Honderd jaar geleden, in 1904, stierf Theodor Herzl, de auteur van het manifest ‘De Jodenstaat’ en daarmee dé grondlegger van het politieke zionisme. Hoe sterk leeft het zionisme vandaag nog bij ons? En hoe kijken joden aan tegen de vraag van de Palestijnen om binnen Israël ook een Palestijnse staat op te richten? Enkele Belgische joden spreken zich uit.

‘Nee, mijn ouders hadden me niet overtuigd’, zegt de joodse Brusselaar Rolland Westreich. Zijn stem stokt. ‘Het was mijn keuze om te vertrekken, mijn ouders zagen me niet graag gaan.’

Het wordt even stil. Hij aarzelt, en gaat dan toch voort. ‘Het was eind 1965. Ik was twintig. Het zionisme leefde heel sterk. Elke zaterdag, en elke zondag trok ik naar de jeugdbeweging. Er was er zo ongeveer één per politieke stroming, en sommige waren heel erg zionistisch. Geregeld stuurden ze kinderen naar Israël, ik ben er toen ook een paar keer geweest. Maar mijn gevoel een zionist te zijn, kwam helemaal uit mijn binnenste‘, nuanceert Westreich. ‘Ik zag het zo: je werd volwassen en je stond voor de ethische vraag: je bent joods en zionist, en wat ga je daar nu mee doen? Ik was twintig en mijn antwoord was: ik vereenzelvig me met het zionistische ideaal. Ik identificeer me met het lot van het joodse volk. Dát was voor mij zionisme.’

Rolland Westreich haalt diep adem. Nu leeft hij weer in België. ‘Twee jaar heb ik in Israël gewoond en ik wilde ook blijven. Maar mijn leven pakte anders uit. Ik trouwde, en mijn vrouw wilde terug. Ik weet niet of ik vandaag nog zou vertrekken. Ik ben ondertussen geen twintig meer, en het zionisme, daar kijk ik anders tegenaan. Ik heb het recht op een eigen leven, vind ik. Wie naar Israël wil uitwijken, zal ik niet tegenhouden. Maar zelf vind ik niet meer dat je de plicht hebt, je met een collectief, sociaal of nationaal ideaal te vereenzelvigen.’

Zijn liefde voor Israël blijft hij vandaag verdedigen. Sinds kort maakt hij ook deel uit van een Brussels discussie- en actieforum, Collectif Dialogue et Partage (een Nederlandstalige naam hebben ze nog niet). ‘Ik vond de beeldvorming over Israël sinds de tweede intifada in de media veel te eenzijdig. Bovendien was er een soort opflakkering van het antisemitisme. Ikzelf had er in Sint-Joost-ten-Node, waar ik woon, nooit mee te maken. Maar ik wilde er iets tegen doen.’ De joodse arts, Maurice Einhorn, die oprichter is van het forum, legt uit wat hij met de discussiegroep wenst te bereiken. ‘Sinds de tweede intifada drie jaar terug zijn de spanningen tussen de joodse, de Arabische en de moslimgemeenschap in Brussel toegenomen. Het conflict in het Midden-Oosten werd letterlijk naar België geimporteerd. Met onze groep proberen we daarom tussen de gemeenschappen een dialoog op gang te brengen, en de link van het probleem met het Midden-Oosten door te snijden. We hebben geen politieke bindingen, maar in de joodse gemeenschap bevinden we ons eerder op de linkerzijde van het waardenspectrum’, zegt Einhorn.

Aan beiden vroegen we hoe sterk het zionisme vandaag, honderd jaar na de dood van de grondlegger ervan, Theodor Herzl, nog leeft in de joodse gemeenschap. Hoe ervaren zij het binnen de groep van joden met wie ze te maken krijgen?

‘We staan zeker niet negatief tegenover het zionisme’, zegt Maurice Einhorn. ‘Zionisme staat vandaag in onze groep niet centraal. Sommige leden zijn voor, andere zijn neutraal. Er wordt rustig over gepraat. Waar we evenwel actief campagne tegen voeren, is tegen de huidige trend van het militante antizionisme. Vandaag is het politiek gezien nog altijd niet correct om antisemiet te zijn – en ik hoop dat het zo blijft. Maar dat je antizionist bent, daar hoef je je niet voor te schamen. Meer zelfs, in bepaalde progressieve kringen is het bon ton om antizionist te zijn. Wat we dan vaak vaststellen, is dat weinig mensen écht weten waar het begrip voor staat. Vaak zijn ze in hoofdzaak tegen de regering in Israël.’

