Marleen Teugels
Marleen Teugels Marleen Teugels is onderzoeksjournalist en auteur. Haar onderzoeksartikelen verschijnen hoofdzakelijk in het tijdschrift Knack. De voorbije zes jaar is ze als docent onderzoeksjournalistiek verbonden aan meerdere journalistieke opleidingen.

Gemotiveerd rusthuispersoneel werkt zich uit de naad, maar komt handen te kort voor een kwaliteitsvolle zorg. Rusthuisbewoners lijden aan ondervoeding en de helft van de dementerende bewoners wordt minstens één keer per dag in zijn bed of aan zijn stoel vastgebonden. Deskundigen luiden de alarmbel.

Delphine heeft tranen in haar ogen als ze het vertelt. Hun hele leven hebben ze voor hun huisje gewerkt. Nu moeten ze het te koop stellen. Ze woont met haar man, een terminale Alzheimerpatiënt, in een rust- en verzorgingstehuis. De kosten lopen hoog op. Elke maand moet het koppel 2500 euro op tafel leggen, een aanzienlijk bedrag. Marie en Jean zijn er zo mogelijk nog erger aan toe. Het echtpaar woont noodgedwongen gescheiden: Jean heeft een vergevorderde vorm van dementie, is zwaar zorgbehoevend en verblijft in het rusthuis. Marie woont thuis. Samen in het rusthuis leven, is voor het echtpaar onbetaalbaar. Marie slikt antidepressiva omdat ze deze situatie niet aankan.

Rusthuisbewoners betalen nochtans hoge prijzen voor hun verblijf. En de behandeling is niet die van een viersterrenhotel, integendeel. Het rusthuispersoneel loopt dag en nacht op de tippen van de tenen om de vele zwaar zorgbehoevende bewoners te verzorgen. ‘Het stoorde me dat mijn zwaar dementerende papa er soms ongeschoren bij lag’, getuigt een familielid van een rusthuisbewoner. ‘En toen we bij meneer pastoor op bezoek waren en de oude man naar het toilet moest, kwam er na lang aandringen een personeelslid zeggen dat dit niet kon, omdat ze er alleen voorstond. “Misschien kan meneer pastoor het in zijn broek doen?” Zodra een collega wat tijd had, zou ze dan zijn incontinentiemateriaal verversen.’

Veel rusthuizen zijn pareltjes. Veel personeelsleden werken zich te pletter om zo goed mogelijk zorg te verlenen. Maar op nogal wat plaatsen moeten de werknemers met lede ogen aanzien dat ze niet tegen de hoge werkdruk opgewassen zijn. In die rusthuizen dreigt een tekort aan zorg.

Bewoners moeten soms om vijf uur al in bed. Er is te weinig tijd voor het wekelijkse bad of om kleding te verschonen als de bewoner gemorst heeft. Of om nagels te knippen, of haren te kammen. Bewoners vertoeven zonder toezicht in de leefruimte omdat andere bewoners verzorging vragen. Er worden al eens foute medicijnen toegediend omdat het personeel honderd dingen tegelijk moet doen. En soms moet het personeel al eens een oudere persoon alleen laten sterven. Nieuwe bewoners vragen bovendien steeds meer zorg: veel vaker dan vroeger zijn ze chronisch ziek, en lijden ze aan verschillende kwalen tegelijk. De werkdruk neemt alleen maar toe.

Al jaren financiert de federale overheid veel te weinig bedden voor zwaar zorgbehoevende mensen (de zogenaamde RVT-bedden). De Vlaamse overheid spijst alleen een deel van de bakstenen van het rusthuis en sinds kort ook de animatiefunctie in OCMW-rusthuizen en vzw-initiatieven. De commerciële rusthuizen vallen op dit punt uit de boot. De overheid financiert de medische behandeling ( cure) ondermaats en ze blijft blind voor de groeiende prijs van de zorg ( care).

