Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Twee opstanden in twee jaar tijd hebben in de Congolese Evenaarsprovincie voor chaos en onzekerheid gezorgd. De bevolking hoopt vurig op beterschap.

God is Gbadolite goed gezind. Een kwartiertje voor het einde van de eerste voetbalmatch in twee jaar tijd jaagt Hij een stortbui over het Noord-Congolese stadje. De marktkramers van de F.C. Marché staan op dat ogenblik 2-1 voor tegen de studenten van de Association des Jeunes Etudiants, overigens na een licht toegekende strafschop. ” Injustice,” schreeuwde een vroegrijp sinaasappelverkopertje bij elke van de vele betwiste beslissingen van scheidsrechter Pélé, tot hij door de grensrechter met zijn vlag van het veld werd geranseld.

De gemoederen raakten verhit toen de sponsor van de marktploeg (een geldwisselaar) de spionkop van de scholieren provoceerde, en één van zijn hooligans het veld opstormde om met een welgemikte vuistslag de vedette van de schoolploeg uit te schakelen. De nummer 11 had nochtans ondermaats gepresteerd. Hij had dan ook twee jaar niet kunnen trainen: de schuld van Congo’s president Laurent-Désiré Kabila. “De enige sport die we deden, was hard gaan lopen als we militairen zagen,” vergoelijkt de trainer het gebrek aan conditie van zijn pupillen.

De mensen in de Evenaarsprovincie houden niet veel goede herinneringen over aan het regime van de man die maarschalk Mobutu Sese Seko ten val bracht. Mobutu was geboren in de Evenaarsprovincie en had van Gbadolite het centrum van zijn wereld gemaakt. In het begin ging het redelijk goed met de mannen van Kabila, geven de mensen na enig aandringen toe. Maar er sloop snel paranoia in het systeem. Zeker toen in augustus 1998 in het verre oosten een nieuwe rebellie uitbrak. “Iedereen was ineens verdacht”, herinnert nieuwbakken kok Bernard Lekada, bijgenaamd Hamburger, zich. “Drie mensen die samen stonden te praten, konden beschuldigd worden van samenzwering. Reizigers waren spionnen. Er kwam een schrikbewind. Kabila’s soldaten sloegen zwangere vrouwen op de buik. Vele mannen vluchtten het woud in om er tussen de beesten te gaan wonen. Dat was veiliger.”

DOPEN AAN DE LOPENDE BAND

Alle bijeenkomsten, zoals sportmanifestaties en kerkdiensten, werden verboden, en er kwam een avondklok. “Zelfs de klassieke rouwrituelen werden onmogelijk, omdat de mensen niet meer buiten mochten wenen en zingen”, vertelt voorganger Jean-Louis Ngola van de Kerk van Christus in Congo. Sinds de Mouvement de Libération du Congo (MLC) van multimiljonair Jean-Pierre Bemba Gbadolite bevrijdde, wordt de schade ingehaald. ’s Zondags dopen priesters aan de lopende band mensen in een riviertje aan de rand van de stad. In de katholieke kerk van Sint-Jozef de Werkman worden misdienaartjes en koorzangers gerekruteerd. In de pentecotistenkerk, terecht geroemd om de mooie vrouwen die ze aantrekt, swingt het als nooit tevoren.

Gbadolite herademt. “Zelfs de geiten zijn bevrijd”, zegt huisbewaarder Junior Gbamende als een troep luid mekkerend de Boulevard Mobutu Sese Seko oversteekt. “Tot voor kort zouden ze zo’n nachtelijke uitstap niet overleefd hebben. De militairen van Kabila kenden geen genade.” De geiten halen moeiteloos de overkant van de ooit zo drukke boulevard. Van de weinige auto’s die in Gbadolite achterbleven, zijn de wielen gestolen. Benzinehandelaars, ter plaatse “Kadhafi’s” geheten, verkopen de schaarse brandstof per liter.