En, waarvoor staat zionisme? Einhorn: ‘Het zionisme is een theorie die de oplossing voor het joodse probleem – voor hun vervolging, hun malaise in de diaspora – ziet in een terugkeer naar Israël. Punt uit. Zionisme betekent niets meer dan dat. Antizionisme is in die zin niets anders, dan dat men niet akkoord gaat met de terugkeer van de joden als oplossing voor het probleem. Zionisme is op zich noch links noch rechts. Maar er bestaan enorm veel misverstanden.’

‘Eind jaren ’60 bijvoorbeeld was de Franse bevolking door de bank nog sterk pro-Israël. Maar in linkse studentenkringen waren er heel wat mensen tégen. Toen er een opiniepeiling gehouden werd in 1968 in Parijs, bleek dat veel studenten dachten dat “sionisme” een afkorting was voor ” expan-sionisme” – wat uitbreiding betekent. Er zijn inderdaad wel zionisten die het hebben over de ‘Grote Joodse Staat’, zoals er ook atheïstische en religieuze zionisten zijn, maar dat betekent nog niet dat ‘zionisme’ gelijkstaat aan een uitbreiding van de grenzen van Israël.’

Einhorn lacht: ‘Mag ik eens een mop vertellen? Weet je hoe men een zionist soms definieert? Als een jood die geld vraagt aan een tweede jood, om een derde naar Israël te kunnen sturen.’

Het theeketeleffect

De grondlegger van het zionisme, de Oostenrijkse jood Theodor Herzl (1860-1904), zou het eind negentiende eeuw als volgt formuleren: zolang de joden tussen andere volkeren leven, wonen en werken, zouden ze beledigd, bespot en beroofd worden. De enige oplossing was voor hem daarom: de joden van tussen de andere volken weg te halen en ze een eigen territorium te schenken, een eigen nationale staat.

Het ‘eeuwige’ joodse vraagstuk omschreef Herzl in De Jodenstaat (1896) als volgt: ‘Het bestáát overal waar aanzienlijke aantallen joden wonen. Waar het niet bestaat, wordt het geïntroduceerd door de joden die erheen migreren. We trekken vanzelfsprekend naar streken waar men ons niet vervolgt. Maar door onze aanwezigheid ontstaat dan weer de vervolging. (…) Waar ze komen, voeren de arme joden het antisemitisme in.’

Daartegen wilde hij ten strijde trekken. ‘De Jodenstaat is een internationale behoefte. Daarom zal hij ook ontstaan’, schreef hij. En hij vergeleek de hevige nood van de joden aan een historische oplossing met ‘de stroomkracht die in een theeketel ontstaat en het deksel optilt’.

Hoe actueel is dat geschrift van Herzl? Zien we ook vandaag, door het groeiende antisemitisme, een nieuwe golf van zionisme ontstaan? Is er ook vandaag zoiets als een onweerstaanbare drang om, in de huidige context, naar Israël uit te wijken?

Maurice Einhorn: De psychologische band met wat vandaag Israël is, heeft altijd bestaan – met of zonder opflakkering van antisemitisme. De uitspraak “volgend jaar in Jeruzalem” bleef tweeduizend jaar lang een van de slagzinnen in de joodse teksten en gebeden. Het is een soort eeuwige droom gebleven.

Toch klopt het ook dat het huidige antisemitisme de interesse van de joden voor Israël aanwakkert. Maar het antisemitisme uit de tijd van Herzl is niet te vergelijken met dat van vandaag. Het huidige is veel minder hevig, en niet in dezelfde mate georganiseerd als toen. Het is geen staatsantisemitisme. Herzl leefde in de tijd van de pogroms in Kishinev in Moldavië, een van de verschrikkelijkste jodenmoorden ooit. Maar wat Herzl vooral had aangegrepen, was de veroordeling van de Frans-joodse officier Alfred Dreyfus wegens spionage voor de Duitsers. Voor hem was dat dé bewustwording van zijn jood-zijn. Dat soort antisemitisme kennen we vandaag niet.