VASTBINDEN

Dat de hoge werkdruk de kwaliteit van de zorg in onze rusthuizen bedreigt, bevestigt ook Els Steeman, verpleegkundige en wetenschappelijk medewerkster aan het Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschappen (CZV) van de KU Leuven. ‘Gemiddeld de helft van de dementerende rusthuisbewoners wordt minstens één keer per dag in zijn bed of aan zijn stoel vastgebonden (fixatie), terwijl amper 19 procent van de rusthuizen er een geschreven beleid over heeft. Fixatie is nochtans niet zonder risico: het kan leiden tot een ongeval of zelfs een overlijden. Ook het psychisch en sociaal lijden van die mensen en de inbreuk op het individueel recht op vrijheid zijn niet te onderschatten. In het Verenigd Koninkrijk is fixatie daarom verboden. In België daarentegen bestaat er geen enkele richtlijn over.

Als een oudere persoon dementeert en wil weglopen, lijkt het misschien tijdsbesparend hem of haar aan bed of stoel vast te binden. Maar wat zijn hiervan de gevolgen? Die persoon is ongelukkig, want je berooft hem van zijn vrijheid. Hij wordt agressief. Hiervoor krijgt hij dan kalmeringsmiddelen. In sommige rusthuizen slikt 17 procent, in andere 65 procent van de bewoners kalmerende medicijnen.’

Een voorbeeld maakt duidelijk dat het ook anders kan. Steeman: ‘In het rusthuis Onze-Lieve-Vrouw van Antwerpen wordt nog 21 procent van de bewoners gefixeerd, tegenover 81 procent vroeger. Het rusthuis gaat prat op zijn respect voor de bewoners. Bejaarden die hier verblijven, gaan bijvoorbeeld ook af en toe mee naar de bank. Ze worden zoveel mogelijk bij het dagelijks leven betrokken. In nog andere rusthuizen kunnen personen met dementie die aan het dolen zijn veilig rondlopen in een binnentuin. Haast bij toeval hebben de bewoners daar minder nood aan kalmeringsmiddelen.’

Door het gebrek aan personeel is er ook niet altijd genoeg tijd om de rusthuisbewoners behoorlijk te voeden. Nochtans zou dit voor de zorgbehoevende oudere zelfs een verwenmoment moeten zijn. De ophefmakende studie Malnutrition, dehydratation and starvation in the midst of plenty die de Amerikaanse professor Jeanie Kayser-Jones in 2002 publiceerde, is volgens Els Steeman waarschijnlijk ook voor Vlaanderen geldig: ‘Je hebt algauw dertig minuten tot een uur tijd nodig om iemand op een veilige en voldoende manier te voeden. Omdat de rusthuizen noodgedwongen met personeelstekort draaien, is dat onmogelijk. Het personeel is vaak ook onvoldoende geschoold om voeding te geven aan bijvoorbeeld mensen met slikstoornissen.’

Het onderzoek van Kayser-Jones heeft de gevolgen van personeelstekorten voor de rusthuisbewoners in de Verenigde Staten in kaart gebracht. Zo moet een verpleeghulp overdag 7 tot 9 bewoners helpen bij het eten. ’s Avonds voedt de hulp tussen de 12 en 15 bewoners. Door het tekort aan handen worden bewoners te snel, geforceerd of zelfs niet gevoed. Het dienblad wordt dan afgevoerd, zonder dat de bewoner er iets van heeft kunnen of willen eten.

Het gevolg: 35 tot 85 procent van de rusthuisbewoners is ondervoed. Slechts 1 op 40 bewoners drinkt voldoende. Van de bewoners zit 30 tot 50 procent onder het ideale gewicht. Ondervoeding verhoogt de kans op infecties, doorligwonden, bloedarmoede, slechte wondheling en sterfte. Ondervoede bewoners worden zwak, moe, bedlegerig, apathisch en depressief.

