Goed nieuws. De hysterie van de Dutroux-dagen is voorbij! En het heeft op het eind zelfs nog iets positiefs opgeleverd ook, zo meldden onlangs in De Standaard speurders van zedenzaken. De onderzoeken gebeuren nu grondiger, de echte slachtoffers en daders worden gemakkelijker en sneller van de pseudo’s gescheiden. Er geschiedt meer en betere gerechtigheid, kortom.

Zodra de heksenjacht voorbij was, en een eenzame, kalende man in het park weer gewoon een eenzame man werd, kwam de redelijkheid. Terug, ben je dan geneigd om te zeggen, maar dat klopt niet: de redelijkheid kwam niet terug, ze kwam er pas ná de catharsis, nadat er eens stevig aan de boom werd geschud. Leren gaat nu eenmaal van au.

Het past niet meer om het te zeggen wellicht, maar de Witte Mars heeft de samenleving iets bijgebracht. We zijn met z’n allen een beetje meer realist geworden, wijzer en alerter. Een beetje meer mens dus.

Niet zo de politiek. Die heeft het leergeld van de Dutroux-dagen verbrast. De roep om een nieuwe politieke cultuur, overigens al in diverse partijen geopperd voor 1996, was niets meer en zeker niets minder dan een kritische interpellatie van de Wetstraat. Een vraag naar minder ‘politiek om de politiek’, meer oog voor het algemeen belang, degelijker wetgevend werk, een betere democratie. Een begin kon zijn: minder cumul en dienstbetoon, twee potentiële broeihaarden van belangenvermenging en politiek op z’n smalst. Een betere mix ook van representatieve en meer directe vormen van democratie. Liever een zeker in het begin wat moeizame dialoog – want ach, al die verzuring, meneer! – dan een slechte monoloog.

Die NPC werd door politici die er geen belang bij hadden, belachelijk gemaakt. En door utopisten en hysterici, Savonarola’s, in NPC-hoogmissen mede kapot gemaakt. Bij- werd hoofdzaak. Wit werd witter gekalkt om het daarna des te beter te kunnen besmeuren. Verliezer: de realisten. En de democratie bleef zitten met het badwater.

Plots werd een minimum aan zelfkritiek navelstaarderij. In de Wetstraat is de redelijkheid inderdaad terug gekomen. ‘De Nieuwe Politieke Cultuur is begraven’, zei Siegfried Bracke op 8 oktober 2000. En hij deed er een strikje om. Zo ook Guy Verhofstadt (VLD) met de aflijvige Paul Vanden Boeynants (PSC). For they are all honourable men. Jos Geysels (Agalev) hierover: ‘Over de doden niets dan goeds, akkoord, maar je moet er toch je kritische zin niet bij verliezen.’

Er is nooit een Belgische ziekte geweest. Er mag weer gezwetst worden in de Wetstraat. Ook Herman De Croo is weer gewoon een picaro en een staatsman bovendien. De kampioen van het dienstbetoon stond dan toch dichter bij het volk dan al die Witte Ridders. Zeker, zo schijnbaar dicht bij het volk als Bracke & Crabbé en Big Brother, Freya en Betty samen.

Dat er tussen schurken en heiligen, tussen ‘het land van duizend schandalen’ en een onleefbaar clean utopia een heel veld ligt waarop mensen – politici, journalisten, wie dan ook – zo goed en zo kwaad mogelijk hun werk moeten proberen te doen, ho maar.

De Witte Mars is aan de Wetstraat voorbijgegaan. De politiek is gelukkig gespaard gebleven van guillotines, maar helaas ook van grondige kritiek. En zo kon de profetie, dat de NPC een stille dood zou sterven, zichzelf vervullen.

De VLD heeft vandaag zeventig cumulards. Daarvan dragen er achttien een burgemeesterssjerp.

En in De zevende dag mag ‘het volk’ een uur lang Vlaams Blok-voorman Frank Van Hecke ondervragen. Nee, dan Jürgen Verstrepen van Zwart/Wit. Matigt zich minder aan, houdt ons een spiegel voor die ons soms vleit, soms niet bevalt. Blijft niet steken in de clichés, maar gebruikt ‘zwart’ en ‘wit’ juist om dan twee uur lang te tonen dat de werkelijkheid zoveel ingewikkelder is. Verstrepen gaat de bluts en de buil niet uit de weg, maar je leert er soms nog iets van.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content