“Man doodt vrouw en kinderen en pleegt zelfmoord.” Op het waarom van gezinsdrama’s geven processen-verbaal en vette krantenkoppen geen antwoord. Een “whodunit” is makkelijker dan een “whatdidit”. Over de zwarte gaten in het verhaal over gezinsdrama’s.

Welgeteld één pagina wordt er gewijd aan het fenomeen van homicide followed bij suicide in het standaardwerk van de forensische psychiatrie van John Gunn en Pamela J. Taylor. Met Amerikaanse en Britse cijfers die dateren uit de jaren vijftig en zestig. Tussen 1948 en 1952 sloegen in de staat Philadelphia 24 op 621 moordenaars na hun daad ook de hand aan zichzelf. Moord-gevolgd-door-zelfmoord, of kortweg moord-zelfmoord, dekt in de literatuur meerdere ladingen. Van de moeder die in een zware postnatale depressie haar kind meeneemt in de dood, tot de razende killer die schiet op alles wat in zijn omgeving beweegt en zich daarna een kogel door het hoofd jaagt.

De Gentse hoogleraar, tevens voorzitster van de Belgische Liga van de Depressie, Myriam Van Moffaert onderscheidt drie categorieën. “Je hebt de geweldenaars die van nature uit al psychopatisch waren en wier affectief vermogen zero komma nul is. Je hebt het koppel dat samen beslist om er een einde aan te maken. Dat is de verlengde zelfmoord, zoals bij de zeehondjes en de walvissen waarschijnlijk. En je hebt de grootste groep van zwaar wanhopig-melancholische bijna psychotische depressievelingen. Moeders die daders zijn, beantwoorden meestal aan dat profiel.”

Bij gezinsdrama’s zoals ze in ons land de afgelopen maanden in de belangstelling kwamen, verstrijkt er zelden veel tijd tussen de moord en de zelfmoord. Het is een gesloten verhaal in een besloten decor. Alles speelt zich af binnen de muren van het eigen huis, tussen verwanten. Daar kristalliseerden zich in de dagen, weken, maanden of zelfs jaren die aan de ontknoping voorafgingen, problemen tot een dodelijke atmosfeer. Een intoxicatie die niet waarneembaar was voor de buitenwereld. “Meestal is het een verhaal waarin uitzichtloosheid een hoofdrol speelt”, zegt Van Moffaert. “Maar dan een uitzichtloosheid met een kracht die duizend keer zo groot is als wat u en ik in onze mindere momenten wel eens kennen.”

DE FATALE CARAMBOLE

Wat rest na de explosie: verstomming en gissingen. Het parket stapt af. Trekt strepen en cirkels op de grond, bergt het moordwapen op in een zakje. Leest aan de versheid van de wonden het tijdstip van overlijden af. Reconstrueert de fatale carambole: wie doodde wie eerst en zichzelf daarna?

“Het parket reconstrueert, strafwetboek in de hand, in het licht van een zaak die mogelijks voor de rechtbank komt”, zegt Paul Cosyns, diensthoofd psychiatrie aan de Antwerpse universiteit UIA. “Wat daar nuttig voor is, komt erin. Wat niet nuttig is niet. Bij gezinsdrama’s wordt alles nauwkeurig ingevuld. Men noteert dat de dader acht uur na zijn moord en zelfmoordpoging overleden is in het ziekenhuis. En dan is het afgelopen. Het interesseert hen niet meer. Ze zoeken zelfs niet meer. Van alle moorden in ons land wordt het dossier in zo’n dertig procent van de gevallen direct gesloten omdat de dader zelfmoord heeft gepleegd.”

“Dat is geen verwijt aan justitie, want voor hun interventie heeft verder onderzoek inderdaad geen zin meer. Maar ik vind dat een psychologische autopsie veel informatie kan opleveren. Nu blijven er kansen liggen om andere drama’s-in-wording tijdig te onderkennen. Dat doet zich ook voor op het gebied van de seksuele delinquentie. De ergste gevallen zitten doorgaans in de gevangenis en dat is niet de beste plaats voor wetenschappelijk onderzoek.”

