Een faction-verhaal rond de volgende Belgische rocksensatie Chi Chi La Rue, morgen in Werchter, maar vandaag nog geprangd tussen muziek, hype en commercie. De gelijkenis met toestanden en personen op de Belgische popscène is niet toevallig.

Zondagnacht, halfelf, AB-café, Brussel. Het concert van Chi Chi La Rue is net afgelopen. Aan een tafeltje onder de trap zit Jonas Vandepitte vermoeid voor zich uit te staren. Mensen spreken hem voortdurend aan.

‘Fantastisch, Jonas.’

‘Wereldklasse, man.’

Het is snel gegaan voor de frontzanger van Chi Chi La Rue. Te snel, misschien. Een halfjaar geleden stond hij op de houten planken van naar lauwe Stella stinkende jeugdclubs. Nu is Chi Chi hot : in twee uur de AB uitverkocht en in geen tijd ging hun cd goud – 25.000 stuks. Morgen openen ze in de Marquee op Rock Werchter. Allemaal dankzij die ene hitsingle: Wellness. En natuurlijk ook dankzij die ene videoclip, die zowat zot gedraaid werd op Jim en TMF.

Chi Chi is de chouchou van de platenfirma. Topprioriteit. De posters zijn gedrukt, de advertenties besteld en het mediaplan ligt klaar: wie krijgt het primeur-interview, wie het tweede en wie helemaal geen. Knack stond achteraan op het prioriteitenlijstje. De platenfirma, beste lezer, vindt u te oud, en niet hip genoeg.

‘Maar misschien kan Knack iets in ruil geven?’, opperde de dame van de platenmaatschappij.

Zo werkt de muziekjournalistiek in 2005. Enkele weken geleden eiste een platenmaatschappij de voorpagina plus verschillende grote verhalen in ons zusterblad Focus Knack over Bruce Springsteen. Hun tegenprestatie: één exclusief interview van twintig minuten met The Boss, te delen met een Franstalige collega. Een Vlaamse krant ging erop in . En dan is Springsteen lang de kwaadste niet: hij gééft nog interviews. En schrijft geen don’t ask-lijstjes, zoals heel wat artiesten wél doen. Een journalist die toch foute vragen stelt of een negatief woord over de artiest publiceert, loopt het risico geschrapt te worden van de mailinglijst van de platenfirma.

Belgische artiesten drijven het niet zo ver. Met hen kun je nog een hele nacht zitten ouwehoeren op café. Dachten we.

‘Een halfuur met Jonas krijg je, zaterdagavond na het optreden. Niet meer’, riep de promodame.

Het voorspel in de grote zaal van AB was de moeite: anderhalf uur melodieuze art rock. Een optreden waarmee ze definitief bewezen tot het A-team van Belgische rock te behoren. Alleen al die stem! Die podiumprésence!

Het is elf uur. Eindelijk rust in het AB-café. Jonas nipt van zijn glas bier. Naast hem zit zijn manager, het ene oog op zijn agenda, het andere op zijn gsm. ‘Ik wil de tekst nalezen’, schettert hij.

-‘ Shoot!

-‘Tevreden over het optreden, Jonas?’

‘Ja. Het was goed. De AB is het hoogste wat je kunt bereiken in het clubcircuit. Voor een jonge groep als de onze was het superbelangrijk om hier te kunnen spelen. De AB is niet alleen een fantastische zaal, maar ook de perfecte etalage. De platenfirma’s zitten in Brussel, en de belangrijke journalisten: die komen hier naar optredens kijken. Niet in de Nijdrop of in De Kreun in Bissegem. De AB heeft ook een enorme mailinglijst: Kurt Overbergh (artistiek directeur van de AB, nvdr) vertelde me ooit dat ze voor elk optreden 75.000 mails versturen. En we stonden ook met een nummer op hun Domino-cd. Die wordt verstuurd naar tienduizend abonnees van Wire – onder wie Björk en Thom Yorke (de frontman van Radiohead, nvdr) . De AB is een enorme katalysator. Daarom was dat optreden hier zo belangrijk.’

‘En zeggen dat we vorig jaar op splitten stonden. Het is niet makkelijk, hoor, een groep bij elkaar houden. Het is een superdemocratie: iedereen heeft evenveel te zeggen. Dat is niet vol te houden. Een groep vrienden van school die een succesvolle rockgroep worden, zoals U2 of De Mens: dat is niet meer van deze tijd.’