Minder dan een maand na de vlucht van Kabila’s Forces Armées Congolaises (FAC) en de ermee geassocieerde Rwandese Hutu-milities, trekt de regio zich weer op gang. De prijzen op de markt halveerden, omdat het aanbod toeneemt en de talloze Oegandese soldaten betaald worden, zodat er geld circuleert. De komst van de eerste blanken in jaren wordt op gejuich onthaald en beschouwd als een teken dat het onder Bemba beter zal gaan. Er is invoer van goederen, zoals bier, uit de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR). Vele huisgezinnen begonnen een geïmproviseerde bar om Bemba’s dorstige bevrijders te laven. De manager van de niet-vernielde Coca-Cola-fabriek zond een aanvraag naar président Bemba om met een militair transport uit Oeganda enkele vaten Cola-pasta te laten overvliegen, waarmee hij de productie kan hervatten. Koffiehandelaren komen via de CAR kijken of er weer handel mogelijk is.

De mensen die in wouddorpjes onderdoken, zakken druppelsgewijs naar de stadjes af. “Ten tijde van Kabila was er om de twintig kilometer een wegversperring, waar iedereen de militairen moest betalen om door te mogen”, zucht kunstenaar Emmanuel Kuta, gespecialiseerd in ebonieten en ivoren beelden. In zijn werkbank steekt een kleine olifantstand – één van de twee die hij het voorbije halfjaar op de kop kon tikken, voor dertig dollar het paar. Als gevolg van de oorlog is de handel stilgevallen. Maar Kuta kreeg al bericht dat er in het noorden vijf olifanten waren geschoten. “Er zijn nog veel olifanten in het woud, en ze vernielen de velden van de omliggende dorpen”, repliceert hij gehaast op de opmerking dat de bosolifant overal beschermd is.

EEN BELGISCHE DIAMANTSMOKKEL

Ook de diamanthandelaars fleuren op. In de kleine mijn van Paki, ten westen van het garnizoenstadje Kotakoli, staan dertig mannen voorovergebogen zand te zeven in vuil wit water, in de hoop een steentje te vinden dat hen zal toelaten maniok te kopen om hun gezinnen te voeden. “We zijn pas twee weken weer bezig”, vertelt PDG Aubin Kongbo. “Het is behelpen, want we hebben nog geen technisch materiaal. Maar de soldaten van Bemba laten ons met rust. Toen Kabila hier was, konden we niet werken. Aanvankelijk moesten we wat we vonden afgeven als belasting; later zond de lokale generaal Munene zijn troepen om in onze mijn diamant te zoeken.”

Waarmee Kabila’s chef in de sporen trad van de Belgische majoor G. Bebronne, stichter van het commando-opleidingscentrum in Kotakoli, wiens graf niet ongeschonden uit de rebellieën te voorschijn kwam. Volgens lokale kwatongen liet hij vrachtvliegtuigen vol zandzakjes naar België overbrengen zodat het zand op de aanwezigheid van diamanten kon worden getest.

“Hebben jullie goed gelet op de vele dikke bomen langs de wegen in het woud?” vraagt Bemba’s kabinetssecretaris Monfort Nkonzi bezorgd. We zagen inderdaad dikke bomen, vol neushoornvogels, maar zonder apen, hoewel ze op alle marktjes die we bezochten, gerookte en gedroogde makaken in de aanbieding hadden. Nkonzi, en ook Bemba zelf, die iets te enthousiast reageerde op onze vaststelling dat er ivoor te koop werd aangeboden, maken zich sterk dat de natuurlijke rijkdommen van de Evenaarsprovincie volstaan om het gebied leefbaar te maken. Als het ultieme doel van de MLC, de val van Kabila en van Congo’s hoofdstad Kinshasa, niet gehaald wordt, moet uitvoer naar de CAR en Oeganda een rendabele handelszone doen ontstaan.

Critici van Bemba en de Oegandezen houden vol dat de tijdelijke exploitatie van grondstoffen de enige ernstige motivatie van de rebellie is, wat Bemba ten stelligste ontkent: daarvoor kost de revolutie te veel.

