Beestenboel: de dagpauwoog puurt succes uit klimaatopwarming en stikstofoverlast

© Getty Images
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Zowel de klimaatopwarming als de stikstofoverlast is gunstig voor de dagpauwoog.

Met vier blauwige ogen op zijn roodbruine vleugels is de dagpauwoog een van onze mooiste vlinders. Algemeen wordt aangenomen dat de ogen een manier zijn om vlindereters af te schrikken. Verrassend voor een vlinder is dat dagpauwogen, als ze bedreigd worden, een sissend geluid produceren met hun vleugels. Als hij zijn vleugels dichtvouwt, is een dagpauwoog bijna onzichtbaar – hij is dan uniform bruinzwart. De rupsen zijn zwart met witte spikkeltjes. Zij zijn beschermd door stekels op hun lichaam.

Misschien zijn de ogen ook een element om indruk te maken op potentiële partners. Mannetjes verdedigen vliegend een territorium, waarnaar ze een vrouwtje proberen te lokken. Ze zijn heel actief in de voortplantingstijd, want de periode waarin een vrouwtje vruchtbaar is, is klein. De evaluatie moet dus snel gaan, zodat er geen tijd is voor een uitgebreid vooronderzoek. De vleugelogen kunnen daarbij helpen.

Een vrouwtje legt honderden eitjes, vooral op brandnetels – de lievelingsplant van de rupsen. De duur van de cyclus van eitje naar volwassen vlinder hangt af van de weersomstandigheden, maar als alles goed zit kan hij in twintig dagen (in plaats van dertig à zestig) rond zijn. Dagpauwogen overwinteren als vlinder, wat maakt dat ze in het voorjaar een van de eerste vlinders zijn die zich laten zien. Ze komen in tuinen voor, waardoor ze voor veel mensen een eerste signaal van de lente zijn. Op bloeiende vlinderstruiken zitten soms tientallen dagpauwogen, dikwijls met grote verschillen in slijtagepatronen op hun vleugels – hun vliegtijd is beperkt door wat hun vleugels aankunnen.

Sinds 2005 planten dagpauwogen zich bij ons twee keer per jaar voort in plaats van één keer.

In The Journal of Animal Ecology werd de dagpauwoog vermeld als een vlinder die moeite heeft om zijn lichaamstemperatuur onder controle te houden in hittegolven, waardoor hij meer dan andere soorten zou gaan lijden onder de klimaatopwarming. Er werd aanbevolen om in tuinen schaduwrijke plekjes aan te leggen, waar de soort voor de zon kan schuilen.

Maar een studie in het vakblad Insects van onder meer bio-ingenieur Marc Herremans, tot voor kort chef van de studiedienst van Natuurpunt, stelt net dat de dagpauwoog profiteert van de opwarming. Vroeger kon hij bij ons elk jaar slechts één vlindergeneratie voortbrengen, maar tegenwoordig komt er na de lentegeneratie nog een herfstgeneratie bij. Dat werd voor het eerst vastgesteld in de jaren 1976 en 1989 – toen was het uitzonderlijk warm. Sinds 2005 is het de regel, hoewel het sommige jaren nog eens misloopt, zoals in 2018 toen het in de zomer zo droog was dat de brandnetels massaal verdorden en de rupsen geen voedsel hadden.

Vroeger werd 5 procent van de waarnemingen van dagpauwogen in Vlaanderen in de herfst gedaan, nu is dat 30 procent. De langere vliegtijd door het warmere weer en de kortere tijd om eitjes te laten uitgroeien tot vlinders zijn samen verantwoordelijk voor de verdubbeling van de voortplantingsmogelijkheden. Vroegen haalden de eitjes van de zomervlinders nooit de volwassen fase. Nu gaan vlinders uit de eerste en tweede generatie samen de winter in.

Om het nog straffer te maken halen de rupsen voordeel uit het feit dat brandnetels tot de weinige planten behoren die profiteren van de stikstofoverlast in ons landschap. De dagpauwoog is dus een soort die succes puurt uit de sluipende aanslagen van de mens op zijn leefmilieu.

Partner Content