Ann Brusseel

‘Om jong talent beter te ontwikkelen, moeten we kinderen eerder laten spelen en dansen’

Ann Brusseel Algemeen directeur van de Erasmushogeschool Brussel

‘Voor een creatieve sector is eenheidsworst dodelijk’, schrijft Ann Brusseel (Open VLD) van Liberales. Zij vindt dat de overheid moet blijven investeren in cultuur, maar ook in het kunstonderwijs.

Dit opiniestuk maakt deel uit van de reeks ‘De Doordenkers van Knack.be‘.

De zomer zit er bijna op. Naast een gezonde portie vitamine D, heb ik ook heel wat inspiratie en fantasie kunnen bijtanken. Goede stukken op Theater aan Zee, een betoverende zangeres op Jazz Middelheim, concerten en tentoonstellingen her en der brachten mij in vervoering. Ik was ook blij te zien hoe veel mensen samen genieten van muziek, van theater of dans. Zonder cultuur zou het leven van een troosteloze grijsheid zijn. Cultuur doet genieten, het doet denken, lachen en – eventjes minder poëtisch – het doet de kassa rinkelen.

Om al die redenen is het essentieel dat we als overheid blijven investeren in cultuur en creativiteit. De discussie over cultuursubsidies laat ik nu even terzijde. Laten we naar de bron gaan, waar mijns inziens de investering het meest effectief is: in het onderwijs. Laten we de rol onder de loep nemen van zowel leerplichtonderwijs (‘de school’) als deeltijds kunstonderwijs (‘de academie’) en hoger kunstonderwijs.

Als we in deze drie domeinen stappen vooruit kunnen zetten, dan stellen we ons cultureel potentieel veilig. Enkele aanbevelingen op een rij.

‘Om jong talent beter te ontwikkelen, moeten we de kinderen eerder laten spelen en dansen’

Ten eerste wil ik een lans breken voor meer en betere cultuureducatie voor elk kind, vanaf de kleuterschool tot aan het einde van de middelbare school. Deelnemen aan cultuur in al zijn vormen, artiesten ontdekken en ook zelf mogen musiceren, naar hartenlust met verf ploeteren, tekenen en ga zo maar door. De inspectieverslagen tonen ons al jaren dat het in veel Vlaamse klasjes maar pover gesteld is met muzische vorming. In het kleuteronderwijs voldoet slechts 18% van de doorgelichte scholen niet, maar in het lager onderwijs kregen maar liefst 57% van de scholen een onvoldoende op dat punt.

Nochtans is creativiteit ontzettend belangrijk: niet alleen omdat je er vrolijk van wordt, maar ook omdat creatieve geesten de zaken anders durven bekijken, omdat ze zelfredzamer zijn in deze snel veranderende wereld. Bovendien blijkt een creatieve pauze de hersenen goed te doen. Nu de hervorming van de lerarenopleiding op tafel ligt, is het moment gekomen om toekomstige leraren sterker te maken op het vlak van expressie, kunst en cultuur. “Hoe breng ik deze vaardigheden over? Hoe maak ik jongeren warm voor zaken die ze nog niet kennen? Hoe laat ik hen zelf op zoek gaan naar hun eigen creativiteit?”, zijn vragen die een leraar moet kunnen beantwoorden. Zoals scholen vandaag een talenbeleid moeten voeren, zouden ze evenzeer allen een duidelijk plan rond cultuureducatie moeten hebben.

Bewegingsvrijheid voor scholen

Ten tweede moeten we onze sterkhouder koesteren: het deeltijds kunstonderwijs. We tellen maar liefst 1.477 vestigingsplaatsen van academies in Vlaanderen en Brussel, met vier soorten academies: muziek, woord, dans en beeldende kunst (gaande van fotografie tot animatiekunst, keramiek, kunstambachten etc.). Met de conceptnota die in juli door de Vlaamse regering goedgekeurd werd, ligt de weg open om komaf te maken met verouderde juridische kaders en te gelijkvormige leertrajecten – lees: er komt meer bewegingsvrijheid voor de scholen en meer creatieve ruimte voor leerlingen en leerkrachten.

Dat is alvast een zeer goede zaak. Als de academies meer flexibel mogen worden, dan hoop ik dat men de beginleeftijd en het programma wil herzien. Nu bestaat de mogelijkheid om zich als leerling in te schrijven vanaf 8 jaar. Voor een aantal vaktechnische opleidingen is dat eigenlijk te laat, zeker voor muziek.

