Voor de huisarts is het vaak lastig om met zijn patiënt over diabetes te praten. Daar verandert ook de diabetespas niets aan, zegt dokter Johan Wens.

Vroegtijdige opsporing van diabetes is zinvol. Maar vroegtijdige opsporing is makkelijker gezegd dan gedaan. ‘Iedereen screenen, is niet doeltreffend. We bakenen het best een doelgroep af aan de hand van enkele risicofactoren: leeftijd (vanaf 40 jaar), familiale antecedenten in de eerste lijn (ouders, broers, zussen), zwaarlijvigheid en vrouwen die een kind baarden dat meer dan 4 kg woog bij de geboorte’, zet huisarts Johan Wens de risicofactoren op een rijtje.

De opsporing van diabetes is eenvoudig. Een simpele bloedprik volstaat om de diagnose te stellen. ‘Is het resultaat positief, dan moet er steeds een tweede test komen. De gevolgen van een diabetesdiagnose zijn immers zo ingrijpend dat men zich geen vals positieve gevallen kan permitteren’, aldus Johan Wens. Een probleem waarmee de arts vaak geconfronteerd wordt bij een positieve test, is de minimalisering van het resultaat. ‘Ik had gisteren een zwaar diner’ of een soortgelijk excuus duikt dan steeds op. Wens heeft begrip voor de ontkenning door de patiënt. ‘Hij voelt zich niet echt ziek, vertoont geen symptomen en heeft geen pijn.’

Kleine inspanning

Als de diagnose is gesteld, krijgt de huisarts de zware taak de patiënt te overtuigen van de ernst van de ziekte. Een ziekte waar hij nooit van zal genezen en waarvan men enkel de progressie tracht uit te stellen. ‘Je vertelt de patiënt dat hij een zware aandoening heeft en tegelijk moet je hem zeggen dat de behandeling weinig spectaculair is: beweeg meer, eet anders en stop met roken. Met de steeds technischer wordende geneeskunde, is dit moeilijk te verkopen.’

Een patiënt die de diagnose van diabetes krijgt, heeft nood aan informatie, ondersteuning en ‘opvoeding’. ‘Ons systeem biedt de huisarts niet de mogelijkheid om deze taak terdege op zich te nemen. Alles uitleggen neemt al snel een uur in beslag. Maar de financiering voor de huisartsen voorziet niet in dit soort lange raadplegingen. Ongeacht de tijd die de huisarts ervoor neemt, kan hij slechts 18 euro aanrekenen. De overheid moet dringend werk maken van randvoorwaarden die het de huisarts mogelijk maken om deze taak te kunnen uitvoeren. Het doorsturen naar een diëtist voor het dieetluik was tot voor kort niet vanzelfsprekend omdat er geen erkende en terugbetaalde diëtisten bestonden.’

Eens de huisarts de patiënt duidelijk heeft gemaakt dat hij een ernstige ziekte heeft, moet hij erop drukken dat de aandoening onomkeerbaar is en dat hij vroeg of laat in een volgende fase terechtkomt. ‘Ongeacht of hij de voorgeschreven regels goed opvolgt of niet. Ook dat is moeilijk aan de patiënt uit te leggen: zelfs wanneer hij zich strikt aan de voorschriften houdt, komt eens het moment dat overgeschakeld moet worden op medicatie. Extra moeilijkheid: ook in deze fase heeft de patiënt niet steeds ernstige klachten.’

Betrouwbare medicatie tegen diabetes is er voldoende. Het grote probleem van medicatie bij diabetici is de therapietrouw. ‘Eens de beslissing genomen is om over te schakelen op medicatie, stopt het niet bij één pilletje per dag. Omdat ook andere problemen zoals hoge cholesterol en bloeddruk aangepakt moeten worden, komt de diabeet al snel uit op zes verschillende medicijnen per dag. Vaak loopt dat zelfs op tot tien per dag.’ Wens komt hier terug op een eerder pijnpunt: de huisarts zou randvoorwaarden moeten krijgen om de patiënt blijvend te motiveren. ‘Hij moet zijn begeleider, zijn manager worden. Maar dat is vandaag onmogelijk.’ Ook de overschakeling van medicatie op insuline-inspuitingen (derde fase) is een psychologisch moeilijk moment voor de patiënt.

Onder impuls van de Vlaamse Diabetes Vereniging en de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen nam voormalig minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (SP.A) het initiatief tot de diabetespas. ‘Dat is in de eerste plaats een hulpmiddel voor de patiënt, en geen verlengde van het Globaal Medisch Dossier dat de huisarts van hem bijhoudt. De patiënt krijgt met de diabetespas een soort opleiding in zijn aandoening. Daarnaast wordt ook ruimte voorzien voor de huisarts (en andere zorgverleners) om zijn inhoudelijke inbreng te hebben. Twee jaar na de invoering is er echter nog steeds niets in huis gekomen van de beloofde financiële vergoeding voor de huisarts.’

Van de diabetespas werden 100.000 exemplaren verspreid. ‘We weten echter niet welke patiënten ze bereiken en of ze er goed gebruik van maken. Het is wel duidelijk dat leden van sommige ziekenfondsen vlotter aan een diabetespas raakten dan van andere ziekenfondsen. De pas werd tevens beter verspreid in Vlaanderen dan in Wallonië. De diabetespas is een waardevol instrument, maar vandaag wordt het in België niet ten volle benut’, besluit Johan Wens.

Filip Ceulemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content