Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Eén jaar geleden brak Johan Museeuw zijn knie in Parijs-Roubaix en leek hij verloren voor de wielersport. Zondag is het opnieuw Parijs-Roubaix. Johan Museeuw neemt deel. Drie getuigenissen bij een wonderlijke revalidatie.

Parijs-Roubaix, vorig jaar. Een omvangrijke groep renners stortte zich in het beruchte Bos van Wallers. Johan Museeuw, goed vooraan, sloeg tegen de kasseien. Knieschijf gebroken.

Dat was slechts het begin van het noodlot. Museeuw lag met zijn knie in paardenstront. In het ziekenhuis werd de wonde onvoldoende gezuiverd. Een bacterie zorgde voor verwikkelingen. Hoge koorts, dagenlang, die wou maar niet wijken. De vrees voor een amputatie van zijn been. Buiten het ziekenhuis gonsden de geruchten over dopinggebruik.

Na drie weken verliet Johan Museeuw het ziekenhuis. Blij dat hij nog leefde. Voor topsport leek hij voorgoed verloren. Zo had Museeuw zelf het niet begrepen. Dit kón niet het einde van zijn carrière zijn; hij wilde terugkeren.

Het is Museeuw gelukt. Hoe, dat vertellen drie mensen die het van dichtbij hebben meegemaakt.

EDDY MUSEEUW, DE VADER

“Die weken in het ziekenhuis zijn voor mijn vrouw en ik de meest ingrijpende geweest uit ons leven. We zagen Johan liggen, aan al die apparaten. Zijn been was drie keer zo dik als normaal, het stond op springen. Hij had zoveel pijn, je houdt het niet voor mogelijk. Iedere dag reden we gekraakt naar huis. We sliepen slecht, want we wisten wat er kon gebeuren. Als ze die bacterie niet konden bedwingen, dreigde hij zijn been kwijt te geraken. Als ze toen tegen ons hadden gezegd: verkoop alles wat je hebt en geef het geld aan een dokter die uw zoon weer helemaal gezond kan maken; dan hadden we dat gedaan. Nooit wil ik nog zo’n periode meemaken.”

“Johan lag in Gent op de afdeling intensieve zorgen. Hij lag daar samen met iemand die tegen de dood vocht, en met iemand die al vier maanden in een coma lag. Het verdriet van de familie van die mensen, het maakt je enerzijds nog moedelozer en helpt je anderzijds je eigen situatie wat te relativeren. We waren altijd ruim voor het bezoekuur in het ziekenhuis, we zagen dan die mensen. Je leert mekaar kennen, je praat over de manier waarop je met je verdriet omgaat. En dan zeggen ze: jouw zoon leeft nog, de onze gaat het niet meer halen. Het klinkt raar, maar dat krikt je een beetje op. Je denkt: er is inderdaad nog veel meer ellende dan wat wij meemaken. De jongen die in een coma lag, is effectief ook gestorven. 28 jaar, verschrikkelijk. Die ellende in het ziekenhuis, die staat voor eeuwig in ons geheugen gegrift. Mijn vrouw kan daar nog altijd niet over praten zonder dat ze begint te schreien.”

“Na veertien dagen kwamen de dokters ons zeggen dat het gevaar geweken was. Heel even bestond er nog onzekerheid over de kwestie of de spieren moesten opengemaakt worden om die druk weg te krijgen. Dat zorgde voor nieuwe spanningen. Dat vrat weer heel erg aan ons. Maar uiteindelijk evolueerde ook dat in gunstige zin. Toen reden we voor de eerste keer gerust naar huis, konden we al eens lachen in de auto. De vraag of Johan ooit weer aan topsport zou kunnen doen, hield me op dat moment absoluut niet bezig. Ik hoopte alleen dat hij ooit weer op een normale manier zou kunnen bewegen.”