Slechts 2 academies in Vlaanderen bieden een vroegere opleiding aan, volgens de Suzuki-methode (viool vanaf 4 jaar en dwarsfluit of cello vanaf 5 jaar, volgens het principe dat je eerst muziek leert maken en dan pas de theorie erachter verwerft). In de meeste scholen zijn muziek-, woord- of dansinitiaties vanaf 6 jaar wel mogelijk, maar het ‘echte werk’ begint pas op 8, met eerst een jaar ‘algemene muziekvorming’, want een instrument bespelen komt pas in het tweede jaar aan bod. Concreet voorbeeld: op 9 jaar ga je 4 uur naar de academie, voor 2 uur muziekvorming, 1 uur samenzang en 1 uur instrument of solozang. Ik zou als zesjarige die gitaar wil leren spelen toch teleurgesteld zijn…

‘De coördinatie tussen motoriek en cognitieve processen is evidenter wanneer men jonger is.’

Daarom wil ik graag dat Vlaanderen wat meer ambitie toont op dat vlak, niet louter omwille van de prestatie, maar wel omdat de coördinatie tussen motoriek en cognitieve processen evidenter is wanneer men jonger is. Met andere woorden, om jong talent gemakkelijk te detecteren en te ontwikkelen, moeten we de kinderen eerder laten spelen en dansen. Overigens lijkt het me veel leuker voor kinderen om hun droominstrument te mogen bespelen, dan op een stoel te zitten om les te krijgen in ‘algemene muziekvorming’. Twee vliegen in één klap.

Ongerustheid in het hoger kunstonderwijs

Een derde belangrijk punt in het cultureel verhaal is de toekomst van het hoger kunstonderwijs, omgevormd tot ‘Schools of Arts’, binnen de associaties. In de beleidsnota onderwijs van Vlaams minister Hilde Crevits lezen we dat kunstopleiding verder moeten ‘academiseren’, teneinde de kwaliteit en de internationale erkenning te bevorderen. Absoluut.

Een volgende passage zorgt echter voor wat ongerustheid in het hoger kunstonderwijs: “Ook van het hoger kunstonderwijs verwacht ik voorstellen om te komen tot rationalisatie van het opleidingsaanbod en een optimale inzet van de beschikbare middelen. Een meer specifieke afstemming van de instroom op de eigenheid van de verschillende opleidingen is mogelijk via meer eenvormige artistieke toelatingsproeven. We onderzoeken hoe hun financieringssysteem (combinatie artistieke toelatingsproef, drempels en puntengewichten), in functie van een verdere verhoging van de kwaliteit van de uitstroom, kan aangepast worden zonder naar een uitbreiding van de financiering te gaan.”

Het aanbod van het hoger kunstonderwijs is momenteel inderdaad weinig transparant en niet alle richtingen zijn even succesvol. Dan lijkt de rationalisering voor de hand liggend. We moeten er echter wel op toezien dat het aanbod in Vlaanderen divers genoeg blijft, want voor een creatieve sector is eenheidsworst dodelijk. Het sterkste merk van bepaalde academies is hun traditie, hun eigenheid. Dat maakt dat we instellingen van internationale faam hebben, die er ook belang bij hebben hun naam, locatie en eigenheid te kunnen behouden (ik denk aan het Lemmensinstituut, aan het Brussels Koninklijk Conservatorium, de Antwerpse Modeacademie…), het KASK.

Internationale uitstraling

De mensen die daar afstuderen worden niet zelden onze grootste ‘exportproducten’, als ik dat zo mag zeggen. Een goede reden om de hele discussie te voeren vanuit een bekommernis om kwaliteit, eerder dan om centen. Wanneer we over financiering en puntengewichten zullen discussiëren, lijkt het me belangrijk om dat ook te doen voor de rest van het hoger onderwijs.

De Schools of Arts mogen dan met hun sterke internationale uitstraling wel in een zekere zin een aparte positie innemen, net als andere hogescholen en universiteiten moeten ze kwaliteit bieden. Dat houdt niet alleen in dat ze degelijk onderwijs verstrekken en aan onderzoek doen, maar ook dat ze sterke leraren vormen voor de academies en scholen waar kinderen hun eerste stappen zullen zetten in de wondere wereld van kunst en cultuur.

Partner Content