Vreest u niet dat het antisemitisme zal toenemen?

ROLLAND WESTREICH: Nu al krijgen we te maken met de meest uitzinnige vormen van antisemitisme – geen staatsantisemitisme, dat niet. Maar wel een herhaling van de middeleeuwse vooroordelen. Op de Egyptische televisie en op enkele andere zenders heeft men bijvoorbeeld het verhaal van de ‘Protocollen van de wijzen van Zion’ (een antisemitisch verhaal over een joods wereldcomplot, nvdr) in verschillende afleveringen uitgezonden. Ik heb een paar clips via het internet bekeken: het was gewoon onvoorstelbaar. In één filmpje wordt een jonge christen, een kind, vermoord. Het bloed van de jongen wordt gebruikt om koekjes – matzos – te bakken. Het is vreselijk, schandalig. Het heeft niets met jodendom van doen.

Gelukkig blijft dat soort aanvallen vrij beperkt. Ze hebben het moslimantisemitisme dezer dagen wel bespreekbaar gemaakt. Het wordt nu openlijk aangekaart, en je wordt niet meteen voor racist of moslimhater versleten, als je erover spreekt.

EINHORN: Het grote probleem is dat er een begripsverwarring is ontstaan: men maakt geen onderscheid meer tussen een anti-Israëlische houding en antisemitisme. Israël is nooit beschouwd als een gewoon land tussen de andere landen. Het blijft allereerst gezien worden als een jóóds land tussen zijn buurlanden. Wat in Israël gebeurt, wordt dan ook verschillende keren uitvergroot. Hoe kan het, dat men zoveel meer aandacht besteedt aan de tweede intifada in Israël, waar in totaal ongeveer 3000 doden vielen? Dat zijn er evenveel als er elke dag in Congo vallen, maar dan wel al sinds een paar jaar. België heeft nochtans een speciale band met Congo. Israël wordt gewoon gediaboliseerd. En dat wakkert het antisemitisme aan.

Elke oorlog heeft natuurlijk zijn eigen logica. In Israël geven Palestijnen elke dag hun leven in een strijd om burgerrechten.

EINHORN: Dan bekijkt u het conflict op zich. Wat dat betreft, ben ik een voorstander van een tweenatiestaat, met een bespreekbare oplossing voor de kwestie Jeruzalem, en een financiële compensatie voor de vluchtelingen.

Als men het in België heeft over de tweede intifada, hamert men altijd op het probleem van de drie miljoen Palestijnse vluchtelingen. Een terugkeer acht u uitgesloten?

EINHORN: Dat wil niemand in Israël. Israëli’s die het wel willen, kun je op één hand tellen. De hele staat Israël heeft geen zin meer, als men hen laat terugkeren. Op korte termijn wordt Israël dan een moslimstaat.

Vandaag telt Israël vijf miljoen joden, en één miljoen Palestijnen. Er waren een paar honderdduizend vluchtelingen, maar door de hoge geboortegraad zijn dat er inmiddels drie tot vier miljoen. Als men al die vluchtelingen opneemt, worden zij de meerderheid. Het hele concept van Israël haal je dan onderuit.

Israël was ook al in 1948 bij zijn oprichting geen ‘leeg land’. Ook Herzl had het probleem al aangeraakt. Twee rabbijnen die hij naar Palestina had uitgestuurd, zeiden bij hun terugkeer: ‘De bruid is mooi, maar ze is al gehuwd.’

EINHORN: De mythe van een land zonder volk voor een volk zonder land, klopt inderdaad niet.

WESTREICH: Het is een van de fundamentele ethische problemen waar het zionisme voor stond: het beloofde land, dáár woont al iemand. Wat gaan we daarmee doen? Het zou een constante worden in de geschiedenis van het zionisme. Om de vijf jaar of zo zou wel iemand herhalen, dat er een probleem bestaat waar we nooit over praten, de verzwegen kwestie. Iedereen weet dat ze bestaat, maar dit bewustzijn heeft het zionisme nooit van koers doen wijzigen.