De grootsheid van Mobutu’s tijdperk zal de Evenaarsprovincie nooit meer halen. In het door tankgranaten tot puin geschoten Motel N’Zekele wordt met weemoed teruggedacht aan de goede oude tijd toen Mobutu nog kwam eten in het nu uitgebrande VIP-restaurant. En toen de Belgische Monsieur Guy sier kwam maken – het blijkt om Mobutukenner Polspoel van de toenmalige BRTN te gaan. Nu zitten de twee resterende “hostessen”, Jeanette en Antoinette met haar paarse pruik, troosteloos op de trappen te wachten op gasten. Twee uur duurt het om een warme maaltijd te krijgen, omdat de door de bestelling verraste kok in de tuin een houtskoolvuurtje moet opstoken.

Gbadolite is gedoemd om opnieuw het huttendorp te worden dat het was voor Mobutu besloot er zijn paleizen neer te poten. Eerst de enorme residentie van Kawele, waar alleen de vergulde badkuipen, de enorme marmeren tafels en de witblauwe Delftse tegeltjes met windmolens en kaasmeisjes in de keuken niet gestolen werden. Zelfs de kakkerlakken liggen dood op hun rug. Als de wind tegenzat, werd Mobutu uit zijn slaap gehaald door de kerkklokken van de missie onderaan zijn heuvel. Vanuit zijn baden keek hij uit over de landingsbaan van de luchthaven, 3,3 kilometer lang, zodat er een Concorde kon landen – Mobutu zag de dingen graag groot. Nu worden de laatste lichtjes van de piste gestolen en staan er alleen half-ontmantelde Migs en helikopters, waarmee Mobutu een laatste poging ondernam om aan de macht te blijven.

COUVERTS VAN CHRISTOFLE

Op een aanpalende heuvel pronkt het paleis dat Mobutu als geschenk kreeg van de Chinezen, een volledig buiten de originele context gedropte replica van de Verboden Stad, waarin gifslangen jagen op padden die zich verbergen tussen de waterlelies op de binnenhuisvijvers die poelen werden. In Gbadolite zelf staat nog een paleis, met nooit afgewerkte tuinen die een Afrikaans Versailles moesten voorstellen, en met de grafkapel van Mobutu’s eerste vrouw en zijn overleden kinderen. Het is nu het hoofdkwartier van de Oegandese militairen die Bemba steunen.

“Het is jammer dat de paleizen een puinhoop zijn”, vindt Bemba. “Ze hadden best een toeristische trekpleister kunnen worden, genre Sun City in Zuid-Afrika. Nu heeft niemand er wat aan.”

Volgens de MLC werden de paleizen geplunderd door Kabila’s militairen, maar de bevolking hielp zeker een handje. In sjofele restaurants duiken zilveren couverts op van het exclusieve Parijse huis Christofle, waarin Mobutu’s initialen zijn gegraveerd. Verkopers bieden in het geniep zware koperen beelden aan. “Alles moest eraan geloven”, zegt majoor Basabe Bule-Gbangoro, die als één van de eerste MLC’ers Gbadolite binnentrok. “Kabila’s soldaten hadden zelfs de graven van Mobutu’s verwanten opengebroken en de skeletten eruit gehaald om te zien of ze sieraden droegen. We hebben de overblijfselen teruggelegd. Er zijn grenzen aan wraakzucht.”

Er wordt onverholen kritiek gespuid op het beleid van Mobutu, hoewel hij meer krediet krijgt dan Kabila, die als een geestesgestoorde wordt afgedaan, niet in staat om meer dan een bordeel te besturen. “Mobutu had de verdienste dat hij het land samenhield en internationale grandeur gaf”, analyseert kolonel Géthéon Kibunge. “Maar het is onvergeeflijk dat hij het volk liet verkommeren, terwijl hij zichzelf en zijn entourage rijk maakte. Met het geld dat in zijn paleizen kroop, hadden veel scholen en ziekenhuizen kunnen gebouwd worden.”

Kibunge heeft een bewogen loopbaan achter de rug. Hij werd opgeleid door de Belgen, begon bij Mobutu’s Forces Armées Zairoises (FAZ), en ontsnapte op het nippertje aan Kabila’s troepen. Hij werd een prominent lid van het Rassemblement Congolais pour la Démocratie (RCD), de eerste rebellenbeweging tegen Kabila. In de herfst van vorig jaar was hij mee verantwoordelijk voor de bijna gelukte, gedurfde raid op Kinshasa. Hij vluchtte naar Congo/Brazzaville, waar hij een maand gevangen zat. Enkele dagen voor zijn uitlevering aan Kabila ontsnapte hij. Hij sloot zich aan bij Bemba’s MLC, want hij gelooft niet langer in het RCD. Een verhaal typisch voor vele MLC-officieren, die stuurloos zwalpen op de chaos die Congo overspoelt.