Zeker bij moord-zelfmoord blijft de oervraag “What’s on a man’s mind?” oorverdovend naklinken. Als een dader het per ongeluk overleeft, is dat nog geen garantie voor opheldering. De dader van een “verlengde zelfmoord” is meestal geen mens meer. Hij was al dood voor hij stierf. De taal die hem nog rest, kan zelfs een leger psychiaters bijna niet meer decoderen.

Ook bij “gewone dodingen” is de reconstructie van het verhaal altijd een heikele zaak. Dat blijkt uit “Daders van dodingen” (1990), een vergelijkende analyse van een ploeg psychiaters en criminologen die twaalf jaar lang een aantal moordenaars intensief volgde binnen de muren van de gevangenis van Sint-Gillis. Ongezouten kritiek lees je daar op de botte scalpels van de gerechtelijke “expertise”. “Nooit of nooit worden de gebeurtenissen bekeken vanuit het perspectief van de betrokken persoon.” Psychiatrische experts en gerechtelijke instanties passen zich aan elkaar aan, op zoek naar een sluitend verhaal: mad or bad?. Analyses van het delict zelf en van het directe verleden overvleugelen de “criminogenese”, de zoektocht vanuit de levensloop naar verklaringen. In die zoektocht kan inzicht in “de individuele subjectiviteit” vaak meer sleutels aanreiken dan het koteren in externe factoren.

Nog verder van het werkelijke verhaal staat ook volgens “Daders van dodingen” de berichtgeving in de media. Stereotiepe beschrijvingen en onbelangrijke details primeren. “De selectieve aandacht van de kranten is opvallend; veel informatie wordt verwaarloosd.” De dader doodt meestal “in koelen bloede”. Het slachtoffer was een “onbeschreven blad”. Aandacht gaat uit naar schoolprestaties, beroepsleven en eerdere gerechtelijke contacten van de dader, zelden of nooit naar “psychosomatische stoornissen”, “sociale ontwikkeling, sociale relaties en ontwikkeling van het sentimentele leven”. Enkele uren na de feiten en voor de deadline dicteert de niet te onderdrukken behoefte aan een motief de krantenkoppen. “Hij zon op wraak en zou die koelen, eender hoe…”. Bijna altijd leidt dit snelle denken tot “het vermelden van verkeerde motieven”.

Doorgaans voegen de kranten aan het verhaal van de processen-verbaal nog wat mist toe, en na het sfeerverslag van de begrafenis stopt het. De beschrijvingen blijven tableaux morts. Nederland heeft sinds kort een gedeeltelijke informatiestop uitgevaardigd als het om familiale drama’s gaat. Van Moffaert: “Details zoals je ze bij ons nog altijd leest, het gazon was vers gemaaid, of ze waren de dag voordien nog een kleedje gaan kopen voor het kindje dat zijn eerste communie zou doen, mogen in Nederland niet meer in de krant.”

HET IS EEN PLASTIEKEN VERHAAL

“De schuldvraag doet het altijd goed”, zegt Cosyns. “De mens is zo gemaakt dat als er iets gebeurt wat niet zou mogen, hij direct een uitleg moet hebben. Dat is zo bij elke catastrofe. Ook als er twee treinen op elkaar botsen. Als er geen uitleg is, beginnen we zelf te zoeken. Al is onze uitleg dan vaak totaal irrelevant voor het geval in kwestie, we hebben dat psychologisch nodig. Het is een menselijke reflex om spanningen te banaliseren. Of om de rol van depressies te onderschatten. Men zoekt externe verantwoordelijken, terwijl bij heel wat drama’s de verantwoordelijkheid ligt bij het totaal verkeerd beoordelen van een probleemsituatie waarin men verzeild is geraakt.”

Als er in een gezinsdrama al een direct feitelijk verhaal te ontwaren valt, zoals de huizenkwestie in het drama van Kasterlee, is dat een kluwen van objectieve gegevens en interpretaties die niet meer te controleren zijn. De waarheid is zoek. Ze wordt ook veelal onbewust zoek gemaakt door de betrokkene zelf die objectieve gegevens inpast in zijn monomanische voorstelling van de feiten. Een beslissing van een meerdere op het werk waar de betrokkene indirect hinder van ondervindt, wordt dan algauw een doelbewuste pesterij. Een administratie die te traag of niet “naar wens” antwoordt, bevestigt het bestaan van een complot. Veeleer dan wat waar en onwaar is in dit kluwen van feiten en interpretaties, vormt de monomanie van de betrokkene het echte verhaal.

