‘Met alleen duur jargon over gelijke rechten, gelijke kansen en een veilig klimaat komen we nergens’

Vrouwenmars op 20 januari 2018 in San Francisco. De #Metoo-beweging gaat in tegen genderongelijkheid.
Jan Lippens
Jan Lippens Freelancejournalist

Professor Sociale wetenschappen Karin Hannes (KU Leuven) noemt het verhaal van Saskia De Coster over grensoverschrijdend gedrag in de academische wereld ‘het topje van de ijsberg, want de problematiek gaat veel breder dan #MeToo’.

Professor Hannes grijpt het gefictionaliseerde verhaal over grensoverschrijdend gedrag aan om een volgens haar structureel probleem binnen de universitaire wereld aan te kaarten: vooringenomenheid ten aanzien van vrouwen die niet zelden discriminatie in de hand werkt.

Het verhaal van Saskia De Coster en haar lotgenotes is geen uitzondering in de academische wereld?

Karin Hannes: Wat Saskia De Coster beschrijft is uiteraard heel zwaar seksueel grensoverschrijdend. Ik begrijp de vorm die ze kiest om haar verhaal te brengen. Nog al te vaak houdt de universiteit daders van dat soort delicten de hand boven het hoofd. Wie daarover getuigt, koopt zich daar meestal geen krediet mee. Maar dat is slechts het topje van de ijsberg, want het probleem zit nog veel dieper en het is structureel. Misbruik ontstaat altijd vanuit een ongelijke machtsverhouding. Wie op de werkvloer een verschil wil maken, moet oog hebben voor dat soort destructieve verhoudingen. Met alleen duur jargon over gelijke rechten, gelijke kansen en een veilig klimaat komen we nergens. We verliezen teveel ambitieuze, talentvolle vrouwen die zich binnen de academische cultuur niet thuis of niet veilig voelen. Diegenen die blijven, ontwikkelen na verloop van tijd een reeks van overlevingsstrategieën om hun professionele passie te kunnen blijven nastreven.

Wat zijn die mechanismen?

Hannes: Sommigen adopteren de stijl die hen wordt ‘voorgeleefd’: denk zoals een man, gedraag je zoals een man, het doel heiligt de middelen. Anderen schaven hun gedrag na een tijdje bij om binnen het geijkte verwachtingspatroon te vallen. In het meest extreme geval is dat tais-toi et sois belle, deel worden van de zwijgende massa. Vrouwen die zich boos maken krijgen nog al te vaak de stempel van emotioneel instabiel, of in het slechtste geval van de spreekwoordelijke bitch. Terwijl het net een signaal zou moeten zijn om in actie te schieten. De consequentie van zwijgen of niets doen, is dat men accepteert dat mannelijke collega’s meer netwerkkansen krijgen; dat vrouwen systematisch slechtere onderwijsevaluaties zullen hebben die hun promotiekansen ondermijnen; dat de naam van een vrouw op een onderzoeksvoorstel al meteen betekent dat het minder kans maakt op financiering.

De context moet juist zitten. Ik heb de indruk dat mannen daar minder gevoelig voor zijn.

Karin Hannes, professor

Het wetenschappelijk bewijsmateriaal dat deze vaak onbewuste vormen van discriminatie aantoont, is overdonderend. Zo dienen mannen bijvoorbeeld een promotiedossier in op het moment dat het reglement dat toelaat. Vrouwen doen dat pas op een moment dat ze denken om een reële kans te maken. Dan wil je toch niet stranden met het commentaar dat je mannelijke collega met een gelijkwaardig dossier de promotie kreeg, omdát hij twee jaar vroeger zijn dossier indiende? We slagen er dus blijkbaar niet in om die wetenschappelijke inzichten te vertalen naar de werkvloer. En dus trekken veel vrouwen zich na verloop van tijd uit de academische wereld terug, omdat ze het beu zijn.

Dat is toch een puur defensieve houding?