Kibunge is verantwoordelijk voor de sensibilisering van de bevolking in de bevrijde gebieden. Dat moet vooruitgaan. Hij houdt vliegende meetings, rijdt langs dorpen waar hij de chef sommeert om te komen luisteren, en aanmaant om de wegen te onderhouden, zodat de militairen ter hulp kunnen snellen als de Rwandese Hutu die naar de CAR vluchtten, zouden aanvallen – de vermelding van de génocidaires volstaat om de mensen te doen beven.

“De militairen zullen helpen”, belooft Kibunge overal. “Ze hebben het land mee kapot gemaakt, nu zullen ze het heropbouwen.” Kibunge heeft een plan klaar om na de overwinning een grote helft van het leger – “de vaders en gezinshoofden” – in te schakelen bij werken aan bruggen en wegen.

ZIJN ER REBELLEN IN BELGIE?

Op al dan niet strategische punten langs het front zitten militairen onder leiding van Oegandese commandanten ingegraven. De Oegandezen zijn veruit het spraakzaamst. “Zijn er in België rebellen?” wil een negentienjarige Oegandees weten. Hij vecht al vier jaar tegen allerhande rebellen. Op de opmerking dat hij in feite zelf een rebel is, reageert hij gedecideerd: “Dit is mijn oorlog niet.” De meeste Oegandezen willen naar huis, maar orders zijn orders, en niet iedereen is al bevrijd.

De Congolezen hebben zelden een coherente uitleg klaar over de reden waarom ze tegen Kabila vechten. “Hij liet ons verhongeren”, verklaart een rekruut in een T-shirt van de Unic in Bonheiden (“Mijn Verse Supermarkt”). Hij schraapt apenootjes, die uit een gescheurde zak op de landingsbaan in Lisala zijn gevallen. “Papa Bemba zal ons niet laten verhongeren.” De indruk groeit dat vele rekruten gewoon meegesleept werden door de euforie rond de bevrijding. “Ze doen hun best”, antwoordt de Oegandese kapitein Allan op de vraag naar de militaire paraatheid van de Congolezen. “Ze slaan al niet meer automatisch op de vlucht als er een schot valt.”

De Congolese bevolking stelt zich soepel op tegen de nieuwkomers, die in de frontlijndorpjes worden geïntegreerd als ze langer dan enkele weken ter plekke blijven. Dat leidt tot bizarre toestanden. Alphonsine Mvote trouwde met een man uit de militaire inlichtingendienst van Kabila, die bij een verkenningsmissie door een vooruitgeschoven patrouille van de MLC werd opgepakt. Gedood, was de boodschap die de vrouw bereikte. Weduwe is een slecht statuut in Congo, dus hertrouwde ze twee maanden na haar korte rouwproces. Toen haar eerste echtgenoot plots weer opdook, met de MLC waartoe hij zich ondertussen bekeerd had, koos de nieuwe man het zekere voor het onzekere: hij vluchtte naar de CAR.

“Eigenlijk leven we al sinds het begin van de jaren negentig in onzekerheid, in oorlog”, vertelt Bina Gonzato, een notabele uit het stadje Bumba. “Nu zijn we weer vrij, maar nog niet helemaal, want er is geen geld en geen werk. De echte vrijheid zal er pas komen als er weer grote handelaars zullen zijn, als de wegen en rivieren weer bereisbaar worden, als er in de farmacies niet langer alleen lege pillendoosjes zullen staan, en de mannen meer beroepen kunnen kiezen dan alleen bakker. We hopen vurig dat Congo geen tweede Angola wordt, opgesplitst in delen die eindeloos oorlog blijven voeren. Want in dat geval gaan we er slechter aan toe zijn dan ooit tevoren.”

Foto’s: Wim Van Cappellen

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content