DE IJSKAR

Bewoners die nog moeilijk kunnen eten omdat ze bijvoorbeeld weinig tanden hebben, krijgen gepureerde voeding. Die ziet er door het mixen vaak smakeloos uit. Omdat de brij weinig smakelijk is, eten de bewoners minder. Er wordt dan overgeschakeld op bijvoeding in drinkbusjes. Hiervan worden er veel meer voorgeschreven dan opgedronken. Jeanie Kayser-Jones stelde vast dat veel bewoners verzwakten en stierven, met een gewichtsdaling van 20 tot 35 procent.

‘Dergelijke situaties zijn ook in ons land denkbaar’, zegt Steeman. ‘Anderzijds zijn er in Vlaanderen meer en meer rusthuizen die deels op dit probleem een antwoord bieden. In bepaalde rusthuizen wordt gemalen voeding bijvoorbeeld niet tot één geheel gemixt, zodat de verschillende delen van de maaltijd hun kleur behouden. In sommige rusthuizen wordt met een ontbijtbuffet gewerkt, is het af en toe feest of komt de ijskar soms langs.’

Dat er iets scheef zit met de personeelsbezetting in de rusthuizen komt nu ook aan het licht in een casestudie van Joost Bronselaer en Thérèse Jacobs van het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudie (CBGS). Zij vergeleken voor het eerst de middelen en kosten in een instelling voor mensen met een diep mentale handicap enerzijds en die voor personen met dementie in een rust- en verzorgingstehuis anderzijds.

De studie bevestigt de grote verschillen in personeelsbezetting tussen beide types voorzieningen. ‘De idee bestond dat het zorgprofiel van de personen met een handicap in een instelling voor gehandicapten (een zogenaamd nursingtehuis) vergelijkbaar was met het zorgprofiel van de mensen met dementie in een rust- en verzorgingstehuis’, zegt Joost Bronselaer. ‘Toch werden er in het verleden opmerkelijke verschillen vastgesteld in de overheidsfinanciering van beide types van instellingen. Wij stelden vast dat een zorgvoorziening met een hoog aandeel aan vrouwelijke en oudere bewoners met dementie (gemiddelde leeftijd 80,5 jaar) het met aanzienlijk minder overheidsmiddelen moet stellen dan een instelling waar gemiddeld veel jonge mensen (overwegend mannen tussen 20 en 59 jaar) met een diep mentale handicap verblijven.’

In het nursingtehuis staat één personeelslid in voor één bewoner. In het rust- en verzorgingstehuis is dat één personeelslid voor twee bewoners. Bovendien zijn de medewerkers in het nursingtehuis duidelijk hoger geschoold én duurder. In het nursingtehuis beschikt 33,5 procent van de personeelsleden minstens over een diploma hoger onderwijs, tegenover 23 procent in het rusthuis. In het rusthuis heeft bijna de helft van de personeelsleden een diploma beroepsonderwijs, 16 procent een diploma lager secundair onderwijs. Het nursingtehuis geeft per cliënt dagelijks driemaal zoveel uit aan opleiding van het personeel. In het rust- en verzorgingstehuis werken hoofdzakelijk verzorgenden en verpleegkundigen, en nauwelijks opvoedkundige personeelsleden. In het nursingtehuis is dat net omgekeerd.

Voor het rust- en verzorgingstehuis voorziet de overheid geen middelen voor de directeursfunctie, onderhoudskrachten en technische functies. Dat het rust- en verzorgingstehuis de gaten in het personeelsbestand probeert te dichten, blijkt uit het relatief grote aantal uren dat vrijwilligers er voor zorgtaken worden ingezet.

UIT EIGEN ZAK

Het onderzoek van Bronselaer en Jacobs geeft ook aan dat de bewoner in een rust- en verzorgingstehuis voor zijn verblijf bijna dubbel zoveel uit eigen zak moet betalen dan de bewoner in een nursingtehuis (52 tegen 28 euro per dag). De overheid legt daar respectievelijk 128 euro en 61 euro per dag bij. De grootste uitgave in beide instellingen is de personeelskost: 136 euro per dag in een nursingtehuis, 85 euro in het rust- en verzorgingstehuis.

