Monnikenwerk

Lezen de kardinalen ook ‘Vogue’ en vertalen ze termen als plateauzool, Spanx, eyeliner, kleurspoeling, mascara met trilborstel, prikpil?

Mijn lerares reikt me Latijnse woorden aan voor hedendaagse begrippen: garage – chocolade espressomachine – shampoo – couturier – regenjas – café – fanaticus. Ze zijn vastgelegd in een woordenboek op de enige plaats ter wereld waar Latijn nog een levende taal is: Vaticaanstad. Lezen de kardinalen ook ‘Vogue’ en vertalen ze termen als plateauzool, Spanx, eyeliner, kleurspoeling, mascara met trilborstel, prikpil?

Ik hernieuw de kennismaking met sinds lang vervaagde grammaticale noties als de vergelijkende trap van het bijwoord. Ik verneem dat Nijntje in het Latijn Miffa heet. En Meneer Pluis Domnus Floccus. Mooi toch, hoe er met elke taal een wereld opengaat. Het internet dient niet alleen als ‘Wie is wie’? of om te winkelen, je vindt er Latijnse blogs. En de Latijnse vertaling van ‘Trots en vooroordeel’, het meesterwerk van Ioanna Austen. Toch lijken Latijn en Engels niet meteen bij elkaar te passen. Engels vloeit, stroomt en wervelt; Latijnse zinsdelen klikken in elkaar als legoblokken.

‘Sommige landschappen zijn te mooi om te schilderen’, zegt de schilderes. We kijken naar een schilderijtje van een meer tussen beboste heuvels. De virtuoze kunstenaar heeft de stijl van de zondagsschilder overtuigend nagebootst. ‘Je kunt ze hoogstens fotograferen en er een puzzel van maken.’ Zijn sommige vrouwen ook te mooi om te schilderen? De virtuoze kunstenaar heeft tal van vrouwen afgebeeld in zijn reeksen miniaturen. Vastgebonden vrouwen. Blonde slachtoffers. Bloedende buikdanseressen.

Telkens in fragmenten. De mannen dragen leren jassen. Hier en daar is een auto te zien. Vulkanen barsten uit. Hooggehakte schoenen slingeren rond. ‘Een mannelijke thematiek’, zegt de schilderes. De schilderijen nodigen gevaarlijk uit tot aanraken en omvatten, omdat ze vaak niet groter zijn dan luciferdoosjes. En wat is er handzamer dan een luciferdoosje? Ze hangen op ooghoogte. De onze. Een kleine jongen tuurt met het hoofd in de nek omhoog. ‘Wie zou er gedacht hebben dat hedendaagse kunstenaars op dit kleine formaat willen schilderen? Echt monnikenwerk.’ In gedachten zie ik de kunstenaar, gebogen over doekjes, een nog fijner penseel uitkiezend, filmverhaaltjes samenstellend, intens gelukkig in zijn atelier.

Van sommige grote kunstenaars heb ik de namen nooit eerder gehoord. Neem nu Iannutius de Matrice en Christophorus Orimina. De ene schreef, de andere illustreerde een prachtige bijbel, omstreeks 1340. In Zuid-Italië. Perfect regelmatig geschrift, nooit beefde die hand. Hoeveel tijd heeft dat hem gekost? Wie leerde hem dat? En Christophorus schilderde ridders op paarden in koningsblauwe schabrakken, een jonkvrouw met een eenhoorn, groene vogels, hazen en doedelzakspelers, een koning en koningin tijdens een partij schaak, omringd door schoothonden. Profeten preken met geheven wijsvingers tegen een achtergrond van De Chirico-achtige gebouwtjes. De gezichten zijn kleiner dan een pinknagel en bijna grappig expressief. Een boek van zevenhonderd jaar oud, en wij kunnen het nu even naar hartenlust bekijken, voordat de katernen weer worden samengebonden? Wat een luxe.

Het topstuk was overigens bestemd voor een vrouw: een zekere koningin Ioanna. Wie dit soort arbeid geleverd heeft, die zou gelukkig kunnen sterven, denk ik dan, in mijn eeuwige zoektocht naar de betekenis van geluk. Omdat ik opgekweekt ben met de calvinistisch sombere jeugdboeken van de jaren zeventig, denk ik er meteen bij dat Iannutius en Christophorus waarschijnlijk verkoolden in een brand bij de inname van een stad door Normandische troepen, of gekeeld werden door struikrovers, of eindigden als slaven in Algiers. Een idiote mentale reflex die ik moet afleren, want hoe ze ook stierven, hun werk ligt hier. Een kieskeurige houtworm heeft het oog van een koning opgegeten.

De bijbel van Anjou en Robert Devriendt, Victimes de la passion, in M, Leuven.
Leen Huet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content