Hannes: Inderdaad, maar het is een kwestie van zelfbehoud. Vrouwelijke academici zoeken naar een manier om met een werkcultuur om te gaan die hen niet als gegoten zit. Vergelijk het met middelpuntvliedende kracht, een fenomeen dat veel vrouwelijke academici wegduwt van het centrum. Terwijl we net op zoek moeten gaan naar de middelpuntzoekende kracht die ervoor zorgt dat we allemaal richting dat centrum bewegen, naar het hart van het academisch milieu. De jongste drie jaar heb ik niet minder dan zeven collega’s zien vertrekken, overwegend vrouwen. Niet omdat ze hun job niet graag doen, maar omdat ze constant tegen die heersende cultuur moesten opboksen. Misschien zijn vrouwen meer gericht op solidariteit, eerder dan op competitiviteit?

De context moet juist zitten. Ik heb de indruk dat mannen daar minder gevoelig voor zijn. Het is een indicatie van welke extra-inspanningen nodig zijn. Meer rolmodellen en meer vrouwelijke sprekers op het podium zou al een flinke stap vooruit zijn. Een aantal jaren geleden ontwikkelden wetenschappers een app waarmee de spreektijd in vergaderingen kon worden gemeten. Wel, daaruit blijkt dat vrouwen niet alleen minder spreektijd krijgen, maar ook vaker onderbroken worden of dat hun ideeën geparafraseerd worden door mannelijke collega’s, die er dan de credits voor krijgen. Zo houd je bestaande machtspatronen in stand.

Helpt het om die middelpuntvliedende krachten, inclusief extreme uitwassen van grensoverschrijdend gedrag, aan te klagen in een gefictionaliseerd verhaal? Waarom niet man en paard noemen?

Hannes: Alle vrouwen hebben het recht om hun verhaal te doen op hun eigen creatieve manier. Sociale fictie is zelfs bij uitstek een vorm die toelaat om over menselijk gedrag en menselijke interacties te speculeren, zonder dat het directe schade berokkent. Met sociale fictie raak je gemakkelijker een emotionele snaar die het verhaal doet beklijven. Je bereikt er een breder publiek mee om gevoelige topics toch aan te kaarten. Dat is de kracht van sociale fictie. Er worden overigens internationaal goede resultaten gehaald met het gebruik van sociale fictie in universitaire onderwijsprogramma’s. Opvallend veel vrouwen gebruiken die techniek. Ze blinken uit in het beschrijven van complexe emoties en dat zorgt voor herkenbaarheid bij het publiek. Creatief schrijven maakt overigens stevige opgang in de academische wereld en het verhaal van Saskia De Coster is daar een goed voorbeeld van.

Terug naar de inhoud van haar verhaal: is die voor u herkenbaar?

Hannes: Ja, niet alleen dat #MeToo-aspect, maar zeker ook het paternalisme van de professor dat ze aanklaagt. Mannelijke collega’s die denken te weten wat goed voor ons is. De perceptie dat vrouwen moeten worden geholpen om beter met hun situatie te kunnen omgaan. We kijken ernaar met een gezonde dosis cynisme of we lachen eens vriendelijk met de goedbedoelde geste om ons een coach aan te smeren die ons psychisch welzijn kan verbeteren als we het allemaal even niet meer verdragen. Op kosten van de faculteit uiteraard. Wat willen we nog meer?

Alleen dat topje van de ijsberg wegnemen, zal voor vrouwen in de academische wereld dus niet veel veranderen. Je hebt aan de universiteit steeds meer vrouwen en dat is op zich een positieve evolutie, maar ze zitten veel te weinig op de echelons die er toe doen. Ze geraken niet of veel te traag in beleidsfuncties waardoor traditionele culturele patronen worden bestendigd. We moeten ons als vrouwen veel meer boos maken over structurele mechanismen van uitsluiting, seksisme, gender bias en regelrechte discriminatie, in plaats van beleefd onze wijsvinger op te steken om het woord te vragen.

We kunnen dat als een kracht gebruiken om de academische cultuur, of noem het maar de chemische samenstelling ervan, grondig te herschikken. Er is daar immers niets natuurlijks aan. Onze universiteiten hebben dat begrepen en investeren sterker in diversiteitsbeleid, maar het sijpelt allemaal veel te traag door naar de werkvloer. Verandering komt nooit vanzelf. Dus ben ik voor quota’s voor vrouwen. Hoe sneller ze op die hogere echelons zitten, hoe groter de kans dat we de machtsbalans in evenwicht kunnen brengen. Een gezonde spanning tussen mannen en vrouwen levert immers mooiere wetenschappelijke vruchten af, daar ben ik van overtuigd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content