Bij gezinsdrama’s is de spraakverwarring én “de onmacht van het verhaal” het grootst. Psychiaters die zich erin verdiepen, zijn om die reden niet zo tuk op de media. Ook al begrijpen ze zelf beter dan wie ook de “onvertaalbaarheid” van het onderwerp. Maar toch. Myriam Van Moffaert werd onlangs gevraagd naar tekst en uitleg bij de moord-zelfmoord van een spoorwegagent. “Tot zes keer toe wilde die journalist mij laten zeggen dat het de schuld van de spoorwegen was. Ik antwoordde dat er vandaag bij de spoorwegen wellicht duizenden mensen in diepe problemen zitten. Of nog zo’n typische vraag: het zal wel zijn omdat zijn vrouw wilde scheiden? Er zijn in Gent honderden mensen gescheiden die niet in zulke drama’s sukkelen. We zoeken altijd naar een factor X of Y. We proberen zo’n verhaal aannemelijk, begrijpelijk, herkenbaar te maken. We hebben allemaal behoefte aan geruststelling. Maar het is een plastieken verhaal, het dekt in generlei mate wat daar echt gebeurd is achter die muren.”

“Ook de psychiater die in de gevangenis met doders praat, krijgt een vertekend beeld van wat dat leven echt geweest is. Zelfs wij, psychiaters, vinden in de literatuur, in romans van en over moordenaars, vaak meer over het echte verhaal dan in gerechtelijke dossiers of uit eigen ondervragingen van patiënten. Bij seriemoordenaars bijvoorbeeld sta je altijd voor een ondoordringbare muur. Ik heb er zo drie gekend en in gesprekken met hen probeer ik ook wel eens de smakelijkste details te weten te komen: wat heeft u doen kicken, wanneer ben je beginnen te stalken? Tevergeefs, je geraakt er niet door. Idem dito voor de passionele jaloeziemoord, het zogenaamde Othello-syndroom. Dat zijn allesverzengende emoties, maar als je dan praat met zo’n dader bots je altijd op een volstrekt ontmenselijkt verhaal.”

“Ook de dader zelf heeft een plastieken verhaal. Hij depersonaliseert, heeft het over men, onbepaald voornaamwoord. Nee meneer, probeer ik dan die façade te doorbreken, niet mén maar ík was woest op die vrouw, ík wilde haar bezitten, ík wilde haar bloed over mijn lichaam voelen vloeien. Het is extreem moeilijk om de echte emoties los te krijgen, hooguit laten ze daar enkele stukjes van zien. Dat komt natuurlijk ook omdat het zulke hyperpersoonlijke emoties zijn van mensen die in een gesloten spiraal zitten. Ze zijn eigenlijk al een beetje uit deze wereld, hun interactie met de medemens is van een heel andere orde geworden dan we gewend zijn.”

ZE ZIEN ALLES IN HET ZWART

In de krantenknipsels over gezinsdrama’s voeren financiële en relationele problemen de hitlijst van de motieven aan. Op een hoger echelon, als er gezocht wordt naar een algemene les voor een individueel drama, duikt ook de stereotiepe morele uitleg op. De zedenles. De wanhoopsdaad wordt dan toegeschreven aan het ontbreken van sociale netwerken in een almaar bozer en harder wordende wereld. En natuurlijk is er de impact van de media zelf. Die brengen mensen op ideeën, meneer.

Die vermeende motieven en ontstekingsmechanismen zijn in een zekere, morbide zin “geruststellend”, ze beantwoorden aan onze hang naar bevattelijke verklaringen. Maar ze kloppen maar zelden of gedeeltelijk. Geldproblemen zijn vaak een derde of vierde schakel in een lang proces: het gevolg van inkomensverlies door werkonbekwaamheid door depressie. En depressie, dat is het zwarte gat in de meeste verhalen. De wereld zien door het oog van een naald, en hoe daar dan geen doorkomen aan is. Dat verhaal zit alleen in the eye of the beholder. En volgens sommigen nog preciezer, of minder romantisch, in de chemische processen in de hersenen.