Jonas kan het weten. Chi Chi La Rue ontstond in 1998 op de schoolbanken van het Sint-Lievenscollege in Gent. De voorbije acht jaar heeft de groep in vier verschillende bezettingen gespeeld. ‘Op den duur leek de groep meer op een uitzendkantoor. Muzikanten krijgen voortdurend aanbiedingen, en daarom is het zeer moeilijk om een band samen te houden. Want het draait natuurlijk vaak om geld. Nu loopt het goed, maar we hebben jaren aangemodderd. Iedereen wil op een rijdende trein springen, maar weinig mensen zijn bereid om zelf een trein op gang te trekken.’

In de begindagen kampeerde Chi Chi La Rue maandenlang in zijn repetitiekot, een rokerige ruimte boven de Club 69 aan de Oude Beestenmarkt in Gent.

‘Na een halfjaar versierden we ons eerste concert, op voorspraak van een neef die iets betekende in een of ander jeugdhuis. Ik zal het nooit vergeten. De kleedkamer was een vies kot met tientallen lege kratten bier. Het vocht droop van de muren’, zegt Jonas. ‘Het geluid trok op niks, en op een bepaald moment viel zelfs de elektriciteit uit. Maar we waren gelukkig met het geld: vijf briefjes van duizend in een envelop. Een fortuin (lacht).

Chi Chi La Rue speelde nog vier concerten in 1998. En een twintigtal in 1999. ‘Toen hebben we gezegd: we gaan ervoor. We kiezen niet voor een job, we gaan stempelen, wat interims doen, gitaarlessen geven. En tussendoor veel repeteren. Je gaat door de shit, maar geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht het op te geven. In die periode hebben we ons ingeschreven voor Humo’s Rock Rally. Twee preselecties later lagen we eruit. De recensent had twee zinnen voor ons over: ‘Er zat hier en daar een lekkende melodie in, maar de grooves waren tweedehands en de songs in geen velden of wegen te bespeuren.’ En: ‘De zanger leek zijn stem te sparen voor de koffieklets van zondagmiddag.’ Dat was hard, maar nu weet ik: op je bek gaan is nog altijd beter dan helemaal niet bestaan. Het is een vies woord, maar je moet netwerken. Zelfs in de rockwereld.’

‘Het heeft ons ook iets opgeleverd. We werden vaker geboekt, konden méér geld vragen. Met dat geld hebben we ons ingekocht in het voorprogramma van Counting Crows in de Vooruit. Ik zal het nooit vergeten. Ik was superzenuwachtig, zat voortdurend op het toilet. Plots hoorde ik iemand ons aankondigen. “Dames en heren, Chi Chi La Rue. ” Ik spurtte naar het podium, maar een idioot had de pijlen van de backstage naar het podium omgedraaid. Resultaat: ik liep compleet de foute richting uit. De Vooruit is echt een labyrint, hé. Twintig minuten heb ik naar het podium gezocht. Toen ik het eindelijk vond, konden we nog drie nummers spelen. Een enorme ontgoocheling.’

In 2002 bracht Chi Chi La Rue zijn eerste cd uit: The Saxon Coburgs. ‘In eigen beheer, omdat we zagen dat iedereen dat deed: Mauro, das Pop, Zita Swoon. Na de release zijn we met ons oranje Volkswagen-busje het hele land rondgereden – van de ene muziekredactie naar de andere radiosamensteller. Dat doen wel meer groepen. Think of One is ooit full force naar de VRT getrokken. Acht man. Niemand kende ze. Ze wandelden doodleuk voorbij de bewaking en gingen in de gangen hun muziek spelen. Zo moet het, denk ik. Ik heb onze cd ook opgestuurd naar Luc Janssen van Studio Brussel, gewikkeld in een quattro stagioni. Kinderachtig? Nee. Je moet opvallen of je verdwijnt tussen de hoop.’

‘Vlaanderen telt honderdduizend muzikanten – er zijn nog nooit zoveel gitaren en drumstellen verkocht als vandaag. Er zijn hier achttienduizend groepen, die gemiddeld een keer of vier per jaar optreden. De meeste van die bands brengen ergens onderweg ook een cd uit, al dan niet in eigen beheer. De kunst is erbovenuit te steken, door je muziek, maar ook door je houding, je imago, de manier waarop je jezelf verkoopt.’

