Necrologie: Simon Vinkenoog

Simon Vinkenoog is sinds 11 juli doodgezongen. Maar zelfs wie na hem dicht en de poëzie promoot, heeft druppels van zijn gezangen in de aderen.

FAITS DIVERS

Je est un autre.
Arthur Rimbaud

ik ben een vreemde in eigen bloed
mijn hartslag klopt aan andere deuren
van het schuim der goden herken ik de kleuren
maar het is ik die mij huiveren doe

het zijn de eigen ogen die mijn breken
en de stenen
die als ontluikende bloemen
langzaam aan mijn ingewanden groeien

ik ben verdronken in dit drijfzandlied
van waaruit duizend doden smeken:

– in dit naaktlandschap dat leven heet
drijft doodgezongen de tijd uiteen –
kringen verleden zonder heden
woorden klanken gestamel


De op 11 juli overleden Amsterdamse dichter Simon Vinkenoog (18 juli 1928) was een prediker. Het gekozen gedicht is daar een goed voorbeeld van. Dat het een jeugdgedicht uit zijn eerste bundel uit 1950 is, Wondkoorts, maakt het des te merkwaardiger. Het toont aan dat hij al op jonge leeftijd een eigen visie had en een dwars karakter bepleitte.

De doorbraak van de Amerikaanse Beat Generation heeft hem in de jaren zestig een erkenning als profeet bezorgd. Door toedoen van Vinkenoog kregen de leden van de Beat Generation voet aan de grond in Nederland, en later in Vlaanderen.

Van Allen Ginsberg vertaalde Vinkenoog gedichten die in 1973 bij Uitgeverij De Bezige Bij verschenen onder de titel Proef mijn tong op je oor. Het adagium waaronder de bundel verscheen waren twee versregels geplukt uit Howl: ‘Schroef de sloten van de deuren los! / Schroef de deuren zelf van hun stijlen los!’ Twee dagen voor zijn overlijden maakte hij nog plannen om Ginsberg opnieuw de belangstelling in te zwieren met vertaling van later werk.

Vinkenoogs visie heeft met de jaren niets aan kracht ingeboet. De literaire hippie par excellence bleef de pleitbezorger van de vrije liefde en het gebruik van soft drugs ten dienste van liberté, égalité, fraternité.

Naast prediker was Vinkenoog een zendeling. Zijn hele leven heeft hij ten dienste gesteld van gelijkgestemden, soms ten nadele van zijn eigen carrière. De eerste openbare literaire daad was de samenstelling in 1951 van de bloemlezing Atonaal, waarvan de titel alleen al een magische klank kreeg. ‘Iets dat uit de toon valt’, zei Vinkenoog er van in 1971. De bundel bracht werk bijeen van Hans Andreus, Remco Campert, Hugo Claus, Jan G. Elburg, Jan Hanlo, Gerrit Kouwenaar, Hans Lodeizen, Lucebert, Paul Rodenko, Koos Schuur en eigen werk.

Op 28 februari 1966 was Vinkenoog de inspirator en presentator van Poëzie in Carré, een dichtersavond die hij op één maand organiseerde en opdroeg aan Paul van Ostaijen. De 25 dichters kregen elk zeven minuten, en wie van hen de maat overschreed, werd door Simon met een belletje tot de orde geroepen. Want al was zijn denken wild en woest, zijn organisatorische aanpak viel op door orde en tucht.

Zes maanden later, op 27 september, deed hij de zaak over in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, onder de benaming Poëzie in het Paleis. Gust Gils ging op de vuist met Jan Berghmans, Hugues Pernath was zo dronken dat hij niets eens wist wat hij voorlas en Johnny van Doorn, toen nog Johnny the Selfkicker werd gearresteerd wegens obscene gebaren en het bezit van een paar gram hasj.

De Nederlandse ambassadeur dreigde met een cultureel conflict Nederland/België. Johnny werd fluks vrijgelaten. De heisa zorgde voor een dip bij Simon en was het begin van een lange stilte op het poëziepodium. In 1973 werd de stilte doorbroken met de eerste Nacht van de Poëzie. Hij las niet alleen zijn gedichten voor op het podium maar freakte ook uit in de wandelgangen.

In de bundel die kort na Poëzie in Carré verscheen, en waarin van elke dichter een paar gedichten verschenen, samen met oneliners uit de recensies, verwoordde hij zijn maatschappelijk engagement als volgt: ‘Op het idee berust geen auteursrecht; deze manifestatie werd mede opgezet met de bedoeling identieke gebeurtenissen te stimuleren en aan te moedigen.’

Daarin is hij ten volle geslaagd. Maar de betekenis van Vinkenoog voor de Nederlandse literatuur van de tweede helft van de 20ste eeuw heeft nog een derde laag. Alle brieven, artikels, tijdschriften, pamfletten, boeken van zijn hand, waaraan hij meewerkte, van ver of nabij, bewaarde hij. Het pand op de Amsterdamse Weesperzijde leek meer op een archief dan een woonhuis. Gelukkig is niets verloren gegaan. Na een zoveelste financiële dip heeft Amsterdam boedel en inboedel gekocht.

Simon Vinkenoog is sinds 11 juli doodgezongen. Maar zelfs wie na hem dicht en de poëzie promoot, heeft druppels van zijn gezangen in de aderen.

Guido Lauwaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content