“Dat Johan nu weer dit niveau haalt, dat dankt hij aan zijn karakter. De revalidatie is verschrikkelijk geweest. Bij momenten is hij echt door een hel gegaan. Op een gegeven moment moest hij opnieuw leren lopen in het zwembad van Dendermonde, omdat de belasting in het water minder is. Dat gebeurde onder leiding van Lieven Maesschalk. Die heeft ontzettend veel voor hem gedaan. Stimuleerde hem constant. Maar de allereerste keer in dat zwembad, toen ik Johan in het water moest dragen… Hij kon niets meer. Hij was zo hulpeloos. Dan moet je toch even slikken.”

“Johan was op ieder moment van de dag met die knie bezig. Je kan echt niet onder woorden brengen wat hij daarvoor deed. Als je dat probeert te vertellen, denken de mensen dat je overdrijft. Zelfs als hij gewoon in de zetel zat, dacht hij alleen aan die knie. Hij legde er een stuk ijzer op, probeerde die knie te strekken, maakte bewegingen, telkens weer.”

“In november zijn we op reis geweest naar Egypte. Ook daar stond alles in het teken van die knie. Hij lag aan het zwembad en had een apparaat mee om met elektrische schokken de spiermassa te versterken. Hij schaamde zich daar absoluut niet voor. Drie keer per dag deed hij daar aan fitness. Hij pijnigde zijn lichaam. De mensen die dat zagen, die zijn daar supporter van Johan geworden. Zelfs degenen die nauwelijks iets van de wielersport kenden.”

“Het meest ontroerende moment was voor mij toen ik Johan voor het eerst weer met de fiets zag rijden. Dat was eind september. Ik had een boodschap gedaan. Kwam thuis. Zag iemand met de fiets wegrijden. Het duurde even voor ik zag dat het Johan was. Ik ben naar binnen gegaan en samen met mijn vrouw ben ik beginnen wenen. Net als kleine kinderen. Die dag is voor ons de hemel weer opengegaan.”

“Ik denk niet dat er veel topsporters dit zouden kunnen opbrengen. Johan heeft vorige winter iedere dag zijn programma afgewerkt. Je kon hem nergens naartoe krijgen. Recepties, aanvragen voor interviews: alles schoof hij van zich af. Telkens weer trok hij naar de duinen met zijn mountainbike. Dat was goed voor zijn veerkracht. Je moet serieuze inspanningen leveren om op die duinen te geraken, dat doet de spierkracht sneller terugkomen.”

“Vroeger zei Johan altijd: ik ben iemand met karakter, met doorzettingsvermogen, een beest om te trainen, maar ik heb geen talent. Nu ondervond hij dat hij die klasse wel degelijk bezit. Wie op zo’n korte periode op die manier kan terugkomen, barst van het talent. Ik wist dat al veel langer. Johan behoorde vroeger in alle sportdisciplines tot de uitblinkers.”

“Dat fanatisme waarmee Johan aan zijn herstel werkte, dat is eigen aan hem. Toen hij in de jeugdreeksen reed, trainde hij na de school en nadien wilde hij mij nog een handje toesteken in de garage. Ik moest toen serieus op hem inpraten om hem daarvan af te houden. Die drang om iets te willen doen, om te presteren, dat zit diep in hem gebeiteld.”

“Johan is onze enige zoon. Hij was voorbestemd om deze garage over te nemen. Hij had het veel gemakkelijker kunnen opnemen, maar dat wilde hij niet. We hebben Johan nooit verwend. Maar dat zou ook onmogelijk geweest zijn. Hij wilde zich gewoon niet laten verwennen.”

“Ik denk dat hij zijn karakter heeft gekweekt door altijd in de wind te trainen, langs de kust. De wind heeft hem kracht gegeven. Kijk naar Freddy Maertens en Michel Pollentier, die zijn daardoor ook gehard. Johan moest je voortdurend afremmen. Tot zijn achttiende heb ik hem verboden om meer dan één koers per week te rijden. Dat pikte hij goed op: tot dan moet je zuinig zijn op jezelf. Moet je eigenlijk rijden als een soort wielerliefhebber, zodat je het risico uitsluit om vroegtijdig verzadigd te geraken.”

