien wel een gigantische vergeten schat?

Net zoals bij Kerstmis de kerstman de seculiere, commerciële ersatz voor Christus is geworden (zie mijn eerdere column: ‘Kerst: christelijk, heidens of platte commerce?’), zien we rond Pasen de paashaas verschijnen: een voor Jan modaal aanvaardbaar figuur precies omdat hij geen enkele inhoud en boodschap vertegenwoordigt. Voor mij een potsierlijk symbool voor de toenemende oppervlakkigheid van onze cultuur. Paaseieren, paaskuikentjes, paasbloemen, paasklokken… we zijn nog maar aan de bovenste laag aan het krabben. Maar we gingen dus ons archeologieschopje bovenhalen.

De onderste laag van het paasgebeuren is eigenlijk een Joods feest: sinds de uittocht uit Egypte o.l.v. Mozes vieren de Joden jaarlijks de bevrijding uit de slavernij, uit de tirannie van de farao, en dus a.h.w. hun geboorte als volk. Ook vandaag nog is dit het belangrijkste van alle Joodse feesten, en wordt dit met een heel bijzondere en betekenisvolle maaltijd (het ‘seder-maal’) gevierd in de familiekring. Sinds Jezus heeft Pasen een heel nieuwe betekenis gekregen: precies op het Joodse paasfeest hield Jezus met zijn 12 leerlingen zijn laatste avondmaal op aarde, en de dag erna gaf Hij de geest aan het kruis. Hoewel Kerst veel meer gevierd wordt, is Pasen inhoudelijk veel belangrijker. Het is wel minder zoetsappig en leent zich minder tot allerlei folklore en sentimentaliteit. Maar de christelijke betekenis ervan is revolutionair: het geloof in de opstanding uit de doden.

Hier knelt natuurlijk tegelijk het schoentje: de moderne mens kan hier helemaal niet mee uit de voeten, want leert de wetenschap ons niet dat dat onmogelijk is? En mag God wel zijn eigen natuurwetten overtreden door Jezus uit de doden op te wekken? Velen hebben dit verhaal al naar de prullenmand verwezen als een bijgeloof uit oude tijden ’toen de mensen nog naïef waren en alles geloofden’. En ook de ‘moderne theologie’ legt het paasverhaal al sinds decennia anders uit: ‘Nee, een lichamelijke verrijzenis kan natuurlijk niet, dit is maar een literaire manier van spreken om uit te drukken dat Jezus’ ideeën na zijn dood verder leven: de apostelen hebben hier later een verhaaltje van gemaakt, maar dit nooit letterlijk bedoeld’. Deze versie is intussen wijdverspreid onder katholieken en protestanten, maar of dit steek houdt?

Er blijven verschillende stukken aan het paasverhaal die zo niet te verklaren vallen: ook de mensen die zeggen dat de opstanding puur verzonnen is door de leerlingen achteraf, zitten met enkele serieuze problemen: waar is Jezus’ lijk dan? Het zou voor tegenstanders (en die waren er toen meer dan genoeg) heel makkelijk geweest zijn om dat lijk op te sporen en het jonge christendom te ontmaskeren als volksverlakkerij. En als het lijk door de apostelen héél goed weggemoffeld was geweest, waarom zouden zij dan allemaal hun leven geven voor een zelfgecreëerde, met leugens in elkaar gestoken nieuwe religie? Niemand geeft toch zijn leven voor iets waarvan hij weet dat het aan elkaar hangt van de leugens!? Het christendom is een godsdienst met zulke hoge morele normen dat het er niet toegestaan is te liegen, zelfs (of zeker!) niet voor de zaak van God! Hadden de apostelen behoefte om Jezus groter te maken dan Hij was? Ze konden zelf al niet eens bevatten wie Hij was! Waarom dan door bedrog ‘Hem een handje helpen’? Dat zou pas het toppunt van ‘schrift-vervalsing’ zijn!

De vraag hier is dus: is het verrijzenisverhaal letterlijk op te vatten of niet? Tegenstanders wijzen dan op de ongelooflijke naïviteit van hen die dit geloven. Maar zijn alle gelovigen dan gewoon dom en blind voor de realiteit? Alsof zij zelf niet weten dat zoiets ‘normaal’ niet kan!? Natuurlijk tart de opstanding alle natuurwetten. En de dood is de meest meedogenloze, onbarmhartige van alle natuurwetten, onontkoombaar, onvermurwbaar (denk maar aan de Griekse mythe van Orpheus en Euridikè). Voor Jezus’ apostelen was dit niet anders: de evangelieverhalen staan er bol van dat de opstanding voor hen niet te slikken was: ze geloofden hun eigen ogen niet, hun ongeloof druipt ervan af.

Maar precies dát dit de natuurwetten overstijgt is de kern van de zaak. Pasen verkondigt precies het geloof in het onmogelijke: de natuurwetten hebben niet het laatste woord! Het punt is niet dat christenen de natuurwetten negeren, nee, het is dat zij geloven in hogere en sterkere wetten.