Chi Chi La Rue heeft zijn eerste cd uitstekend verkocht. The Saxon Coburgs kreeg lovende recensies. Op een bepaald moment liet zelfs David Bowie de naam vallen, in een interview met een Belgische journalist. Maar de plaat liep voor geen meter.

‘Iemand van de platenfirma had op de achterkant van de hoes: L’enfer, c’est les autres laten afdrukken’, zegt Jonas. ‘Sommigen vonden dat superelitair en weigerden de plaat te recenseren. Van zulke stomme details hangt het dus af. We hebben aan die eerste cd serieus onze broek gescheurd. Duizend cd’s laten persen had ons een half miljoen Belgische frank gekost, en we hadden nog 150.000 frank bijgelegd voor onze single, en 200.000 voor een videoclip. Driehonderd cd’s hebben we ervan verkocht: wij waren blut.’

De namedropping van Bowie redde de groep. ‘Genoemd worden door zo’n grote naam is ontzettend belangrijk voor een jonge groep’, zegt Jonas. ‘Hooverphonic heeft zich ook jaren overal binnengeluld met Eden, het nummer dat op de soundtrack stond van Stealing Beauty, een film van Bernardo Bertolucci. Vive La Fête dweept graag met zijn ‘fan’ Karl Lagerfeld, en Millionaire met de samenwerking met de Queens of The Stone Age. Zulke dingen openen deuren, zelfs in het buitenland. Na die lofuiting van Bowie werden we geboekt in Nederland en Duitsland, en op een dag hing zelfs een van de grote platenmaatschappijen aan de lijn. Of we geïnteresseerd waren in een platencontract? Wat doe je dan, als jonge groep? Zo snel mogelijk tekenen, toch?’

‘Neen, weet ik nu. Al snel bleek dat wij helemaal geen prioriteit waren voor de platenfirma. Zij waren bezig met het lanceren van de nieuwe Bryan Adams, en niet met ons. Zo loopt het altijd: ook al kom je bij een groot label, je moet er altijd voor knokken. Neem nu DAAU. Die zijn een paar jaar geleden met de grote trom binnengehaald door Sony Classic, dat totale controle eiste.’

‘Het resultaat? Hun plaat leek wel een griffioen: de kop van een adelaar op het lijf van een leeuw. Als de platenmaatschappij niet op dezelfde golflengte zit als de groep, blijf je er beter weg.’

-‘Piet Roelen zegt: manager en artiest moeten een twee-eenheid vormen, en de manager moet die overbrengen op iedereen met wie de artiest te maken heeft.’

(Verbaasd) Piet wie?’

-‘De manager van Helmut Lotti.’

(Fronst de wenkbrauwen) ‘Euh, ja. Dat is ook zo in de rockwereld. Een groep mag niet over zich heen laten lopen. Zeker niet bij het maken van een plaat. Het blijft natuurlijk een deal, dus weet je dat je toegevingen moet doen. Je moet elk detail van je contract dubbelchecken, controle houden over je nummers, blijven zeuren over die auteursrechten… Iedereen neemt tegenwoordig een advocaat mee als hij gaat onderhandelen over een platencontract. En dan mag je er nog van uitgaan dat je de eerste keer gerold wordt. Ik hoorde onlangs een verhaal van een artiest die een award kreeg voor één miljoen verkochte platen. Op de eindafrekening van de platenfirma stonden er maar 700.000. Daar denk ik altijd aan als ik met een platenbaas rond de tafel moet zitten. Een platenfirma is eigenlijk een bank: soms kun je er wel wat geld lospeuteren, maar je moet het altijd terugbetalen. Liefst met interest.’

-‘De platenbazen zeggen dat elke hit negen missers moet financieren, maar intussen kalft de gemiddelde opbrengst per plaat wel af. (De omzet van de platenverkoop in België is in 2004 teruggevallen tot 117 miljoen euro, hoewel het aantal verkochte platen gestegen is – in 2004 werden er 3 miljoen singles en 17 miljoen platen verkocht: van die 20 miljoen waren Belgische pop- en rockgroepen goed voor 3 miljoen stuks, nvdr) Besef je wel dat je in een sector in crisis werkt?

