In Praag beraadt de NAVO-top zich nog maar eens over de toekomst van de alliantie. Wat daar ook uitkomt, het zal geld kosten.

Vladimir Poetin is er morgen, donderdag, in Praag niet bij. De Russische president kan zich dat, als erfgenaam van wijlen de Sovjet-Unie, niet permitteren. In de Tsjechische hoofdstad komen de staatshoofden en regeringsleiders van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) bijeen, en daar hoort ook een plechtig ritueel met de Russische vrienden bij. Maar de NAVO wil er onder andere ook een rits nieuwe lidstaten verwelkomen. Daar horen ook Estland, Letland en Litouwen bij, de drie Baltische landen die amper goed tien jaar geleden nog dociele sovjetrepublieken waren. En het zit het oude militaire establishment in Rusland dwars dat dit niet meer zo is. Die antieke elite heeft de teloorgang van het roemrijke sovjetimperium nog altijd niet verwerkt en houdt dat heimwee ook om politieke redenen graag in stand. In haar conservatieve ideologie roept de NAVO nog altijd grote argwaan op. Het steekt die veteranen van de Koude Oorlog dan ook geweldig om de Baltische republieken nu naar de erfvijand te zien ‘overlopen’.

De pragmatische machtspoliticus Poetin denkt daar anders over. Hij weet best dat hij diplomatiek alles te winnen heeft met een verdere uitdieping van de geprivilegieerde relatie die de NAVO met Moskou onderhoudt, op straffe van internationale marginalisering. Maar in eigen land moet hij dus nog altijd rekening houden met de gevoeligheden van de conservatieve generaals. Hij gaf dat ook te verstaan aan premier Guy Verhofstadt (VLD), toen hij vorige week op bezoek was in Brussel: dat zijn afwezigheid op de NAVO-top in Praag geen enkele vorm van afkeuring inhoudt. De alliantie knikt begrijpend en laat het topoverleg van de negentien NAVO- landen met Rusland (dat intern zelfs niet langer de bijeenkomst van ‘de 19+1’, maar die van ‘de 20’ wordt genoemd) dan ook door de ministers van Buitenlandse Zaken afwikkelen – zo zal Poetin dus niet officieel worden gemist.

russische gevoeligheden

Het einde van de Koude Oorlog heeft inmiddels de toetreding van de ex-Oostbloklanden Polen, Tsjechië en Hongarije tot de NAVO mogelijk gemaakt. Al wordt wel op de Russische gevoeligheden gelet. Net zoals met Ruslands buur Polen het geval was, wil de NAVO nu ook omtrent de Baltische republieken graag garanderen dat ze daar bijvoorbeeld geen atoomwapens zal opslaan of er iets anders in de zin heeft wat de Russen als bedreigend kunnen ervaren. Met dit drietal worden morgen ook nog Slovenië, Slovakije, Roemenië en Bulgarije in de NAVO-vriendenkring opgenomen. Macedonië, Albanië en Kroatië krijgen daarentegen een plek in de wachtkamer toegewezen, tot ze in eigen huis hun zaakjes voor mekaar hebben.

De officiële, door België van harte ondersteunde opvatting over de NAVO kiest voor een zo ruim mogelijke, collectieve defensie. Vandaar de openheid voor nieuwe leden. Het uitbouwen van ‘partnerships’ met Rusland, Oekraïne (al houdt niemand van het autoritaire regime aldaar) en de landen rond de Middellandse Zee hoort daar ook bij. De gevaren die de lidstaten bedreigen zijn tenslotte veel diffuser dan vroeger, toen alleen het Rode Gevaar te duchten viel. Brandhaarden als de Balkan of de Kaukasus en vooral de internationale terreur drongen de klassieke idee van de ‘landsverdediging’ een heel andere invulling op. En dat heeft bijgevolg ook de NAVO drastisch van aanschijn veranderd. Zo sneuvelde haast geruisloos het oude taboe op het ‘out of area’, het emotioneel en symbolisch erg geladen politieke dogma dat de NAVO zich niet moeide buiten haar eigen territorium.

’11 september’ draaide wat dat betreft niet op een al te beste ervaring uit. De lidstaten activeerden na de terreuraanslagen in New York en Washington wel het zogeheten artikel 5, waarmee ze erkenden dat de Verenigde Staten het voorwerp van agressie waren en dus op de solidariteit van de bondgenoten konden rekenen, maar daar heeft Washington verder niets mee aangevangen. Dat had zo zijn redenen. De Amerikanen hadden alleen behoefte aan een politieke steunbetuiging, zoals ze nu in Praag ook zo’n verklaring over de Iraakse kwestie geformuleerd willen krijgen. Verder wilden ze vooral de handen vrij houden. Ze hadden geen zin in de compromissen die in de NAVO-besluitvorming ingebakken liggen. In principe kan elke lidstaat daar immers op gelijke voet zijn zeg doen. Maar vooral: wat had de NAVO als zodanig operationeel kunnen bijdragen tot de oorlog in Afghanistan?