Is het normaal dat oudere personen zoveel euro’s uit hun eigen portemonnee moeten schudden? ‘Mensen sparen hun hele leven voor als ze oud en zorgbehoevend zijn. Maar als het zover is, mag aan dat geld blijkbaar niet meer worden geraakt’, zegt sociologieprofessor Jacobs, algemeen directeur van het CBGS. ‘In ons socialezekerheidssysteem dragen de mensen bij voor de gevolgen van hun ouderdom. Maar hoeveel hiervan zouden ze moeten terugkrijgen als ze oud zijn? In welke mate kunnen mensen zelf bijdragen voor hun levenskwaliteit als ze oud zijn? Er moeten ethische keuzes worden gemaakt. Al heeft het geen zin ethische keuzes te maken die we over 20 jaar niet kunnen hardmaken.

Vandaag wonen er in Vlaanderen 200.000 80-plussers, in 2020 zijn het er 400.000, en nog tien jaar later zullen het er 800.000 zijn. In 2050 is een vierde van de Vlamingen ouder dan 65 jaar. Elke lichte verhoging van de overheidstoelagen voor ouderen betekent een massa meer geld in de toekomst. Kunnen we dat wel betalen? Het wordt de hoogste tijd dat de overheid het Zilverfonds ernstig neemt en ervoor zorgt dat dit serieus wordt gespijsd.’

Rober Geeraerts van het rusthuis De Groene Linde in Sint-Genesius-Rode vindt het dan weer niet verantwoord dat mensen de centen waar ze hun hele leven voor hebben gespaard, moeten aanspreken om toegang te krijgen tot de kwaliteitsvolle zorg waar ze recht op hebben. ‘Er moet een engagement komen van de samenleving waardoor de overheid middelen krijgt om bijvoorbeeld de zorgverzekering zodanig uit te bouwen dat de zware kost van de ouderenzorg niet hoofdzakelijk op de individuele oudere moet worden verhaald. Dit veronderstelt meer middelen voor de ouderenzorg. Maar in een context van voortdurende belastingverminderingen is dit scenario uiteraard niet haalbaar.’

HET ETHISCHE ASPECT

‘We merken dat er financiële tekorten zijn in de hele sector van de gezondheidszorg, maar in de ouderenzorg is de situatie schrijnend’, zegt professor Bernadette Dierckx de Casterlé van het Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap (CZV). ‘Cruciaal is de visie die we hebben op oud worden en oud zijn. Die bepaalt mee hoe we de geneeskunde en de ouderenzorg organiseren en financieren.

‘Ouderdom in de westerse maatschappij gelijkgesteld met de geleidelijke aftakeling van fysieke en mentale capaciteiten. We bekijken veroudering voornamelijk als een biologisch fenomeen. In de niet-westerse wereld worden heel nadere klemtonen gelegd. Daar ligt het accent op de groei van de wijsheid en de levenservaring. De oudere persoon betekent voor de maatschappij een verrijking die niet in financiële termen kan worden omgerekend. Het persoonlijke verhaal van de oudere is er een bron van identiteit en integriteit. Volgens de Chinese filosoof Lin Yutang zou de symfonie van het leven moeten eindigen met een grote finale van rust en sereniteit, materieel comfort en spirituele voldoening: old people should grow old gracefully.’

Dierckx de Casterlé dringt aan op een ethisch debat. ‘We hebben duidelijk nood aan een grondige reflectie over waar de samenleving met haar ouderenzorg naartoe wil. Het medische model heeft de illusie gekweekt dat er voor elk probleem een oplossing bestaat. In dit model is de mens een biologisch gegeven. De geneeskunde streeft vooral naar het elimineren van steeds meer ziektes en symptomen. Het blindstaren op medisch-technische aspecten heeft geleid tot de onderwaardering van de brede waaier van niet-medische zorg. De gezondheidszorg die gericht is op het zorgen voor mensen die niet meer kunnen genezen, wordt gemakkelijk veronachtzaamd.’