Aanvankelijk was men van plan een politiek te voeren van gronden aankopen, zonder erbij te vermelden dat het doel de oprichting van een joodse staat was. Na verloop van tijd zou men voldoende gronden aangekocht hebben, om de facto een staat te kunnen oprichten. Herzl heeft zich tegen die houding altijd zeer sterk verzet: hij geloofde niet dat een dergelijke aanpak kans op slagen had. Voor hem moest er eerst een politieke oplossing gevonden worden, en dan pas kon men gronden aankopen. Herzl wordt daarom ook de grondlegger van het politieke zionisme genoemd.

Ook David Ben-Goerion wilde niet op die manier te werk gaan. In de jaren dertig heeft hij geprobeerd om te onderhandelen met de toenmalige Arabische leiders. Hij gaf toe dat hij een joodse staat wilde creëren. Een staat waar Arabieren als individuen dezelfde rechten zouden krijgen als iedereen. Maar zonder soevereine, Arabische rechten binnen de joodse staat.

Er bestond al zoiets als een Joods agentschap in Palestina. In welke mate heeft men daar toen op voortgebouwd?

EINHORN: Er bestaat een historische polemiek over wat er in 1948 precies is gebeurd. Er zijn twee duidelijke versies, de waarheid ligt vermoedelijk in het midden. De traditionele Israëlische versie is dat Arabische radio’s de Arabieren die woonden in wat nu Israël is, aangezet hebben om te vluchten. Later zouden ze gesteund door het leger kunnen terugkeren. Maar de voorlopige situatie heeft eeuwig voortgeduurd.

De traditionele Arabische versie luidt dat Arabieren met geweld verdreven werden. Volgens de zogenaamde nieuwe historici van Israël, onder wie Benny Morris, zijn er inderdaad een aantal Arabieren manu militari verdreven. Maar een deel is ook vanzelf weggegaan, na berichten op Arabische radiozenders, in de hoop met het Arabische leger terug te kunnen komen.

Volgens diezelfde Benny Morris zou het Midden-Oosten vandaag in vrede leven, als de eerste Israëlische leider zijn werk had voltooid: als hij meteen álle Arabieren uit het huidige Israël zou hebben verdreven.

EINHORN: Iedereen dacht dat Benny Morris een progressieve Israëli was, maar hij blijkt toch wel zéér rechts. Toch is hij in de minderheid met zijn overtuiging.

Let wel, geregeld komt er wel iemand met het idee om via zogenaamde ’transfers’ van Palestijnen ‘het probleem’ alsnog op te lossen. Likoed, de partij van wijlen Menachem Begin liet daarover geen twijfel bestaan: wat is het nut om in Israël een Palestijnse staat op te richten, vroeg ze. De Palestijnen hebben al een Palestijnse staat in Jordanië. Ze zijn talrijker dan de Jordaniërs, ze moeten alleen nog de koning omverwerpen.

Bij de oprichting van de staat Israël wilde de joodse bevolking de Arabieren niet aan het werk zetten. De joden zouden zelf werken en in die zin ook de joodse staat versterken, in een soort van socialistische visie op de nieuwe staat.

EINHORN: Ben-Goerion wilde geen Arabieren tewerkstellen onder Joods gezag, omdat ze geen uitbuiters van de Arabieren wilden worden.

WESTREICH: Er zijn verschillende periodes geweest. In 1936 bijvoorbeeld is er eens een grote Arabische opstand geweest die uitmondde in een boycot. De Arabieren weigerden daarop het land dat de joden gekocht hadden nog te bewerken. Eigenlijk hebben ze, zonder het zelf te willen, het de zionisten makkelijker gemaakt. Omdat ze de landen niet meer wilden bewerken, moesten de joden het zelf doen en kregen vrij spel.

Later ontstond dan de staat Israël. Een echt socialistische staat was het natuurlijk niet – met uitzondering van de kibboetsbeweging misschien. In Israël gold altijd het principe van de vrije onderneming. Er bestond een grote openbare sector, en de voornaamste werkgever was de vakbond. Die speelde een dubbele rol: werknemers beschermen en ze tewerkstellen. Die situatie was compleet schizofreen.

Na de Zesdaagse Oorlog in 1967 gingen Arabieren wel werken in opdracht van de Joodse bevolking. Dat leidde naar verluidt tot ingrijpende veranderingen in de samenleving.

