Piet Piryns

Nein danke

Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Waarom zijn Duitsers zoveel banger voor kernenergie dan Fransen?

Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, moet ze hebben gedacht. Nog maar zeven maanden geleden besloot de Duitse bondskanselier Angela Merkel de uitstap uit kernenergie, die onder haar voorganger Gerhard Schröder was afgesproken, op de lange baan te schuiven: de Duitse kerncentrales zouden tot 2035 open mogen blijven. Maar vorige week kwam ze op haar stappen terug: uiterlijk in 2022 moet de laatste van de 17 Duitse kerncentrales worden stilgelegd en loopt in Duitsland het nucleaire tijdperk ‘onherroepelijk’ ten einde. Aanhalingstekens zijn hier op hun plaats.

De wonderbaarlijke bekering van Merkel heeft niet alleen te maken met de kernramp in het Japanse Fukushima en de daaropvolgende massale demonstraties tegen kernenergie in talloze Duitse steden, maar ook (en vooral) met de pijnlijke verkiezingsnederlaag van Merkels christendemocratische partij CDU en de eclatante overwinning van de Groenen in deelstaten als Baden-Württemberg en Bremen. Die resultaten kwamen niet uit de lucht vallen: uit enquêtes blijkt dat maar liefst 70 procent van de Duitsers van kernenergie af wil en zelfs bereid is om daar een hogere elektriciteitsprijs voor te betalen.

Het blijft een curieus gegeven. In Frankrijk, dat 80 procent van zijn elektriciteit uit kerncentrales betrekt (in Duitsland 22 procent), veroorzaakte de ramp in Fukushima nauwelijks een rimpeling in de publieke opinie. Niemand kwam op straat. Nederland, dat zeker in economisch opzicht toch een soort Duitse deelstaat is, wil een nieuwe kerncentrale gaan bouwen. En ook de Poolse oosterburen van Duitsland, die hun afhankelijkheid van Russische olie en aardgas willen verminderen, hebben plannen in die richting.

Het gaat hier nu even niet om de rationele argumenten pro en contra kernenergie – die zijn in Duitsland niet anders dan in Frankrijk. Maar waarom zijn Duitsers dan zoveel banger voor kernenergie dan Fransen? Een verklaring daarvoor kan alleen gevonden worden in de geschiedenis. Je hoeft daarbij niet per se terug te gaan tot de Wandervögel en de negentiende-eeuwse Duitse natuurromantiek, maar de angst voor een nucleair armageddon zit er bij de Duitsers diep ingebakken. Tijdens de Koude Oorlog gingen de door de Duitse kerken gesteunde vredesbeweging en de antikernenergiebeweging elkaar geleidelijk overlappen: de stickers en de buttons met het lachende rode zonnetje (‘Atomkraft? Nein danke’) dateren al uit de jaren zeventig. In de jaren tachtig – met het verzet tegen de plaatsing van Amerikaanse kernraketten op Duitse bodem en de ramp in Tsjernobyl – kreeg de beweging een nieuwe boost, en vandaag is er van een maatschappelijk draagvlak voor kernenergie in Duitsland al helemaal geen sprake meer.

De keuze voor hernieuwbare energie (zon, wind, water, biomassa) zal voor de Duitse economie gigantische consequenties hebben. Merkel sprak niet voor niets van een ‘Wende’: de omschakeling zal evenveel gaan kosten als de Duitse hereniging in 1990. De Duitsers maken zich sterk dat ze het aandeel van hernieuwbare energie in hun elektriciteitsproductie, dat nu op 17 procent ligt, tegen 2020 kunnen verdubbelen. In 2050 moet dat zelfs 80 procent zijn. Als ze daarin slagen, zullen ze tegen die tijd met hun groene Wirtschaftswunder een grote technologische voorsprong hebben op al hun concurrenten. Want, zoals de beroemde Nederlandse filosoof H.J. Cruijff al wist: ‘Ieder nadeel heb zijn voordeel.’

Piet Piryns

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content