(haalt de schouders op) ‘Daar houd ik me niet mee bezig. Ik speel muziek, ik ben geen boekhouder. Ik houd geen rekening met de markt. Nog zoiets: in Amerika bestaat er een site ‘Hitsongscience.com’. Die mannen hebben op basis van 40 jaar wereldhits een mathematisch model geschreven. Voor 4000 euro per cd berekenen ze of er hitpotentieel in jouw nummers zit. Die mannen beweren dat ze alle hits van Maroon 5 hebben voorspeld, en dat ze Jennifer Lopez en Robbie Williams hebben geadviseerd. Komaan zeg, wat een flauwekul. Muziek moet uit de buik komen. Ik wil mijn ding doen. Puur zijn. Natuurlijk wil ik ook platen verkopen, maar niet ten koste van alles.’

‘Ik zou het bijvoorbeeld nooit pikken dat een platenbaas mij probeert te restylen. Pas op, dat gebeurt, hé. Ik ken heel wat grote Belgische rockzangers die met advies van hun platenbaas naar de kapper worden gestuurd. Dat zou bij mij niet pakken. Maar wat Sioen gedaan heeft, dat zie ik mij ook nog wel doen. Toen zijn eerste single, See you naked, uitkwam, vroeg Frederik aan een journalist om de voorpagina te halen. ‘Uit de kleren gaan’, zei de journalist. Drie dagen later stond hij op de cover. Dat moet je ervoor overhebben.’

‘Je hebt ook een verhaal nodig, anders lukt het niet. Neem nu de zingende bouwvakker die vorig jaar Idool heeft gewonnen… Hoe heet hij ook alweer? Juist, Peter Evrard. Moeder zelfmoord gepleegd, opgevoed door een manager. Wat een verhaal! Dat willen de mensen lezen. Journalisten willen rock-‘n-roll. The Van Jets (winnaar van de Rock Rally in 2004, nvdr) schreven ooit op hun website dat ze hun 10.000 euro prijzengeld hadden opgemaakt aan coke, vinyl, afhaalchinees en aandelen van Omega Pharma. Klopt geen fluit van: dat zijn brave leraartjes filosofie, maar met zulke dingen creëer je wel een imago. Met je plaat naar de radio stappen, is niet genoeg. En als ze jou op de radio niet spelen, dan is het gedaan. Platenfirma of niet.’

‘Toen mijn plaat eraan kwam, gaf mijn manager me een lijst met vragen die ik in interviews mocht verwachten. Hij wilde niet dat ik met mijn mond vol tanden zou staan. Qua mediatraining kon dat tellen. Want je kunt in België ook niet alles zeggen. Je kunt niet staan roepen dat ze je kloten mogen kussen, want als je het verknalt bij Humo, Studio Brussel of De Morgen, kun je het hier wel vergeten. Je moet dus altijd vriendelijk blijven, want je moet verkopen.’

Kwart over twaalf. Stijn Meuris komt het café binnen. ‘Schitterend concert, Jonas.’

‘Zet u, Stijn. We zijn een interview aan het doen.’

‘Waarover?’

‘Over de muziekindustrie. En over Star Academy, natuurlijk’, grijnst Jonas.

Meuris barst los. ‘Dat ze dat programma snel van de kabel gooien. Het ergste vind ik dat ze die gasten hun kop zot maken. Neem nu dat Pimmeke: die leeft nu al wéken in de wolken. Hij zit bij de finalisten, maar nu hebben ze dus ontdekt dat hij geen stem heeft. Alleen, ze zitten er wel mee. Zou Pimmeke weten dat wij tien uur durende repeteersessies houden, weken aan een stuk? Het gaat niet op om een sfeertje te creëren waarbij Mister Nobody de hele dag met journalisten praat, in de media komt, lintjes doorknipt en een testritje maakt op het autocircuit van Zolder. Wie alleen maar de media volgt, die ziet enkel het zonlicht. Maar zo kom je er niet. Je moet verdorie hard werken in dat rokerige repetitiekot. Morgen repeteer ik van halfvier tot minstens middernacht. In Star Academy moet je het in een maand tijd van zero to hero schoppen.’

