Dirk Draulans

‘Vogels voederen is goed voor jong en oud’

Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Bioloog en Knack-journalist Dirk Draulans analyseert een vraag waar veel natuurliefhebbers mee worstelen: mag je vogels voederen buiten het winterseizoen?

Veel mensen houden ervan de vogels in hun tuin te voederen. Mijn moeder ontbijt elke ochtend met zicht op vet- en andere vogelbolletjes, waar mezen en mussen zich te goed aan komen doen. Af en toe duikt er een grote bonte specht of een eekhoorn op. Op de grond onder de voederbolletjes pikken roodborstjes en vinken gevallen stukjes op.

Mussen waren vroeger niet acrobatisch genoeg om van voederbollen te kunnen profiteren, maar ze hebben geleerd hoe ze met hun lijf moeten jongleren om aan het gemakkelijk beschikbare eten te geraken. Roodborsten proberen dat soms ook, maar het lukt hen nog niet zo goed. Speciale voedersilo’s zijn handiger voor deze beestjes. De meesteracrobaat is uiteraard de eekhoorn. Het is adembenemend in welke bochten hij zijn lijf kan wringen om aan het eten te geraken!

Vogels voederen is goed voor jong en oud.

Veel mensen met tuinvogels zijn – terecht – bezorgd om het welzijn van de diertjes. Ze vragen zich af of het een probleem is om het hele jaar door vogels te voederen. Het antwoord op die vraag is kort en krachtig: nee! Er is de jongste jaren uitgebreid onderzoek gedaan naar de kwestie. Natuurvriendelijke voederleveranciers hebben die studies gelezen en bieden nu aparte voeders aan voor zomer en winter.

Want er is een ‘maar’ aan het ongebreideld voederen. Wat vogels nodig hebben in de winter is niet hetzelfde als wat ze in het broedseizoen nodig hebben. Zelfs de kleine jongen van in principe zaadetende vogels, zoals mussen, hebben minstens de eerste week van hun leven insecten nodig, omdat ze nog niet in staat zijn zaad te verteren. Vogelouders die niet beter weten en hun jongen blijven voederen met het van veel vet voorziene wintervoeder, zullen hun kroost zien sterven.

Een lezer schreef me vorig jaar dat hij de dode pimpelmeesjes in zijn nestkast had opengesneden. Hij had vastgesteld dat de diertjes allemaal een prop vet met onverteerde pindanootjes in hun maag hadden, wat waarschijnlijk de doodsoorzaak was. Oudervogels moeten leren (of weten) dat ze voor zichzelf de vetrijke voeding kunnen gebruiken, maar dat ze voor hun jongen insecten moeten zoeken. Vogelvoeder kan wel tijdswinst opleveren, want voor zichzelf hebben ze dan een gemakkelijk bereikbaar buffet à volonté ter beschikking, zodat ze mogelijk meer tijd hebben om insecten voor hun jongen te gaan vangen.

Het is dus warm aanbevolen om vetbollen met pinda- en andere nootjes uitsluitend in de winter aan te bieden, en in het broedseizoen vogelbolletjes vol eiwitten en kalk op te hangen, want dat sluit het beste aan bij wat jonge vogeltjes binnenkrijgen met hun klassieke voeding van insecten. Onze meesjes worden in natuurlijke omstandigheden bijna uitsluitend met rupsen grootgebracht. Meelwormen op een voederplank zijn een waardig alternatief voor vogelbolletjes. (Het is ook aanbevolen geen bollen in plastic netjes op te hangen, want dat is milieuonvriendelijk.)

Meelwormen waren de extra voeding die werd aangeboden in een wetenschappelijk experiment, waarvan de resultaten onlangs gepubliceerd werden in The Journal of Applied Ecology. Een onderzoekster bestudeerde intensief een kleine populatie van de Amerikaanse roodkeelsialia, een mooie en algemene lijsterachtige vogel die zich soms wat gedraagt als onze mezen. Zo broedt hij graag in nestkasten, wat het onderzoek gemakkelijker maakte.