WESTREICH: Wat gebeurde er in 1967? Door de bezetting van de Westelijke Jordaanoever worden ook werkkrachten van buiten Israël beschikbaar. Tot de eerste intifada is er een totale bewegingsvrijheid binnen Israël en de bezette gebieden. Dat betekende dat Palestijnen vrij konden komen werken.

EINHORN: Ik wil er wel even aan herinneren dat tijdens de oorlog van 1967 het bezetten van de gebieden wel gezien werd als een ruilmiddel. Het principe was: land voor vrede. Niemand had het toen over een Groot-Israël of het bewaren van de gebieden. Pas nadien is bij de joden het idee gegroeid dat de Arabische bevolking eigenlijk geen vrede wilde. Zo is ook de splitsing ontstaan tussen het kamp van de vrede en de voorstanders van een Groot-Israël.

Herzl wilde einde negentiende eeuw een Jodenstaat oprichten. Vandaag willen de Palestijnen een eigen staat in een gebied waar ze eeuwen gewoond hebben. De joodse filosoof Bernard Henri-Levy vindt dat ze daar recht op hebben. Bovendien biedt een Palestijnse staat voor Israël ook de enige garantie op veiligheid. Het geeft de mogelijkheid te onderhandelen met een staat, je vecht dan niet meer tegen individuen.

WESTREICH: Ik ben het daar volledig mee eens, maar ik wil er wel iets aan toevoegen. Vandaag zijn het in de eerste plaats de Palestijnen die lijden, omdat de staat Israël tot nu toe hun aanwezigheid niet erkent. Waar evenwel niet over wordt gepraat, is dat ook de Palestijnen de legitimiteit van het zionisme niet wensen te erkennen: het gewone historische feit dat Israël ooit een joodse staat was en dat er zoiets bestaat als een joodse tempel. De blindheid in het erkennen van de ander is wederzijds.

Officieel heeft ook Arafat de staat Israël nooit erkend?

WESTREICH: Pragmatisch moest hij het bestaan van Israël wel erkennen. Maar het joodse karakter ervan heeft hij lang genegeerd.

EINHORN: Het is absurd de joodse dimensie van Israël te ontkennen. Laat ik de volgende vergelijking maken. Bij de stichting van Amerika is er veel onrecht aangedaan aan de indianen. Maar betekent dat nu dat we de Amerikanen massaal gaan terugsturen, en het land aan de indianen geven? Bij de extremistische Palestijnen is dat het idee wat leeft.

De joden waren in de minderheid? Ook de eerste migranten waren in Amerika in de minderheid. Ze hebben het land gestolen van de indianen, zo luidt het, en dat moeten ze op de een of andere manier goedmaken. Maar toch niet door allemaal te vertrekken en de sleutels aan de indianen terug te geven? Het klinkt misschien vreemd, maar de situatie is vergelijkbaar.

WESTREICH: De hele situatie is vandaag omgekeerd. Lange tijd ervoeren de Arabieren en de Palestijnen hun land, met een meerderheid aan Arabieren, als een Arabisch land. Maar dat is verleden tijd. Vandaag is het een joods land geworden.

Voordien leefden er eeuwenlang drie gemeenschappen vreedzaam samen — joden, Arabieren en christenen – zij het onder het gezag van een vreemde mogendheid. Toch kunnen de Palestijnen zich vandaag afvragen waarom de joden in 1948, toen de Britten hun mandaatgebied verlieten, een staat voor zich alleen wilden.

WESTREICH: Ben-Goerion heeft daar in zijn pleidooi voor de oprichting van een joodse staat een prachtig antwoord op geformuleerd. In zijn toespraak voor de Commissie van de Verenigde Naties over de toekomst en de verdeling van Palestina, zei hij: ‘Het geweten van de mensheid moet het volgende overwegen: waar is de balans van de gerechtigheid? Waar ligt de grootste nood? Waar ligt het grootste risico? Waar bevindt zich het minste kwaad en waar het minste onrecht?’ Voor het joodse volk was dat: in een eigen staat. Zijn uitspraak zouden we vandaag perfect kunnen herhalen ten voordele van de Palestijnse staat.

Als we de huidige situatie in Israël bekijken, is de Jodenstaat zoals Theodor Herzl die zich had gedroomd dan een geslaagd project geworden?