Dat de mensen die bacterie in verband brachten met doping, dat heeft me mateloos geïrriteerd. Er werden zelfs namen van producten genoemd. De professoren van het ziekenhuis van Gent hebben dat met klem tegengesproken. Ze hebben een rapport naar de Internationale Wielerunie gestuurd. Daarin stond dat het geval van Johan niet de minste raakpunten vertoonde met welke vorm van stimulerende middelen dan ook. Er loopt trouwens een proces tegen een aantal mensen die Johan toen hebben beklad.”

“Die insinuaties raakten Johan echter totaal niet. Daarvoor was zijn gedrevenheid om terug te komen te groot. Ik heb dat zelf gemerkt toen hij achter de derny reed. Uren en uren aan een stuk. Ik zat soms te sterven van de kou. Toen ik thuiskwam, moest ik onder de zonnebank gaan liggen om warm te krijgen. Maar het stelde natuurlijk niets voor in vergelijking met de pijn die Johan doormaakte. Ik denk dat hierin het grote verschil zit tussen hem en mij. Ik won bij de juniores ooit 34 wedstrijden op een seizoen. Ik verzorgde me goed, had het karakter om te trainen, om op mijn voeding te letten. Maar afzien, dat kon ik niet. Terwijl Johan op dat vlak telkens weer zijn limieten verlegt.”

DIRK NACHTEGALE, DE VERZORGER

“Meteen na het ongeval dacht Johan: mijn plaats is nog altijd in het peloton. Hij kon op die manier onmogelijk stoppen, ook al heeft hij twee jaar geleden, net voor die wereldtitel in Lugano, eens overwogen om ermee te kappen. Hij had toen een persoonlijk probleem. Hij wil dat niet naar buiten brengen, ik hoef dat dus zeker niet te doen. Maar ik had toen wel alle begrip voor zijn motieven. Nu lag dat dus anders.”

“Ikzelf geloofde niet in een terugkeer. Toen ik hem voor de eerste keer zag, dacht ik: het is over als renner, ik zal hem nooit meer kunnen masseren. Hij was er zo slecht aan toe. Dat been, die spier die helemaal aan het afsterven was. Hij heeft moeten vechten voor zijn leven.”

“Op het moment dat Johan in Parijs-Roubaix viel, stak hij in de vorm van zijn leven. Ik herinner me nog heel goed dat hij in januari tegen mij zei: de E3-Prijs van Harelbeke is de eerste koers waarin ik goed wil zijn en dan ga ik die vorm tot en met Parijs-Roubaix aanhouden. En dan wint hij in Harelbeke, stampt hij een dag later iedereen in de vernieling in de Brabantse Pijl, rijdt hij Gent-Wevelgem voor de ploeg en pakt vervolgens uit met een groots nummer in de Ronde van Vlaanderen.”

“En in Parijs-Roubaix voelde hij de pedalen niet. Ik had al de avond voordien gezien dat hij heel goed zat. Masseren is uiteindelijk ook kijken met de handen. Renners observeren. Wat vragen ze, hoe zitten ze s’ ochtends aan tafel. Daar kan je allemaal veel uit opmaken. Johan was die avond heel stil. Dat is bij hem een goed teken.”

“Johan heeft die terugkeer natuurlijk in de eerste plaats aan zichzelf te danken. Maar ook aan de begeleiding van de ploeg. Er is tijdens en na de revalidatie niets aan het toeval overgelaten. Er werd ook met specialisten uit Italië over zijn herstelprogramma gesproken.”

“Het is zijn lichaam dat het gedaan heeft. Johan is een sterke bonk. Een taaie man met een specifieke structuur van spieren. Hij beschikt niet over die zuivere klasse, maar wel over een goeie motor. Ik zeg altijd: renners moeten een rug hebben, daar zit alles in. Die heeft hij. Hij zit heel goed in mekaar. Maar vooral: hij kent zijn lichaam zo goed dat hij de kunst verstaat om zijn motor honderd procent af te stellen.”

