De moord op Theo van Gogh dreef een vloedgolf van wartaal door de Lage Landen. In minder tijd dan nodig om ongelovig met de ogen te knipperen, leefden we in een staat van beleg, omgeven door moslimterroristen, bedreigde en ondergedoken politici en expanderende veiligheidsdiensten. Nederlandse ministers spraken van oorlog en jihad. Aldus aangemoedigd begonnen onze noorderburen mekaars kerken, moskeeën, tempels en scholen in brand te steken. De Vlaamse media pikten graag een graantje mee. Van Gogh promoveerde postuum tot symbool van de vrije meningsuiting. Met het proces als glijmiddel schaatsten de Vlaams Blokleiders dagelijks triomfantelijk over de voorpagina’s, klagend en aanklagend dat nooit iets negatiefs over moslims mag worden gezegd. Ondertussen werd Pim Fortuyn ei zo na uitgeroepen tot Grootste Nederlander aller tijden. En alsof die opvatting over grootheid niet volstaat, kondigt het Vlaamse tijdschrift Deng meteen aan dat het niet de grootste, wel ‘de ergste mens’ van Vlaanderen wil verkiezen. Het wil de meest opvallende engerd lauweren; onbeschoftheid, brutaliteit en ongevoeligheid prijzen. Jean-Marie Dedecker, die kandideert voor het voorzitterschap van de VLD, hoopt op 30 procent van de stemmen.

Zitten we nu even in een beschavingsdipje of vallen we huilend in een gapende kloof? Hier kan enkel Monty Python troosten: always look on the bright side of life… Houden de zwarte weken een positieve les in?

Voordien ging de aandacht naar de hoofddoek. Die wordt gedragen om verschillende redenen, gaande van een religieuze overtuiging tot motivaties die vergelijkbaar zijn met degene die jongeren in de jaren zestig in een te nauwe jeans deden kruipen. Moderne mensen begrijpen dat laatste; zij begrijpen ook waarom vrouwen zich de rug krom lopen op naaldhakken; zij begrijpen zelfs magerzucht. Zij begrijpen echter niet meer waarom mensen zich, in naam van een geloof, vrijwillig beperkingen opleggen of het dragen van een hoofddoek associëren met nederigheid. Zij begrijpen zeker niet waarom iemand nederig zou willen zijn.

Na de zwarte weken denkt haast niemand nog aan de hoofddoek. Het moslimfanatisme en het risico op moslimterrorisme zijn nu reëel aanwezig en in tegenstelling tot de hoofddoek verdienen zij onze volle aandacht. De fundamentalistische islamregimes zijn een verschrikking voor hun bevolking. Zij remmen doelbewust vooruitgang af, frustreren systematisch hun jonge bevolking en kanaliseren die frustraties naar haat en agressie tegen het westen. De far right die momenteel de Verenigde Staten bestuurt, doet zijn uiterste best om dat allemaal nog aan te zwengelen.

Internationaal spelen wij niet mee, maar hier in België en Vlaanderen kunnen we wel iets doen. We hebben het religieus fanatisme al een keer bedwongen en de godsdienstoorlogen achter ons gelaten. We deden dat door een democratische, verdraagzame en open samenleving te creëren. In dat proces zijn de godsdiensten mee veranderd, veeleer bronnen van sociale bewogenheid dan van fanatisme en extremisme geworden. Waarschijnlijk wil de ruime meerderheid van de Europese moslims net dezelfde weg op, maar enkel als respect voor henzelf en hun geloof wordt verzekerd. Wie de Europese moslimgemeenschap demoniseert, speelt in de kaart van het moslimfascisme. Echte verdraagzaamheid, gekoppeld aan doeltreffende repressie van wat niet kan, blijft het beste wapen tegen fanatisme.

Wat klinkt dat prekerig zeg! Laten we realistisch zijn. De kansen op een genuanceerde en scherp doelgerichte aanpak van het ‘migrantenprobleem’ lagen goed in 1994. In 2004 zijn ze verkeken. We gaan barre tijden tegemoet, brutaler en gewelddadiger dan we ons durven voorstellen. Maar laten we ze inmiddels toch maar op één hoopje lachen, die bebaarde fanaten, samen de nieuwe verdedigers van het vrije (scheld)woord.

De auteur is professor sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel.

Door Ann Peuteman

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content