De voornaamste conclusie van het speurwerk was dat het extra voedsel niet alleen de conditie van de oudervogels bevorderde, maar ook de weerstand van de jonge vogeltjes tegen nestparasieten. Nesten van de roodkeelsialia kunnen vergeven zijn van de bloedzuigende larven van een parasitaire vlieg. Er kunnen er meer dan honderd in één nest vertoeven. Ze boren allemaal een gaatje in de blote huid van de jonge vogeltjes om er bloed uit te zuigen. In principe reageert de afweer van de diertjes er niet op, maar ze overleven het bloedverlies wel, hoewel ze daardoor wat verzwakt de wijde wereld moeten intrekken.

Maar als de ouders extra gevoederd werden, kregen ook de jonge vogeltjes extra voeding, waardoor ze hun energieverslindende afweer naar een hoger niveau konden draaien. De afweercellen reageerden dan meteen op het boorwerk van de parasiet door de wonde snel af te sluiten, zodat de vliegenlarve niet aan het bloed kon. Niet alleen verminderde het aantal parasieten in een nest daardoor met liefst 75 procent (want ze verhongerden), maar de jonge vogeltjes vertrokken ook sterker uit het nest, zodat hun overlevingskansen verhoogden. Het is uiteraard niet uitgesloten dat iets vergelijkbaars opgaat voor andere vogelsoorten, zoals onze mezen.

Massaal vogels voederen leverde ook een mooi voorbeeld op van ‘evolutie in actie’. In Science verscheen twee jaar geleden een intrigerende studie over koolmezen in Engeland, waar vogels in de tuin voederen nog veel populairder is dan bij ons. De gemiddelde snavel van een koolmees in leefomstandigheden met veel extra voedsel is er een millimeter langer dan die van ‘normale’ koolmezen. Die extra millimeter maakt het gemakkelijker om aan het voeder in sommige vogelvoerinstallaties, zoals voedersilo’s, te kunnen. De verandering kon in de genen worden vastgesteld – darwiniaanse evolutie in beeld gebracht. Het gaat om genen vergelijkbaar met deze die bij ons de vorm van het gezicht bepalen. De verlenging van de mezenbekjes werd trouwens op amper een kwarteeuw gerealiseerd!

Vogels gaan zich niet, zoals velen van ons, overeten in schranspartijen. Ze hebben een natuurlijke rem op eten als ze geen honger meer hebben.

Er zijn mogelijk nog andere effecten van het bijvoederen op de volwassen vogels. Veel mensen vragen zich af of ze de diertjes er niet lui en vadsig van worden. Gelukkig voor meesjes en andere vogels is lui en vadsig worden een typisch menselijke eigenschap. Vogels gaan zich niet, zoals velen van ons, overeten in schranspartijen. Ze hebben een natuurlijke rem op eten als ze geen honger meer hebben. Bij ons wil die het onder druk van de overvloed wel eens wil begeven.

Zorgt bijvoederen voor een toename van populaties? Uiteraard, zeker in stadspopulaties, dat is eveneens wetenschappelijk bewezen: vogelpopulaties in een context met quasi continu extra voeding nemen in aantal toe, terwijl dat in een context zonder bijvoederen niet het geval is. Dat bleek uit een Britse studie gepubliceerd in Nature Communications. Het is een invulling van een klassieke wet uit de ecologie: hoe meer eten er is, hoe meer dieren er komen.

Dat is iets wat mijn vrienden de jagers maar niet lijken te begrijpen. Ze denken nog altijd dat ze door het bijvoederen van everzwijnen in een bos de druk op nabij liggende maïsvelden kunnen verminderen, omdat ze de everzwijnen van het veld naar het bos lokken. Terwijl het effect natuurlijk is dat er gewoon meer everzwijnen komen, omdat er meer eten is. Maar die harde wetenschap past helaas niet in hun beperkte denkpatroon.

Dus, als slotsom: voeder uw vogeltjes ook in de lente gerust bij, maar denk een beetje na over wat u ze aanbiedt! De diertjes zullen u dankbaar zijn (hun parasieten iets minder).

Partner Content