‘Het klinkt misschien wat zwaar, maar voor een beginnende band draait alles om het uitleven van een innerlijke gedachte. Als dat er niet is, dan valt het na een tijdje onherroepelijk uiteen. En dat heb je dus niet alleen in het popwereldje, maar ook in dat van de ‘alternatieve’ rock. Negentig procent van de bands denkt met iets waardevols bezig te zijn, maar ze spelen gewoon bullshit. Ik hoor honderden klonen van buitenlandse groepen. Ze kunnen geen halve noot muziek spelen, hebben geen enkele podiumprésence. Neem nu Silverene. Die mannen hebben optredens, je hoort ze voortdurend op Studio Brussel en op TMF, maar dat groepje is zo ón-Belgisch. Het komt helemaal niet vanuit de buik. Dat je Amerikaanse soep kopieert, tot daar aan toe. Maar je moet er op zijn minst eigen ingrediënten door mengen. Zulke gasten trekken een halflange surfbroek aan en ze wanen zich in Californië. Ze denken dat ze lekker bezig zijn, en dat zien ze bevestigd door hun zogenaamde populariteit.

‘Kijk, laat het duidelijk zijn: Pukkelpop is mijn lievelingsfestival. Maar de tienduizenden bezoekers komen daar niet naartoe voor Silverene, maar omdat de massa naar Pukkelpop gaat. Wie er komt, maakt hen niets uit. Hetzelfde bij U2: Het stikte in het Koning Boudewijnstadion van de mensen die geen twee nummers van U2 kennen. Ik noem dat Q-Music-publiek: je moet ze de pap in de mond geven. Zo’n groepje met gastjes van achttien maakt daar dankbaar gebruik van en kan daar een beperkte tijd op teren. Maar muzikaal stelt het niet veel voor. (Blaast) Ze zijn niks. Geen kloten waard.’

‘Groepen die genoeg platen verkopen om goed te leven, hebben echt een eigen geluid: Ozark Henry is Ozark Henry, Soulwax is Soulwax, Monza is Monza. Ik zeg aan al die jonge gasten: zorg dat je uniek bent, dat het recht uit je hart komt, dat je een eigen positie inneemt. Speel een paar jaar en repeteer tot je een set hebt van twintig degelijke nummers. Maar begin niet op je zeventiende te zagen dat je ‘in onderhandelingen bent met een platenfirma’. Het enige wat je op je zeventiende nodig hebt, is een repetitiekot en al eens een set nieuwe snaren.’

Meuris veert recht. ‘Ik ben weg’, zegt hij. Hij wendt zich tot Jonas. ‘Denk alstublieft niet na je eerste plaat: we zijn er. Noordkaap was daar ook niet vrij van – enerzijds uit arrogantie, anderzijds door jeugdige overmoed. Arrogantie mag, hoor: zoals Millionaire staat uit te dagen op een podium, dat hoort er gewoon bij. Het wérkt ook: ik zit echt niet te wachten op een Tim Vanhamel, die zich na elk fantastisch nummer excuseert omdat het nog niet helemaal perfect is. Zijn attitude is part of the game. Maar kijk ook eens naar Arno, dan zie je óók hoe het moet. Arno heeft bij TC Matic gespeeld, de beste Belgische groep ooit. Maar daarna heeft hij nóg tien platen gemaakt. Dat is het zalige: er staat geen rem op muziek. Je kunt het blijven maken, als je er maar aan wilt werken. Het zijn ook schone tijden: dankzij het internet kunnen dingen enorm snel gaan, en een degelijke opname kost geen stukken van mensen meer. Nu moet je dat ook niet overdrijven. Ik lees vaak: “de cd werd opgenomen in de slaapkamer van de artiest” – maar dat is een journalistiek cliché. Ik zou die slaapkamers wel eens willen zien. Feit blijft: een plaat die je op je laptop maakt, klinkt niet zoals het hoort.’

Meuris klopt Jonas op de schouder. ‘En nu ga ik slapen’, zegt hij.

Het is intussen halfeen. Het AB-café is bijna leeg. ‘Nog vragen?’

-‘We hebben het nog niet over seks gehad, Jonas. Ook de kwaliteitskranten vragen artiesten tegenwoordig of ze Viagra gebruiken.’

(haalt de schouders op) Ach, de hele rock-‘n-roll-mythe bestaat niet in België. En groupies nog minder. Koen Buyse van Zornik zei ooit: ‘Rock-‘n-roll in België, dat is optreden in een jeugdhuis en vijftig kilometer verder wakker worden bij uw eigen lief. Het is een fakewereldje, maar iedereen doet vrolijk mee (diepe zucht). Jullie verzínnen gewoon verhalen, man.’

-‘Verzinnen? Nous? Nooit!’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content