Gerald Driessens

‘Waar zijn onze tuinvogels? Voeder regelmatig maar doordacht’

Gerald Driessens Vogelexpert bij Natuurpunt

‘De afgelopen weken viel de regen met bakken uit de lucht, en zelfs een toefje sneeuw. En wat zien we in onze tuin? Weinig vogels’, schrijft Gerald Driessens van Natuurpunt. ‘Hier en daar een roodborstje, een mees of twee, en een enkele vink. Maar geen merels, geen kepen. Wat is er aan de hand?’

Vogels komen vooral naar de tuin wanneer ze in hun natuurlijke biotoop moeilijk aan voedsel geraken. En naar de tuin komen, is voor veel vogels een drempel, want van nature zijn de meeste vogels bang van mensen. Daarnaast zien we vaker dan vroeger zachte winters, ook in de landen ten noorden van ons. Daardoor hoeven vogels niet meer helemaal tot bij ons te komen om aan voedsel te geraken.

Geen paniek

Dit is een rechtstreeks en zichtbaar gevolg van de klimaatverandering, maar in dit geval niet noodzakelijk slecht voor de betrokken vogels: ze moeten namelijk minder grote verplaatsingen maken. Dat scheelt een pak energie, en ze moeten niet al die gevaren trotseren tijdens de lange en voor veel (jonge) vogels onbekende reisweg.

De bonte kraai was vroeger een normale wintergast in het noorden van Vlaanderen, maar nu is het haast een dwaalgast geworden met nauwelijks enkele waarnemingen per jaar. Ook veel exemplaren van gewone soorten die het hele jaar door in de tuin te vinden zijn, komen in feite van ver uit het noorden (of noordoosten) naar hier: vink, koolmees, pimpelmees, roodborst, heggenmus, merel, groenling,… Maar ook voor deze soorten geldt dat dat hoe langer hoe minder het geval is.


Ook de hoeveelheid zaden die bomen zoals beuk, berk, eik en els aanmaken, speelt een rol. Afhankelijk van die zaadproductie slaan meer vogels aan het trekken, en trekken ze verder. Maar er zijn ook mindere jaren, en dit jaar was er zo een.  

Voldoende voedsel

Misschien moeten we als tuinvogelliefhebber ook een beetje blij zijn: veel vogels komen pas naar de tuin wanneer ze een zekere vorm van ontbering voelen, omdat ze niet anders kunnen. Weinig vogels in de tuin betekent (voor sommige soorten althans) dat ze voldoende natuurlijk eten vinden en dat ze het dus best naar hun zin hebben. Natuurlijke voeding blijft tenslotte gezonder en gevarieerder dan het door ons aangeboden alternatief, dat in massa (en niet-biologisch) wordt geproduceerd.

In barre omstandigheden maakt het voedsel dat we aanbieden wel het verschil tussen leven en dood. Een vast en regelmatig voedselaanbod biedt goede garanties aan vogels: ze moeten minder lang naar eten zoeken in de kou en vooral tijdens de ochtenduren kan zo’n voederfestijn het verschil maken.

Boomklever

Boomklever (foto: Michel Viskens)

Hoe moeten we voederen en is dat nodig?

Zeker en vast! Maar doe het doordacht.
Strooi geen grote hoeveelheden bij aanhoudende regen, want die worden nat. Als zaad te lang blijft liggen, wordt het door verschillende soorten opgepikt. Dat verhoogt de kans op het verspreiden van besmettelijke ziektes, zoals Trichomonas. Dat is een parasitaire ziekte die veel slachtoffers maakt bij o.a. groenlingen en houtduiven.

Hygiëne op de voederplaats is daarom noodzakelijk. Verwijder oud voedsel dat blijft liggen. Zorg dat zaden en granen droog blijven door ze op een overdekte voedertafel te strooien. Voorzie een appeltje meer, hang pindasnoeren en vooral: vermijd vetbollen bij zachte temperaturen en vochtig weer. Die worden wak, kunnen gaan beschimmelen of zelfs ontkiemen.

Groenling – Foto Michel Viskens

Aanpassen aan het weer

De komende dagen blijft het nog even fris en kunnen we ons voedergedrag weer aanpassen. Als de bodem bevriest krijgen sommige soorten het moeilijker en zijn vetbollen wél aangeraden. Blijft het droog dan kunnen we wel wat meer zaden en granen aanbieden rond de voedertafel. Vergeet ook het insectenvoeder niet, want daarmee bedien je weer de soorten die het niet zo hebben met granen en zaden. En hoe gevarieerder het voedsel in je tuin, hoe verrassender de soorten die er opduiken. Later in de week zou het weer zachter maar ook natter worden, het signaal om zuiniger en regelmatiger te strooien, afgemeten op de consumptie.

Als je dagelijks voedsel aanbiedt, is de kans veel groter dat je tijdens Het Grote Vogelweekend een mooie telling bijeen scharrelt. Een extra tip is dat je voedsel best op vaste tijdstippen aanbiedt. Best wanneer het licht wordt en nog eens in de late namiddag, nog voor het licht weer afneemt. Ook vogels hebben een ritme, en de vaste vogels rond jouw tuin leren dat verassend snel kennen.

(Lees verder onder het artikel.)

Op de voedertafel zien we nu voornamelijk kauwen, eksters, houtduiven en spreeuwen: zij zijn minder bang van mensen, snel vertrouwd met hun omgeving en schakelen makkelijk over op ander voedsel. Bovendien leven ze in groep en zijn ze samen sterker. We vinden het misschien wat te normaal dat deze soorten er zitten, maar zij vormen een zeer belangrijke signaalfunctie naar andere, meer schaarse soorten, want waar veel vogels zitten, is het goed… en veiliger.

Maar tegelijk zijn er maar zijn weinig wintervogels op de voedertafel, zoals kepen, terwijl ze in sommige landsdelen wel met honderden samen troepen. We zien als tuinvogelliefhebber dus slechts een fragmentje van het volledige verhaal. Vogels zijn erg mobiel en een verplaatsing van enkele honderden kilometers is voor vele soorten de normaalste zaak.

Gerald Driessens is vogelexpert bij Natuurpunt Studie.

Tel jij op 28 en 29 januari ook mee de vogels in je tuin of op je balkon? Alle info vind je op www.vogelweekend.be. 

Partner Content