WESTREICH: Vorig jaar was ik op een tentoonstelling in Israël over het ontstaan van Tel-Aviv. Het was allemaal zand. Als je nu naar Tel-Aviv gaat, zie je alleen maar wolkenkrabbers en een ring rond Tel-Aviv. Als je ziet hoe het land zich ontwikkeld heeft, zou je kunnen spreken van een geslaagd project. De joodse cultuur kon binnen Israël heropleven, en de Hebreeuwse taal werd opnieuw gebruikt. Ook de Joodse bevolking groeide enorm aan: als er bij de oprichting van Israël 70.000 joden woonden, zijn dat er nu 5 miljoen of 30 procent van de joodse wereldbevolking.

Toch is het project misschien ook niet helemaal geslaagd. Herzl had immers een emigratie voor ogen van alle joden naar Israël. Slechts één derde van de joden is naar Israël getrokken, en ook het zionisme leeft slechts in het bewustzijn van een minderheid. Er bestaat wel een identificatie met Israël, maar het gaat niet verder dan dat.

EINHORN: Of het geslaagd is of niet, hangt voor mij af van het verdere verloop van het vredesproces. Als er vrede komt, is het project geslaagd. Zonder vrede is het ex absurdo het bewijs dat zionisme niet de oplossing is, omdat het niet haalbaar blijkt te zijn. Israël is dan, extreem gesteld, één groot getto geworden dat niets heeft opgeleverd.

Maar gelukkig is er uitzicht op vrede. De meerderheid van de bevolking lijkt gewonnen voor twee naties die naast elkaar in vrede leven. Hoopgevend is ook dat premier Sharon aanstuurt op de totale evacuatie van de Gazastrook. Hij heeft onze sympathie absoluut niet, maar het moet gezegd: hij is de eerste Israëlische leider die een nederzetting zal evacueren binnen die bezette gebieden. Hij is zeker niet pacifistisch, maar ik denk dat hij zijn stempel wil drukken op de geschiedenis. Een andere verklaring heb ik niet.

Blijven we nog even bij Herzl. Hij hoopte dat met de Jodenstaat ook het antisemitisme zou verdwijnen.

EINHORN: Dat is zeker niet zo, wel integendeel. De toestand in Israël heeft het antisemitisme nog een extra dimensie gegeven. Trouwens, volgens mij is het antisemitisme nooit verdwenen, zelfs niet gedeeltelijk. Je zag het alleen niet meer. Vandaag focust men zich veel te veel op een oppervlakkige vorm van antisemitisme – de spanningen tussen de gemeenschappen. Dat is een probleem dat opgelost kan worden.

Het ergste blijft voor mij het oude christelijke antisemitisme: de beschuldiging dat we God vermoord hebben, omdat we Christus zouden hebben gekruisigd. Dat is de meest diabolische veroordeling die je voor een volk kan bedenken. Erger kan het niet. Ook al is de kerk niet langer antisemitisch, ze ligt aan de basis en het effect is blijven bestaan. Tegen zo’n beschuldiging hebben we geen verweer. Hoe kunnen we in godsnaam bewijzen dat we Christus níét vermoord hebben?

WESTREICH: Af en toe duikt het idee nog eens op, bijvoorbeeld in de film, The Passion of the Christ van Mel Gibson, dat doorspekt is van christelijk antisemitisme. Het is een mooi voorbeeld, dat deze vorm van antisemitisme nog leeft.

EINHORN: Het antisemitisme verdwijnt nooit. ‘Het antisemitisme zal verdwijnen wanneer de laatste antisemiet is opgehangen met de darmen van de laatste bureaucraat’, zegt men wel eens. Er is nog een lange weg te gaan.

Ook het joodse bewustzijn is duidelijk niet verdwenen. Als de joden in hun staat geen vijanden meer zouden kennen, zouden ze verzwakken en pas écht verdwijnen als een ‘joods volk’, meende Herzl.

EINHORN: (lacht) Dat is niet voor meteen. De joden zullen zichzelf nog héél lang mentaal blijven folteren.

Door Ingrid Van Daele

Maurice Einhorn: ‘Men maakt geen onderscheid meer tussen een anti-Israëlische houding en antisemitisme.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content