Leo Neels

Negerjournalistiek

Leo Neels Advocaat en Prof. (em.) Mediarecht KULeuven en UAntwerpen

‘Neger’ stond er plots op de gevel van een echtpaar in een Vlaams dorp. ‘Neger’. Choquerend, en terecht kreeg het veel aandacht.

‘Neger’ stond er plots op de gevel van een echtpaar in een Vlaams dorp. ‘Neger’. Choquerend, en terecht kreeg het veel aandacht. Het echtpaar, een blanke Belg en zijn zwarte echgenote kloegen het aan (Peter Verlinden, ‘Ik ben maar een neger’, DM 3 juni). De omstandigheid dat hij journalist is gaf meteen ruime weerklank aan het incident: radio, tv, journaals, opiniestukken, commentaren, talkshow, kranten. Dat is goed. We moeten geen racisme hebben in de samenleving.

34 jaar na de goedkeuring van de racismewet zijn we er niet klaar mee. Er zijn veel racistische uitingen op schuttingen en muren, en in sommige debatten. Zoals Verlinden opmerkte, niemand maalt er nog om. We leven met vele culturen, maar niet multicultureel, eerder cultureel dakloos.

Vaak denkt men dat racistische meningen strafbaar zijn. Strafbaarstelling van racisme is evenwel beperkt. Een racistische uiting is maar strafbaar wanneer ze actief en kwaadwillig aanzet tot haat of geweld. Immers, we verkiezen héél veel vrije meningsuiting omwille van het belang van meningsverschil en uitingsvrijheid. Onfatsoenlijke, onwenselijke en walgelijke, choquerende uitingen zijn dus mogelijk. Maar niet onbeperkt, en dan worden ze strafbaar en vallen ze buiten de uitingsvrijheid, en terecht. De aflijning is die tussen domme, onfatsoenlijke, choquerende maar ‘uitbare’ racistische meningen, en racistische praat die aanzet tot haat of geweld, die strafbaar is. Dat is een bewuste maatschappelijke keuze (Vrielink, ‘De paradox van de vervolging’, DS 4 juni) voor een open samenleving met vrije uitwisseling van ideeën.

De opvatting is dat de botsing van allerlei meningen, de zgn. ‘marketplace of ideas’, zal leiden tot uitzuivering van de onwenselijke opinies. We moeten evenwel vandaag de vraag opwerpen of die gedachte werkt. Zou het nog geldig zijn om te verwachten dat racistische meningen worden tegengesproken? Of wordt er onverschillig op gereageerd? Naar mijn mening is er toch veel debat over racisme, maar het zou wellicht naïef zijn om te geloven dat het racistisch gedachtengoed zou afgenomen zijn. Is het niet gaan behoren tot onze werkelijkheid? Dus tegenspraak is er wel, doch die doet racisme niet verdwijnen.

De indruk bestaat dat racistische uitingen ook te veel gewoon worden weergegeven, als een ‘feitelijkheid’, zonder er tegen in te gaan. Wordt, omgekeerd, het racisme-verwijt niet te vaak gebruikt met een ander oogmerk dan het respect voor de waardigheid van elke persoon, ongeacht afkomst, ras of huidskleur? Tijdens de electorale campagne zagen we van de beide verschijningsvormen, helaas, voorbeelden. Dewinter met zijn verbruining, natuurlijk, Calvo met zijn scheldpartij naar Barbare Pas (Vlaams Belang), of …Abou Jahjah (DS 30 mei), e tutti quanti. Wie maalt er om?

Dat is niet goed, niet goed genoeg in een democratische rechtsstaat. Ja, het beleid – europees, federaal, vlaams, stedelijk – faalt in de creatie van een inclusieve omgeving, en ja, personen van een andere herkomst dragen ook niet allemaal en niet altijd bij tot een inclusieve samenleving. Maar zou de belangrijkste bijdrage niet die zijn van elk van ons, van iedere burger, iedere verantwoordelijke: ondernemer en werknemer, kiezer en politicus, ethnische Belg en allochtoon? Zijn we daartoe in staat, met een eigen natiemodel dat anderstaligen wegzet, hetzij als hautaine rechts-liberale rijke, hetzij als links-profiterende luiaard? Plaatst ons lokaal taalapartheidsregime ons niet in een lastig parket? Kan dan ons inclusief vermogen naar personen van ander ras en herkomst wel autentiek zijn?

De journalistiek is hiervan de kritische waakhond, vrije meningsuiting moet dan de ‘choc des idées’ cultiveren wanneer het beleid of wij er niet in slagen, en … ‘du choc des idées jaillit la lumière’, zoals de Franse 17-eeuwse filosoof Nicolas Boileau het uitdrukte! Oef, er is nog hoop.

Ijdele hoop? Peter Verlinden is één van de sterjournalisten van de openbare omroep. In zijn opiniestuk schrijft hij letterlijk dat racistische uitspraken ‘door de massamedia als een megafoon herhaald worden’, en dat ‘de (meeste) massamedia ook over zulke uitspraken, hun kritische opdracht verwaarlozen’. Dat is mediakritiek die kan tellen: een journalist die vaststelt dat journalistiek zijn kerntaken verwaarloost, en niemand lette daarop, journalisten steigerden niet. Gelukkig kwam de banaliteit van racisme wel aan bod.

Het is goed dat een journalist reageert, het geeft plots extra aandacht aan het vraagstuk, maar waarom reageerde hij nu, als betrokkene? Hij kreeg er zeer veel media-aandacht voor, en dat sprak ‘de oorverdovende stilte in de massamedia’ die hij aankloeg, toch tegen? Zijn klacht was, zoals het een journalist past, fors overdreven: racisme is zonder meer een voorkeuronderwerp van journalistiek geworden. En toch is de indruk niet dat een inclusieve weldenkendheid in de plaats kwam, er kwam eerder een kloof en dovemansgesprek tussen aanhangers van de goede en die van de slechte opinie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content