De wereld kijkt uit naar vrede tussen Israël en Syrië, maar de onderhandelingen zijn in het slop geraakt. Want al gaat het om vrede, iedereen wil de overwinnaar zijn.

Toen eind 1999 werd aangekondigd dat de twee erfvijanden van het Midden-Oosten, Israël en Syrië, een manier hadden gevonden om vredesonderhandelingen aan te knopen, was dat voor velen het beste nieuws dat sinds lang uit de regio gekomen was. Maar niet voor iedereen: de sceptici wilden eerst vrede zien voor ze erin geloofden, en de Palestijnen zagen onmiddellijk het oude spookbeeld weer oprijzen, dat de Syriërs nu met de vrede zouden gaan lopen terwijl hun zaak met vage beloften op de lange baan zou worden geschoven. Anderhalve maand later is iedereen gelijk aan het krijgen.

De vrede tussen Israël en Syrië, die het Midden-Oosten zal hertekenen, staat nog altijd op het programma. Men zoekt – in de VS – naar een formule om dat vóór juli rond te krijgen zodat premier Ehud Barak woord kan houden. Tijdens zijn verkiezingscampagne beloofde die immers dat hij de Israëlische soldaten in Libanon voor 7 juli weer naar huis zou halen. Maar ondertussen zijn de onderhandelingen al veertien dagen opgeschort, en de experts komen zelfs niet meer bijeen om de verschilpunten te bespreken: de Syrische president Hafez-el-Assad wil nu een geschreven garantie dat Israël hem de Golan-hoogvlakte en wel de héle Golan-hoogvlakte zal teruggeven, alvorens opnieuw naar de onderhandelingstafel te komen.

En ondertussen blijkt premier Barak het vredesakkoord met de Palestijnen op een heel vreemde, vertragende en dubbelzinnige manier uit te voeren. Een derde Israëlische teruggave van weer enkele procenten Palestijns gebied is weer eens voor twee weken uitgesteld. Yasser Arafat, de leider van de Palestijnse Autoriteit, moet steeds weer VS-president Bill Clinton te hulp roepen om blokkering na blokkering weg te werken. In het kader van de final status-onderhandelingen zijn gesprekken bezig die tegen 15 februari tot een akkoord moeten leiden, maar daarvan is in de verste verte nog niets te bekennen. En dit terwijl in de akkoorden van Sharm-El-Sheikh staat dat tegen september 2000 de hele zaak geregeld moet zijn.

Wat de Palestijnen – zoals Shawki Armali, hun vertegenwoordiger in Brussel – daarbij serieus zenuwachtig maakt, is het feit dat Israëlische politici, en niet alleen van de rechterzijde (zie kader met M. Massalha), zich openlijk beginnen af te vragen of het Israëlische volk drie vredesakkoorden en drie terugtrekkingen in één jaar tijd wel zal slikken, en of het dan niet logisch zou zijn de Palestijnen nog maar eens te laten wachten. Een jaartje, of een generatie, vooral omdat het Palestijnse dossier het moeilijkste van de drie is. Arafat kwam vorige week in Brussel niets anders zeggen dan wat hij in Amerika zegt: er is druk nodig van de Europeanen op Israël om ervoor te zorgen dat het zich aan de afgesproken tijdschema’s houdt.

Bovendien komt Barak in Israël zelf van verschillende kanten onder vuur te liggen, terwijl het land aan een soort schandaalkoorts ten prooi is. Tegen de teruggave van de Golan-hoogvlakte is zelfs naar Israëlische normen massaal gedemonstreerd. Dat dreigt de manoeuvreerruimte van Barak, die beloofd heeft een vredesakkoord met Syrië aan een referendum te onderwerpen, aanzienlijk te beperken. Tegen ernstige toegevingen in het voor Palestina cruciale kolonistendossier kan hij nog serieuzere tegenstand verwachten. En nu loopt er een gerechtelijk onderzoek tegen president Ezer Weizman, en ook Barak zelf hangt een onderzoek boven het hoofd over de financiering van zijn verkiezingscampagne. Wellicht hebben haviken en voorstanders van Groot-Israël daar ook de hand in, want die zijn er natuurlijk als de dood voor dat vrede een concreet perspectief wordt. Maar zover zijn we dus nog niet, en in het Midden-Oosten kunnen de gemoederen snel omslaan.

SLEUTEL TOT VREDE

Wat is het dan, dat de doorbraak op het Syrisch-Libanees-Israëlische front tegenhoudt? Niet de 17.000 Israëlische kolonisten die de Golan-hoogvlakte bevolken, en zelfs niet de 150.000 betogers van 10 januari tegen de teruggave van de Golan. En al evenmin de Shas-partij, die alsmaar meer geld vraagt om in de regering te blijven en de vredespolitiek te blijven steunen, maar die Barak mathematisch gezien niet eens nodig heeft.

