DOOR FRANS VERLEYEN

DE STAKINGEN BIJ HET Franstalig onderwijs worden in Vlaanderen moeilijk begrepen en bijna instinctief veroordeeld. ?Het is een actie onder vakgenoten die het belang van de leerlingen ondergeschikt maakt aan hun eigen sociale en materiële positie. Potig demonstrerende leraars die voortdurend uit de klas wegblijven, verliezen hun moreel gezag. Het Waalse onderwijs is trouwens toch al veel duurder dan elders en besparingen zijn echt onvermijdelijk. PS-politica Laurette Onkelinx slaagt er niet in haar hervorming vreedzaam door te drukken, wat bewijst dat daar in het Zuiden de syndicale emoties sterker zijn dan pedagogische beginselen.?

Anderzijds heeft het ook iets charmants, die intellectuele en (soms) fysieke agitatie binnen het tot bloedens toe demonstrerende enseignement secondaire. De hele polemiek biedt het voordeel dat ze iedereen tot veel debatteren en nadenken dwingt, óp het publieke forum. Daar komen zowel goede als kwalijke menselijke eigenschappen aan het licht : sterkte of zwakheid en zelfs angst, generositeit naast hebzucht. In het schrale, om niet te zeggen autoritaire klimaat dat momenteel op het federaal-Belgische politieke leven weegt, werkt de Waalse onderwijsdiscussie ondanks haar bedenkelijke kanten verfrissend.

Ze herinnert ons eraan dat onder het naamloze bewind van de talloze regenten die met hun burgers mogen spelen, nog een levende maatschappij bestaat. We moeten niet al te inschikkelijk worden, een société civile mag af en toe luidruchtig bewijzen dat ze niet al haar vermogens tot weerspannigheid is kwijtgeraakt. Dat ze niet helemaal in slaap is gewiegd door de sluwe babbels van het overheidsgezag. Het universum van de schoolwereld werd in België immers al vaak genoeg misbruikt voor partij-ideologische oogmerken, electoraal dienstbetoon via benoemingen, kleine lokale belangen.

Met die vaststelling is het conflict dat Wallonië nu al zolang teistert, echter niet opgelost. Ook weerlegt ze niet het bezwaar dat de wereld van de leerkrachten te veel met aantallen, werkgelegenheid, begrotingen en zogenaamd pedagogisch comfort bezig is. En te weinig met de beschavingswaarde van het ontroerende ?mirakel? dat dagelijks in scholen plaatsvindt : een oudere generatie die delicate kennis, ethische normen en levenshoudingen doorgeeft aan jongeren. Vergeten wij niet te vaak de humane schoonheid van die zich vrijwel dagelijks herhalende inspanning ? Kleintjes groot helpen worden, ze bestand maken tegen gevaren en misleiding, begaafdheid bijbrengen voor het uitvinden van nieuwe instrumenten die het leven straks kunnen verbeteren. Diepere drijfveren heeft de mens misschien niet.

Ondertussen groeit voorzichtig het inzicht dat België zoals andere moderne landen een fout heeft gemaakt in het ontwerpen van zijn filosofie over, vooral, het middelbaar onderwijs. Tijdens de jaren zeventig en tachtig probeerden de toen verantwoordelijke regeringen de school beter te doen aansluiten op de economische werkelijkheid. Men wou de band tussen opvoeding en arbeidsmarkt hechter maken. De magische formule luidde : vroegtijdige specialisatie in een fijn vertakt netwerk van keuzemogelijkheden. Dat kostte allemaal veel geld, maar de idee leek mooi en vooral nuttig genoeg om er wat voor over te hebben, namelijk de helft van de begroting die zowel in de Vlaamse als Franse gemeenschap wordt opgebruikt.

In de jaren negentig is helaas duidelijk geworden dat levenslange deskundigheid in een bepaald vak of ?discipline? (let op dat woord) nog zelden mogelijk zal zijn. Geen enkele vaste leercultuur kan bestand blijven, in tijd noch plaats, tegen de rusteloze ambities waarmee ons technologische èn emotionele mensbeeld evolueert. Velen zullen tijdens hun loopbaan meer dan één beroep gaan uitoefenen, van koers moeten veranderen, zigzaggen. Daarom wordt vroegtijdige specialisering een nadeel.

In de zorgvuldig voorbereide 21-mei-rede waarmee Guy Verhofstadt één jaar na de jongste verkiezingen uit de doodstille waterspiegel van de Belgische politieke vijver opdook, vertelde hij : ?In de zich snel wijzigende maatschappij waarin we morgen zullen leven, zijn kinderen die een breed, algemeen, universeel onderwijs hebben genoten, het best bewapend om zich voortdurend aan te passen. We zullen onophoudelijk moeten bijscholen, nieuwe kennis opslaan, andere vaardigheden ontwikkelen. Dat kan beter wanneer we een brede culturele bagage, een open en tegelijk solide kijk op de wereld hebben meegekregen dan wanneer we van jongsaf aan met oogkleppen naar een of andere job werden geleid.?

De betrekkelijke rust van zijn studeerkamer bracht de verbannen VLD-ideoloog tot de gedachte : ?Zulk een hoogstaande, algemene vorming houdt in dat we het aantal aangeboden studierichtingen opnieuw gaan verminderen, maar met meer nadruk op vakken als geschiedenis, literatuur of cultuurbeleving. Doorheen duizenden boeken, dichtbundels, essays en romans zullen we èchte nieuwe ideeën vinden, de ware toekomst waarvoor het verleden ons de sleutels aanreikt.?

OOK AL KOMT ZE UIT VLAANDEREN, dit is een kostbare suggestie voor de massa’s die momenteel in het francofone onderwijsdrama optreden of eronder lijden. Een herontdekt project in de richting van middelbaar maar universeel onderwijs, gekruid door lesgevers die nog iets over Spinoza kunnen vertellen maar ook weten hoe de karekiet in het riet zijn nest bouwt, zou op heel het postmoderne en aan zichzelf twijfelende Europa een geneeskrachtige uitwerking kunnen hebben. Zulk een schoolsysteem, waar we wellicht onbewust naar snakken, zou niet alleen veel schade kunnen herstellen maar ook goedkoper zijn. In het trotse maar stilaan armer wordende Europa is dat laatste altijd meegenomen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content