Maar een rusthuisbewoner is veel meer dan een lichaam alleen. Dierckx de Casterlé: ‘Veel onderzoekers vinden daarom dat ouderen in de meeste westerse landen niet het respect krijgen waar ze recht op hebben. De vaak chronisch zieke oude mensen zijn niet de primair begunstigden van de politieke en maatschappelijke middelen.’

Uit een onderzoek bij 10.000 Belgische ziekenhuisverpleegkundigen in 2003 blijkt dat verpleegkundigen vooral de zorg voor de ander ( care) belangrijk vinden, maar dat dit slechts aan bod komt wanneer de zorgomgeving dit toelaat. Het is alsof verpleegkundigen zich noodgedwongen beperken tot de ondergrens van kwaliteit: de ‘voorgeschreven’ medisch-technische kwaliteit van de zorg. De persoon van de patiënt en zijn familie nemen in deze aanpak geen fundamentele plaats meer in. Verpleegkundigen voelen zich hier zelf niet goed bij.

Dierckx de Casterlé: ‘De grote kwetsbaarheid van hoogbejaarde mensen onderstreept het belang van de ethische verantwoordelijkheid van de zorgverleners. In de westerse cultuur gaat ouder worden meestal gepaard met een bedreiging of aantasting van drie voorwaarden om zich als persoon ten volle te ontplooien: vrijheid, respect en integriteit. Het gebrek aan respect voor de oudere persoon staat meestal in schril contrast met het immense en oprechte respect van de oudere persoon voor de zorgverlener. De huidige generatie ouderen heeft nog altijd een blind respect voor witte jassen. Als alleen het medische aspect aan bod komt en zoveel andere noden worden genegeerd, leidt dat voor de oudere persoon tot veel leed, een verlies aan vertrouwen en houvast, een gevoel van onveiligheid.

Alle mensen, ongeacht hun leeftijd, hebben de fundamentele behoefte om als uniek individu aanvaard, erkend en gewaardeerd te worden. Als dit in de ouderenzorg het uitgangspunt zou zijn, dan vormt de erkenning, het respect en de waardering van de persoonlijke integriteit van de oudere persoon een belangrijke doelstelling. Dit betekent dat men zich op de eerste plaats bewust is van de grote kwetsbaarheid van de oudere persoon en een groot respect betoont voor zijn persoon en zijn uniek zijn. Bijgevolg is het cruciaal om niet alleen de medische aspecten te zien, maar ook om de oudere persoon en zijn manier van leven en zijn te begrijpen.’

Het komt er dus op aan medisch-technische kennis te combineren met zorgzaamheid. Alleen wordt die zorgzaamheid in de rusthuizen nauwelijks gefinancierd. Bernadette Dierckx de Casterlé pleit voor de evolutie van de verpleegkundige opdracht in de richting van een skilled companionship (een professionele en zorgzame begeleiding), wat een heuse uitdaging zou moeten zijn voor de verpleegkundige wereld: ‘Maar als zorgverleners alleen middelen en mogelijkheden krijgen om de minimale medisch-technische zorg te bieden, wat hebben zij dan aan de oudere persoon als kwaliteit te bieden? De economische beperkingen tasten niet alleen de voorwaarden aan om een goede ethische zorgverlening te bieden. Ze maken het ook moeilijker om goede mensen te vinden die geïnteresseerd en gemotiveerd blijven om als hulpverlener in de ouderenzorg te werken.’

Marleen Teugels

‘Waar wil de samenleving met haar ouderenzorg naartoe?’

‘Misschien kan meneer pastoor het in zijn broek doen?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content