“Zijn comeback heeft ook te maken met zijn liefde voor het vak. Dat zie je in de wedstrijden. Overal waar hij aan de start komt, wil hij iets doen; voor zichzelf of voor de ploeg. Hij gooit er nooit met zijn pet naar. Daarom rijdt hij ook zo weinig criteriums, dat ligt hem niet.”

“Hij voelt zich heel goed bij Mapei. Dat heeft hem geholpen: hij wilde de anderen niet in de steek laten. Johan wordt bij ons in zijn waarde gelaten. Hij mag rustig naar zijn objectieven toewerken. Dat zijn voor hem de ideale voorwaarden. Hij wil omringd zijn door rustige mensen. Johan had destijds nooit kunnen functioneren bij Panasonic, met een ploegleider als Peter Post. Die zette de renners veel meer onder druk. Post zei altijd: je hebt nooit genoeg gewerkt, je kan altijd beter doen.”

“Kampioenen zijn egocentrisch, maar Museeuw niet. Ik ken geen enkele toprenner die zo meevoelt met mensen die zogenaamd minder belangrijk zijn dan hij. Hij is bijzonder attent. Ik ben een verwoed postzegelverzamelaar. Toen Johan in Lugano wereldkampioen werd en voor een regionaal Zwitsers televisiestation zijn vijftigste interview moest geven, zag hij daar een heel speciale zegel van het WK liggen. Hij vroeg die meteen voor mij. Dat hij daar nog aan denkt, na een wedstrijd van 280 kilometer en na die eindeloze reeks interviews, dat vind ik toch knap. Een andere keer had hij gehoord dat ik met vakantie wilde gaan naar de Canarische Eilanden. Ik heb die reis van hem gekregen. Johan is echt een groot mens. Hij koestert zijn vrienden. Hij komt gesloten over, heel anders dan Frank Vandenbroucke. Ik zeg altijd: Johan is een artisanaal gebrouwen biertje, Frank een Heineken die je overal op de wereld koopt.”

“Maar Johan is in de eerste plaats iemand die altijd grenzen verlegt. Toen hij vorig jaar de Ronde van Vlaanderen won en na de aankomst in mijn armen viel, zat hij helemaal stuk. Hij zei: ik ben compleet naar de vaantjes. Maar nu is hij om terug te komen, maanden aan een stuk zo diep moeten gaan als die dag in de Ronde van Vlaanderen. Dat zegt alles over zijn karakter.”

LIEVEN MAESSCHALK, DE KINESIST

“Ik kwam met Johan Museeuw in contact via Frank Vandenbroucke die ik destijds verloste van lang aanslepende knieproblemen. Ik probeer mensen te genezen door ze actief te laten bewegen. Het klinkt simpel, maar het is ergens een kunst. De patiënt moet alles aanpassen aan het lichaam, zijn lichaam is zijn gids. Ik heb dat destijds in Amerika geleerd. Ik liep een tijdje mee met de basketploeg van de Houston Rockets. Maar in Amerika werkt men heel segmentaal, alles wordt in een vakje opgeslagen.”

“Ik heb daar vooral geleerd om dingen aan te passen in een bepaalde fase van de revalidatie. Dat deed ik ook bij Johan Museeuw. Oefeningen uitvinden, is niet moeilijk. De aangepaste oefeningen toepassen, daar gaat het om. Vandaar dat feeling belangrijk is. In de loop van de jaren heb ik mijn eigen methode ontwikkeld, mijn eigen passie. Werken op intuïtie, dat gebeurt volgens mij veel te weinig. Wat zie je aan zijn houding, welke conclusies trek je uit zijn vragen? Dat zijn de dingen waardoor ik me laat leiden, de zaken die bepalen welke systemen ik in mijn therapie moet inbouwen.”

