Vanwaar kwam de 500.000 Zwitserse frank die de PS in april 1989 incasseerde? In geen geval van Dassault, beweren ingewijden.

O mdat in een democratie burgers van hun politieke vertegenwoordigers en hoge ambtenaren mogen verwachten dat die hun eigenbelang niet boven dat van de gemeenschap stellen…” Zo klonk een sleutelpassage in het arrest dat het Hof van Cassatie op woensdag 23 december 1998 velde in het Agusta/Dassault-proces. Het hof was bijzonder scherp in de motivering die de aanloop naar de strafmaat vormde. Zo scherp zelfs dat de Franse vliegtuigbouwer Serge Dassault, beschuldigd van actieve corruptie, nog voor het einde van de uitspraak spoorslags richting Parijs afreisde. Zijn adviseurs meenden uit de toon van de motivering te kunnen afleiden dat hun cliënt een onmiddellijke aanhouding wachtte en raadden hem daarom aan Brussel meteen te verlaten.

Van een aanhouding van Dassault bleek dan wel geen sprake, maar de strafmaat die Cassatie oplegde was zeer hard. Drie jaar opsluiting met uitstel voor voormalig Navo-baas en vice-premier Willy Claes (SP) wegens corruptie in zowel het Agusta- als in het Dassault-contract. Twee jaar met uitstel voor gewezen PS-voorzitter Guy Spitaels en voor ex-defensieminister Guy Coëme, ook al wegens corruptie, maar dan alleen in de aankoop van het Carapace-systeem van Dassault. Bovendien verliezen de drie gedurende vijf jaar hun burgerlijke en politieke rechten.

Claes’ voormalige kabinetschef Johan Delanghe kreeg achttien maanden cel met uitstel; gewezen adjunct-nationaal secretaris van de SP Luc Wallyn en zijn raadgever, advocaat Alfons Puelinckx, die telkens het aanbod van Agusta en van Dassault bij de SP aanbracht, elk twee jaar opsluiting met uitstel – precies evenveel als Serge Dassault.

NOG EEN DEFENSIECONTRACT

Claes, Wallyn, Delanghe en SP-penningmeester Etienne Mangé, die één jaar cel met uitstel aangemeten kreeg, werden tevens veroordeeld tot het terugbetalen van de zowat 110 miljoen frank smeergeld van Agusta en Dassault. Waarmee Cassatie aangaf dat de Vlaamse socialisten, ondanks de beweringen van Mangé dat hij nooit een cent van het Franse geld zag, samen met de vijftig miljoen van Agusta de volle zestig miljoen van Dassault incasseerden. Van de PS-beklaagden, Spitaels, Coëme en hun medewerkers Jean-Louis Mazy, André Bastien, Merry Hermanus en François Pirot vorderde het hof iets meer dan 49 miljoen frank terug. Zowel SP-voorzitter Fred Erdman als zijn PS-collega Philippe Busquin kondigden intussen aan dat hun partijen die bedragen zullen betalen.

Opvallend: het bedrag dat het hof van de PS’ers opeist, is hoger dan de dertig miljoen frank waarvan Merry Hermanus beweert dat hij ze in 1989 in Luxemburg overhandigd kreeg van een Dassault-gezant. Maar Cassatie gaat ervan uit dat de 500.000 Zwitserse frank die Hermanus nog voor de afsluiting van het Dassault-contract op 24 april ’95 aan PS-secretaris Pirot zou hebben gegeven, eveneens van de Franse vliegtuigbouwer kwam.

Ondanks Hermanus’ ontkenning dat hij ooit een omslag met 500.000 Zwitserse frank aan de PS-secretaris overhandigde, gelooft het hof Pirot die dit bedrag op 24 april op een Luxemburgse rekening deponeerde. Want, motiveerde Cassatie, uit het dossier blijkt niet dat andere buitenlandse bedrijven redenen hadden om voor de PS hun vrijgevigheid te etaleren. Sterker nog: het hof zag in de betaling van de 500.000 Zwitserse frank een bewijs van harde corruptie in de Carapace-aankoop.

Dat laatste vinden ze vandaag bij de PS ongemeen pijnlijk. Want minstens drie van de beklaagden voor het Hof van Cassatie wisten dat de 500.000 Zwitserse frank niet van Dassault kwam. Volgens PS-bronnen was het Zwitserse geld een gift van een bedrijf dat een defensiecontract toegewezen kreeg onder Coëmes voorganger op Defensie, de liberaal François-Xavier de Donnéa, intussen burgemeester van Brussel – een transactie verricht buiten het medeweten van Coëme, benadrukken betrokkenen.

Hoe de PS erin slaagde 500.000 Zwitserse frank te innen op een contract gesloten door een PRL-minister en waarom de beklaagden die op de hoogte waren zich voor Cassatie letterlijk in de vernieling zwegen, blijft onduidelijk. Maar het verklaart allicht de passage in haar open brief aan de krant Le Soir waarin Anne Sadzot, medewerkster van de veroordeelde Coëme, schreef: “Ik beklaag zij die door hun stilzwijgen of door hun vlucht dit onrecht lieten begaan.”

R.V.C.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content