INFO : De auteur is ere-gedelegeerd bestuurder van het Verbond van Belgische Ondernemingen.

Het winstseizoen is volop aan de gang. Er gaat geen dag voorbij of – meestal grote – ondernemingen maken hun winsten van het jaar 2004 bekend. Over het algemeen vallen de resultaten mee. Zij laten soms zelfs een indrukwekkende verbetering zien.

Winsten zijn onontbeerlijk. In het verleden hebben we daar in België te weinig aandacht aan besteed. Waardoor tal van ondernemingen die niet de middelen hadden om zich te verweren, door rijke buitenlandse concurrenten werden overgenomen.

Winsten verzekeren de continuïteit van het bedrijf. Rendabele ondernemingen bieden de grootste waarborg voor hun werknemers. De ingezette middelen brengen geld op. Bijgevolg kunnen de activiteiten worden voortgezet en is de tewerkstelling er beter aan toe.

Winsten zetten de beleggers ertoe aan hun spaarmiddelen in de onderneming te investeren en lokken nieuwe beleggers, zodat verdere expansie in het vooruitzicht wordt gesteld.

Winsten laten onderzoek toe. Ze geven de kans nieuwe projecten te ontwikkelen en aanpassingen of herstructureringen in de best mogelijke omstandigheden door te voeren.

Ook de Schatkist vaart wel bij winsten. Ze strijkt er meer dan een derde van op, en gebruikt de opbrengsten om allerlei uitgaven te financieren.

Maar zijn de winsten niet te hoog?

Absolute winstcijfers op zich zeggen natuurlijk niets. Om te weten of ze hoog of laag zijn, moet je rekening houden met de ingezette middelen. Hoeveel van het eigen kapitaal moet worden vergoed? Hoe situeren de winsten zich tegenover de concurrentie? Lagere winstcijfers wijzen wellicht op een gebrek aan efficiëntie, waardoor het bedrijf ten prooi kan vallen aan ambitieuze sectorgenoten. Een vergelijking met vorige jaren vraagt ook aandacht voor de vergelijkingsbasis: de afgelopen jaren kende het bedrijfsleven immers een lage rendabiliteit. Dat er een inhaalbeweging komt, is een goede zaak.

De belangrijkste vraag is echter of de mooie cijfers die een aantal ondernemingen voorleggen, een goed beeld geven van de realiteit. Talrijke – meestal minder grote – bedrijven hebben het moeilijk. Hun winstcijfers zijn dan ook verre van schitterend. Het plaatje van de winstsituatie verdient dus enige nuance. Toch heeft de economie alle baat bij een situatie waarin diverse ondernemingen zich, dankzij een behoorlijke rendabiliteit, verder kunnen ontwikkelen en de tewerkstelling kunnen ondersteunen.

Is er in een aantal gevallen trouwens geen tegenstelling tussen de hoge winstcijfers en de oproep tot loonmatiging? Als de resultaten meevallen, ligt het toch voor de hand dat ook de werknemers een deel van de koek krijgen?

Het antwoord is ongetwijfeld positief. Die matiging vloeit echter voort uit de ongewoon hoge loonkosten waarmee wij Belgen kampen. Die loonkostenhandicap is niet zozeer te wijten aan de lonen zelf, maar wel aan de torenhoge fiscaliteit en parafiscaliteit die zwaar doorwegen op de minste loonsverhoging die wordt toegekend. Zolang die toestand aanhoudt, bestaat het risico dat bedrijven – de globalisering en de groeimogelijkheden indachtig – naar andere vestigingsplaatsen gaan uitkijken. Om daar fundamenteel iets aan te veranderen, moet ons systeem van sociale zekerheid opnieuw worden bekeken. Maar dat debat durft niemand aangaan.

TONY VANDEPUTTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content