“Toen ik met de revalidatie van Museeuw begon, vroeg ik hem: wat kan je aan, hoe groot is je mentale weerbaarheid? Ik waarschuwde hem dat hij veel pijn zou lijden. Daar had Johan geen enkel probleem mee. Die revalidatie is zo hard geweest, je houdt het echt niet voor mogelijk. Eerst hebben we via oefeningen het vocht uit de spieren getrokken. Vervolgens zijn we gaan werken op de mobiliteit van de knie. Dan werden de spieren gecontroleerd via motorische prikkelingen. En in een tweede fase trokken we dan naar het zwembad. Plooien en strekken, tot vervelens toe – niet alleen voor dat been, maar ook voor de buik, voor de andere spieren. Johan heeft bij momenten gehuild van de pijn, maar nooit rolde er een klacht over zijn lippen. Je moest hem veeleer afremmen dan stimuleren. Als hij weer thuiskwam moest hij meteen zijn bed in, hij was op. Zeker in het begin. Hij had drie weken platgelegen, zijn lichaam was helemaal afgetakeld.”

“Ook mentaal moet je niet onderschatten wat Museeuw heeft gedaan. Normaal gezien speelt hij met de pedalen en nu kon hij zijn knie amper tien graden bewegen. En dat door een heel banale fout, dat moet je durven beklemtonen. Als je zo’n bacterie in een wonde krijgt, betekent dit dat die wonde niet goed werd gespoeld. Hij heeft daar naar buiten uit nooit iets over gezegd. Wel vaak tegen mij, in de moeilijke momenten. Zo van: zie me hier liggen. In normale omstandigheden had Johan binnen de twee maanden weer op de fiets moeten zitten. Meer tijd was er niet nodig om die breuk te laten genezen.”

“Dat de revalidatie relatief snel is gegaan, heeft te maken met de extreem hoge pijngrens van Johan Museeuw. Ik zag aan de parameters van het lichaam bijna dagelijks dat hij verbeterde. De spieren kregen meer omvang, het vocht bleef weg, ik kon de belasting verhogen.”

“Iedere vooruitgang leverde telkens emotionele momenten op. Ik heb me nooit in mijn leven met iemand zo verbonden gevoeld als met Museeuw. Twee maanden aan een stuk waren we vijf uur per dag bij mekaar. In een sfeer van pijn en miserie. Dat geeft een apart gevoel, dat doe je niet zomaar.”

“Johan deed dat voor zichzelf, voor zijn familie, maar misschien wel vooral voor zijn ploeg. Museeuw heeft een heel groot verantwoordelijkheidsgevoel.”

“Wat me telkens opviel, is de grote innerlijke rust die altijd van hem uitgaat. Hij valt niet uit zijn evenwicht te brengen. Dat zijn eigenschappen die je alleen kan toeschrijven aan grote mensen. Museeuw is niet vlug beïnvloedbaar maar weet wel wat goede raad waard is. Hij kan het kaf van het koren scheiden. Hij voelt aan wie hij kan vertrouwen en wie niet. Hij pikt overal voor zichzelf het beste uit, zijn beslissingen zijn altijd goed overwogen.”

“Natuurlijk had ik niet verwacht dat Museeuw nu al dit niveau zou halen. Maar nog belangrijker vind ik dat alle factoren aanwezig zijn om die spieren nog sterker te maken. Als hij volgende winter op een specifieke manier kan bijtrainen, dan komt die explosiviteit terug, dan bereikt hij gegarandeerd weer zijn vroegere niveau. Nu staat hij daar ook al heel dicht bij. Want Museeuw is zo oersterk van nature uit, zijn lichaam kan echt ontploffen. Dat zijn eigenschappen die hij meekreeg van de natuur. Zoals iedereen bepaalde kwaliteiten heeft. Alleen: Museeuw deed daar iets mee, hij heeft als het ware aan zijn talent gewerkt. Dat wil hij nu nog verder doen. Gedreven door zijn eergierigheid.”

“Ik heb me tijdens de moeilijke momenten van die herstelperiode vaak afgevraagd: waarom wil een renner van 33 jaar met die erelijst zich nog zo pijnigen om terug te komen? Maar hoe beter ik hem leerde kennen, hoe meer het antwoord me duidelijk werd. Johan Museeuw is iemand die zijn eigen lot bepaalt. Hij wilde geen afscheid nemen na dat ongeval. Hij zal zelf wel beslissen wanneer hij stopt.”

Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content