Nog altijd dragen de Europese NAVO-leden de erfenis van de Koude Oorlog mee. Hun legers zijn nog altijd gemodelleerd naar het type van de massieve, statische verdedigingsmacht die de vijand aan de landsgrenzen moet opwachten. Bij de Amerikanen lag dat altijd anders: in hun strategieën werd de oorlog nooit aan de eigen grens gestreden, maar ver overzee. De mobiliteit en flexibiliteit die de Amerikaanse strijdkrachten altijd hebben gekenmerkt, passen veel beter bij de hedendaagse defensienoden, waarbij nu eens een humanitaire actie in Afrika wordt opgezet, vervolgens een terroristenclub in Jemen moet worden opgeblazen en dan weer Saddam Hoessein uit zijn paleis hoort te worden geknald.

Kortom, als de NAVO moet worden aangepast aan de nieuwe ‘uitdagingen’, moeten de lidstaten hun zogeheten capaciteiten daaraan aanpassen, en daarin beschikken de Amerikanen over een almaar grotere voorsprong. Ze pompen nu eenmaal ook veel meer geld in hun militaire apparaat dan de Europese landen, die nog altijd stilletjes hopen een zogeheten vredesdividend te incasseren. Al heeft dat niet alleen te maken met krenterigheid of met een gebrek aan politieke wil om in de eigen defensie te investeren. De meeste Europese landen geloven nu eenmaal meer in de kracht van de politieke dialoog, in tegenstelling tot Washington, dat veel sneller geneigd is om zijn militaire superioriteit te demonstreren.

Niettemin eisen de nieuwe bedreigingen een ander type defensie en de NAVO wil de lidstaten daartoe tot enige daadkracht verplichten. Met name de VS dringt daarop aan, en niet alleen omdat de lasten zo door meer landen gedragen kunnen worden. In de praktijk blijkt dat alleen de Amerikanen kunnen instaan voor het zware lucht- en zeetransport, de gesofistikeerde logistiek of de informatiegaring, terwijl de andere lidstaten vooral grondtroepen kunnen leveren. Maar zo’n feitelijke taakverdeling leidt onvermijdelijk tot een verschillende inschatting van crisis- situaties, zowel politiek als wat de kostprijs betreft, niet alleen in geld maar ook qua risico’s die aan specifieke operaties verbonden zijn. Dergelijke, nu al merkbare verschillen in perceptie kunnen nooit de eensgezindheid ten goede komen.

De NAVO acht enige druk op de lidstaten gepast omdat het herdenken van de strategie van het bondgenootschap vooral forse investeringen in nieuwe capaciteiten vereist. Om de zaak zo concreet mogelijk te maken, confronteerde NAVO-secretaris-generaal George Robertson elke lidstaat met een reeks specifieke vragen. België kreeg er zo acht op zijn bord, waarvan het er zes positief beantwoordde, al nam dat niet elke scepsis in het NAVO-hoofdkwartier in Evere weg. De Belgische regering toont zich dan weer niet happig op de vraag van de alliantie om te investeren in een miljarden euro’s kostend grondradarsysteem, terwijl ze een creatieve oplossing zoekt voor de behoefte aan tankvliegtuigen die militaire vliegtuigen die over grote afstanden opereren, in de lucht van brandstof moeten voorzien. Pooling met andere lidstaten of leasing van dergelijke toestellen bijvoorbeeld.

POLITIEK MET ANDERE MIDDELEN

Onder veel, zo niet alle strategische, technische en budgettaire discussies waartoe de top in Praag aanleiding zal geven, sluimert ook een politiek-strategische kwestie: de verhouding tussen Europa en de VS. Want ook die is sinds de val van de Muur grondig veranderd. De EU is er sindsdien bijvoorbeeld van overtuigd dat moet worden gelet op Clausewitz’ adagium dat militair geweld de voortzetting is van de buitenlandse politiek met andere middelen. Want tegen volgend jaar wil de EU een Rapid Reaction Force operationeel hebben, een snelle interventiemacht, 60.000 man sterk, die gestalte moet geven aan haar eigen veiligheids- en defensiepolitiek. Van zo’n gemeenschappelijk beleid is in de praktijk nog niet veel te merken, waardoor Amerikanen meestal eens goed moeten lachen wanneer die interventiemacht ter sprake komt.

De NAVO blijft tenslotte een essentieel kanaal waarlangs de VS zijn zeg kan hebben in Europa, ook in de militaire dimensie daarvan. Daarom staat de oprichting van een eigen Response Force van de NAVO hoog op de Praagse agenda. Die zal ‘maar’ 21.000 eenheden tellen, maar wel een veel ruimere waaier aan opdrachten aankunnen. Zoals gebruikelijk heet het dat het ene initiatief het andere niet in de weg staat, dat zulke interventiemachten hoe dan ook worden samengesteld uit wat elke lidstaat aan troepen daarvoor wil toewijzen en dat het er maar van afhangt welke opdracht de NAVO of de EU op de schouders wil nemen. Maar dat onderlinge concurrentie natuurlijk moet worden vermeden. Vanzelfsprekend. Tot het erop aankomt natuurlijk.

Marc Reynebeau

Wie doet wat? De NAVO en de EU zijn er nog niet uit.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content