Ten eerste is er de Golan-hoogvlakte, aan de noordoostkant van Israël langs het meer van Galilea. De Golan is altijd van Syrië geweest, tot Israël ze veroverde in de oorlog van juni 1967. In 1981 werd ze onder Israëlische wet gesteld – een feitelijke annexatie. Er zijn drie aspecten aan de Golan. Ten eerste het aspect ‘hoogvlakte’: zolang de Syriërs ze in handen hadden, konden ze stukken Galilea – de kibboetzen – en het water van het meer bestrijken; zolang de Israëli’s ze in handen hebben, bedreigen ze rechtstreeks Damascus. Ten tweede het aspect ‘water’: uit de Golan komt een goed deel van het water van het meer van Galilea, en – verderop – van de Jordaan. Een zo onverdacht iemand als Shimon Peres zou hebben gezegd dat hij nooit zou dulden dat de Syriërs weer pootjebaden in het water van het meer. Ten derde het aspect ‘gezichtsverlies’: president Hafez-el-Assad heeft de Golan aan de Israëli’s verloren en heeft er zijn levenswerk van gemaakt haar terug te winnen, en zo te bewijzen dat zijn aanpak van de Arabische Zaak de enige eervolle en juiste was. De Israëli’s van hun kant zweren al dertig jaar dat ze de Golan nóóit zullen teruggeven.

Zodoende weten beide kanten zeer goed dat de Golan de sleutel tot de vrede is: Israël zal de hoogvlakte moeten teruggeven, hoe moeilijk dat ook is. Syrië zal daar iets tegenover moeten stellen, hoe dat ook ingekleed wordt. Onder premier Yitzhak Rabin waren Israëlisch-Syrische onderhandelingen zover gevorderd dat over een teruggave van de Golan – héél de Golan – een akkoord bereikt was. Alleen de praktische modaliteiten moesten nog ingevuld. Na de moord op Rabin eiste Assad dat de onderhandelingen zouden worden hervat op het punt waar ze afgebroken waren, en dat werd door premier Benyamin Netanyahu geweigerd – zij het dat daar op het einde van zijn mandaat enige verandering in kwam. Maar Assad verkoos toen te wachten op een regering van Ehud Barak, een militair van de harde lijn, van wie hij dacht dat ermee te praten viel.

Volgens de best ingelichte waarnemers is er momenteel overeenstemming over het essentiële: de Golan wordt helemaal teruggegeven. De discussie gaat over welke grens daarbij aangehouden wordt: die van 1923 (de ‘internationale’), die van 20 juli 1949, of die van 4 juni 1967. Een oppervlakteverschil van om en bij de twintig vierkante kilometer, maar strategisch gaat het om de toegang tot het meer van Galilea: een reusachtige waterbron in een regio waar volgens wijsneuzen in de toekomst om water oorlog zal worden gevoerd… De partijen moeten nog uitwerken hoe de vrede er zal uitzien; hoe de noodzakelijke demilitarisering van de Golan ingevuld wordt, wie de early warning systems zal bemannen die Israël er wil achterlaten, met name de spionage-installaties op de bergen Avital en Hermon: de Syriërs denken er niet aan daar maar één Israëlische militair toe te laten. Er moet nog veel worden uitgewerkt, maar over tachtig tot negentig procent (naar gelang van de expert die spreekt) is er al overeenstemming.

Maar president Assad, die zo lang de vlam van het Arabisch nationalisme brandend hield, wil maar terug naar de onderhandelingen als hij dat in zijn land en in de Arabische wereld kan verkopen als een triomf van zijn standpunten. Dus moeten de Israëli’s van tevoren op papier zetten dat zij de hele Golan zullen teruggeven, nog voor de onderhandelingen beginnen. En premier Barak moet zijn teruggave van de Golan aan zijn thuisbasis kunnen verkopen als een groot goed voor Israël, dat hier niet bij verliest maar wint – wat het eigenlijk ook doet, als men berekent dat oorlog duurder is dan vrede. De Amerikanen mogen nu zoeken naar de toverformule waardoor beide oorlogshelden op het thuisfront als overwinnaar kunnen worden ingehaald. Men rekent erop dat het snel zal gaan.

Daarna pas kan de kwestie Libanon geregeld worden. Men laat verstaan dat er een – geheim – akkoord is waarbij Syrië zijn invloed in Libanon kan behouden (ook dat was altijd een wens van Assad), in die zin dat nergens zal staan dat Syrië er onmiddellijk weg moet. Dan zullen de sjiitische Hezbollah-guerrilla’s in het zuiden gaandeweg een politieke partij worden, en zullen de Israëli’s zich terugtrekken achter hun nog steeds zeer goed beveiligde grens.

En dan zal het voor de Palestijnen pas echt gevaarlijk worden. Want met de pluim van de Syrische en de Libanese vrede op zijn hoed zal Barak zich zeer sterk voelen en de meerderheid van de Israëlische opinie achter zich hebben. Wellicht denkt hij dan Yasser Arafat te kunnen doen slikken wat hij wil. Want, zegt Henry Siegman, hoofd van de Midden-Oostengroep in de New Yorkse Council on Foreign Relations, Barak heeft nog steeds niet verteerd dat de prijs die hij voor de oplossing van het Palestijnse probleem moet betalen, een behoorlijk stuk van de Westelijke Jordaanoever zal zijn, namelijk tachtig procent of meer. Hij denkt nog altijd dat veertig procent wel ruim genoeg zal zijn, en dat zullen de Palestijnen nóóit aanvaarden. “Zal hij op tijd bijleren? Met een Israëlisch publiek dat óók nog niet begrijpt waarom de Palestijnen vinden dat zij al de grootste toegevingen gedaan hebben voor de vrede, ziet dat er voor de nabije toekomst eerder somber uit.”

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content