Pieter-Paul Verhaeghe

‘Onder heel wat platvloers racisme ligt een gevoel van sociale onrechtvaardigheid’

Pieter-Paul Verhaeghe Professor sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel.

‘De lift van de meritocratie is kapot’, besluit Pieter-Paul Verhaeghe op basis van veldwerk in één van de armste wijken van Gent. Hij trof er platvloers racisme aan, dat het gevolg is van een gevoel van sociale onrechtvaardigheid. ‘De politiek heeft hier nog geen afdoend antwoord op gevonden.’

Dit artikel maakt deel uit van de reeks ‘De Doordenkers van Knack.be‘.

Een kleine twee maanden geleden heb ik als onderzoeker veldwerk verricht in één van de armere buurten in Gent. Men kan zich gemakkelijk een beeld vormen van de buurt. Er staan drie ranke appartementsblokken, acht verdiepingen hoog, gebouwd in een decennium waarin de Belgen nog in Korea vochten. De sociale woningen zijn als luciferdoosjes, volgestouwd met verhalen van miserie en tegenslag. De blokken worden bewoond door een bonte verzameling van leeftijden, nationaliteiten en culturen. De inwoners delen weinig, behalve het magnifieke uitzicht over de stad. Het vormt een panorama dat de immense kloof weerspiegelt tussen wat anderen hebben en men zelf niet heeft. Welkom in de zogenaamde ‘vierde wereld’.

‘Onder heel wat platvloers racisme ligt een gevoel van sociale onrechtvaardigheid’

Naast de frappante armoede en de verpletterende eenzaamheid werd ik tijdens mijn onderzoek geconfronteerd met wat op het eerste zicht als platvloers racisme omschreven kan worden. Afrikaanse kinderen werden uitgescholden in de trappenhal. Inwoners stelden onomwonden dat “die vreemdelingen een probleem zijn” en “ze beter allemaal naar hun land teruggestuurd zouden worden”. Wanneer ik verder vroeg, kwam er echter een complexer verhaal naar boven.

De kapotte lift van de meritocratie

Maria is een oude vrouw die jarenlang als bobijnster in de Gentse textiel heeft gewerkt. Julien is invalide en werkt in de sociale economie. Nadine vindt maar deeltijds werk als poetsvrouw voor een groot dienstenchequebedrijf. Ze leven alle drie in een klein appartement met schimmel in de badkamer. De woning is slecht geïsoleerd waardoor het ’s zomers snikheet is en ’s winters de koude wind vrij spel krijgt. Wanneer ze hun sociale woning vergelijken met deze van hun Afrikaanse of Bulgaarse buren die niet werken, is de redenering snel gemaakt. Om het met hun woorden te zeggen: “Die vreemdelingen krijgen alles en voor ons wordt er niets gedaan.” Dit is wat ze in hun leefwereld zien en ze worden hierin allesbehalve tegengesproken door de media of de populaire politici van deze tijd. De Afrikaanse bovenbuur die wel werkt is uiteraard “ne goeie”, de spreekwoordelijke uitzondering die de regel bevestigt.

Onder het platvloerse racisme ligt er echter een gevoel van sociale onrechtvaardigheid. Maria, Julien en Nadine zijn au fond niet bezig met de hoofddoek, ritueel slachten of de asielcrisis. Het zal hen worst wezen. Ze willen het vooral zelf beter hebben. Ondanks het feit dat ze hard werken of gewerkt hebben, leeft bij hen het gevoel dat ze niet vooruit komen in het leven. Net zoals de lift in hun appartementsgebouw is de lift van de meritocratie kapot. Gevolg: ze reageren zich af op diegenen die zich in dezelfde sociale positie bevinden, maar niet werken (of waarvan ze denken dat ze niet werken). Door de vele gesprekken met de buurtbewoners ben ik er van overtuigd dat hun racisme economisch gemotiveerd is. Uiteraard lopen er ook hardcore racisten rond, waarvoor dit niet geldt. Maar het merendeel van de inwoners willen in de eerste plaats zelf vooruitkomen in plaats van hun gekleurde buren achteruit te zien gaan.

Schoppen naar onderen

Tot nu toe heeft de politiek nog geen afdoend antwoord gevonden op dit gevoel van sociale onrechtvaardigheid. Lange tijd hebben ze deze mensen gewoonweg genegeerd. Politici staken als struisvogels hun kop in het zand, waaronder ook veel linkse politici die deze ‘verworpenen der aarden’ hoorden te verdedigen. In de late jaren ’80 kwam het toenmalige Vlaams Blok vervolgens met een racistisch antwoord. Als Vlaamse rattenvangers van Hamelen sprokkelden ze de stemmen van de buurtbewoners. Veel heeft dit niet opgeleverd: de inwoners bleven arm en het racisme nam toe. Daarna kwam de politiek met een rechten-en-plichten verhaal. De buurtbewoners met een sociale uitkering werden geactiveerd. Men concentreerde zich echter voornamelijk op de plichten en vergat de rechten. De schimmel aan de badkamermuren bleef welig tieren en diegene die reeds werkten gingen er niet op vooruit.

De huidige regering gaat nu nog een stap verder. Het verhaal van rechten en plichten wordt vervangen door een besparings-en-sanctioneringsverhaal. Maria ziet haar pensioen verder afkalven. Julien voelt de besparingen in de sociale economie. Nadine werkt onvrijwillig deeltijds als poetsvrouw en ziet haar inkomensgarantie-uitkering verminderen. Door de BTW-verhoging op elektriciteit zal hun verwarmingsfactuur deze winter bovendien extra hoog zijn in hun slecht geïsoleerde appartementen. De regering schopt zo naar onderen in plaats van te duwen naar boven.

Ik ben bijgevolg zeer pessimistisch over het samenleven in de armere wijken. De inwoners hebben nood aan een reëel perspectief op sociale vooruitgang. De huidige regering faalt alsnog om hierin te voorzien. Van extreemrechts valt nog weinig heil te verwachten: hun racistische plaat is grijs gedraaid. Rest nog de linkse oppositie. Zolang de linkse partijen niet met een overtuigend emancipatorisch verhaal komen voor Julien, Maria en Nadine, zal het racistische discours in de sociale woonblokken gemeengoed blijven.

Partner Content