Trouwens, reeds in het Oude Testament vinden we al merkwaardige uitspraken van oude profeten zoals Jesaja en Hosea, 750 jaar voor Christus: ‘Hij zal de dood voor altijd verslinden’ (Jesaja 25:8), en ‘Ik zal hen verlossen uit de macht van het graf. Ik zal hen vrijkopen uit de dood. Dood, waar zijn uw pestziekten? Graf, waar is uw verderf?’ (Hosea 13:14). Dit vers wordt ook door Paulus geciteerd in zijn beroemde hoofdstuk over de opstanding: ‘De dood is verslonden tot overwinning. Dood, waar is uw prikkel? Graf, waar is uw overwinning?’ (1 Korinthe 15 :54-55). Wat een visionaire kracht, wat een profetische durf, dit spotlied op de dood: ‘Haha, dood, jij maakt me niet bang meer: je bent verslagen, je schrikbewind is over, je tanden zijn gebroken, je klauwen geknipt, je angel is eruit getrokken’. Het lijkt de grootste overmoed, echte hybris om de dood uit te lachen, maar een christen gelooft in het Léven, niet in de dood. De dood, ook al blijft die een realiteit, is niet angstaanjagend meer: ze is getemd, onderworpen, ze heeft niet meer het laatste woord. Het vergt een dosis geloof om dit te kunnen ‘pakken’, maar het is een kwestie van welke bril je opzet.

Of iemand gelooft dat opstanding mogelijk is of niet, hangt helemaal af van zijn wereldbeeld. Sinds de Verlichting begon de moderne mens meer en meer moeite te krijgen met wonderen, omdat men de natuurwetten ontdekte. In de euforie van die tijd dacht men, eigenlijk heel naïef: ‘Nog eventjes zoeken, en binnenkort kunnen we alles verklaren en oplossen’. Wel, dat ‘eventjes’ duurt nu al 300 jaar, en we stuiten op steeds meer raadsels: de wetten blijken veel complexer te zijn dan men eerst naïef dacht, de wereld is niet zo rationeel, simpel en verklaarbaar. En wetenschap maakt God ook niet kleiner dan vroeger: door de ontdekking van de gigantische afmetingen van het heelal krijgt de gelovige nog meer ontzag voor de grootsheid van de Schepper.

De moderne theologie steunt vaak op dit ouderwetse, gesloten, deterministische wereldbeeld. Bovendien is het ook wel behoorlijk hoogmoedig om ervan uit te gaan dat de mensen vroeger zo ongelooflijk dom waren dat ze het verschil niet kenden tussen ordinair boerenbedrog en zichtbare feiten. De arrogantie van de moderne mens tart soms alle verbeelding: ‘Dankzij ons wetenschappelijke wereldbeeld zijn wij zóveel slimmer dan de miljarden dommeriken vóór ons’ – de realiteit toont hoe deze ‘verlichte’ mens de wereld en zichzelf aan 120 km/u in de vernieling aan het rijden is.

De echte paasboodschap is: het onmogelijke is niet onmogelijk. De dood is niet het einde. Hopeloze situaties zijn niet hopeloos als je ze met andere ogen kan bekijken. Er is véél meer dan we met onze fysische ogen zien. Er is een hele dimensie boven ons die misschien even groot is als het universum zelf (dat ons bevattingsvermogen eindeloos overstijgt). Er zijn geestelijke wetten die sterker zijn dan de zwaartekracht. Liefde is sterker dan de dood en het cynisme. Het geloof in zulke God is een onuitputtelijke bron van hoop. Ons leven is niet gedetermineerd, en de wereld is niet gesloten. Geloven in een leven na de dood (een hiernamaals) maakt het leven vóór de dood (het ‘hiernumaals’) niet onbelangrijk, integendeel, het geeft er oneindig veel meer zin en betekenis aan: de kleine dingen die we hier doen krijgen eeuwigheidswaarde. Het is het beste medicijn tegen de zinloosheid, leegte, absurditeit en nihilisme die onze huidige maatschappij overwoekert en die bij sommige mensen de stoppen doet doorslaan.

De betekenis van Pasen voor elk van ons is nog véél rijker en dieper dan hier in een kort bestek kan weergegeven worden. Het heeft inderdaad alles te maken met geloof. Geloof is zoals een kleine sleutel die een grote poort doet opengaan naar een heel nieuwe wereld vol oneindige mogelijkheden. Geloven is een keuze, een ingesteldheid, net zoals niet-geloven. Is geloven dan zo moeilijk als sommigen denken? Niet moeilijker dan een leesbril vervangen door een verrekijker, of een microscoop door een telescoop. Het is een kwestie van perspectief, van focus. Daarom zijn kinderen voor ons een voorbeeld in geloof, zegt Jezus. Voor kinderen is het niet moeilijk om te geloven dat iemand opstaat uit de dood. In vergelijking met hen zijn volwassenen vaak vastgeroest, hardleers, fantasieloos, bijziend en eigenzinnig. Europa wordt soms vergeleken met een oud en ziek continent, nogal cynisch. Het zou een geestelijke heropstanding zeer goed kunnen gebruiken!

Een gezegend Pasen gewenst.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content