Depressie is de vergeetput waar geen speurder of journalist bij kan. En ook geen buren. Want ook dat komt in zowat alle krantenknipsels over gezinsdrama’s terug: het was een “donderslag bij heldere hemel” voor de buren. Letterlijk: “Het gezin leek zo gelukkig”, “Ze leken ons zo normaal”, “Het was een doorsnee gezin”, “Het was een hecht gezin, waar anderen een voorbeeld konden aan nemen”.

Ongewild leveren die probleem-ontkennende uitlatingen net een scherp fotonegatief op van de reële problemen. De uitdrukking “een hecht gezin” roept een positieve connotatie op. Maar met een andere belichting wordt datzelfde beeld al veel dramatischer: “een besloten gezin”, “een sektarische familie”.

“In mijn ervaring zijn financiële problemen niet de directe schuld van dit soort drama’s”, zegt Cosyns. “Je hebt mensen die met dat soort problemen kunnen omgaan. Die zonder schroom naar de bank of het OCMW stappen. Voor anderen is het onoverkomelijk. Het probleem is onmededeelbaar, en dat geldt voor die hele cocktail van problemen die zich voorafgaand aan zo’n gezinsdrama voordoet.”

“In het algemeen zal je wel minder kans hebben op moord-zelfmoord als er een uitgebreid sociaal netwerk is. Maar ook dat argument kun je omkeren. Sociale netwerken kunnen ook controle betekenen. De anonimiteit van de stad kan soms positief zijn. Je ziet het niet meer zitten, je verlaat je appartement en je gaat een pint drinken. Dat kan genoeg zijn om stoom af te laten. Ik kan me inbeelden dat het platteland de beslotenheid in de hand werkt en de explosiekracht navenant verergert.”

“Met al die externe factoren blijf je uiteindelijk ver van het ware verhaal. Gezinnen met moord-zelfmoord worden vaak gekenmerkt door het ontbreken van uitwisseling met de buitenwereld. Het gevolg is dat een probleem dat voor de buitenstaander niet zo erg lijkt, binnen het gezin zelf wél dramatische proporties kan aannemen. De beslotenheid bestendigt en verergert die scheefgroei. Er is geen correctie meer mogelijk.”

“Zo’n mechanisme zie je ook aan het werk in depressies, die je dan ook heel vaak terugvindt bij gezinsdrama’s. Depressieve mensen hebben een vertekend beeld van hun situatie. Dat is te zacht uitgedrukt. Er is psychopathologie mee gemoeid. De perceptie stemt totaal niet meer overeen met de realiteit. De depressieveling ziet alles in het zwart. Het verleden is alleen maar beschuldigend, het heden is uitzichtloos en ondraaglijk, de toekomst kan alleen maar meer miserie brengen. Tot hij op dat ene punt komt: Ik ben hier te veel of Ik zou beter verdwijnen.”

“De vraag is dan waarom ze er andere mensen bij betrekken? Bij het prototype van de zwaar depressieve man op middelbare leeftijd krijgt het drama meestal vorm als hij het subjectieve gevoel heeft dat de eenheid van de besloten kring die hij zelf gecreëerd heeft, wordt bedreigd. Dan maak ik nog eerder alles zelf kapot. Bij suïcidale moeders speelt dan weer het feit dat ze hun kind als een verlengde van zichzelf zien, als het lijf van hun lijf. Ze nemen de baby mee in de dood om hem te ‘beschermen’, niet omdat ze negatieve gevoelens hebben tegenover dat kind.”

De ene expert (Cosyns) beschouwt daders van gezinsdrama’s als een bijzonder soort zelfmoordenaar. De andere (Van Moffaert) situeert hen dichter bij het type van de moordenaar. “Het is toch veeleer moord van de ander en moord van zichzelf dan zelfmoord. En voor alle duidelijkheid: bij de meeste depressies is er géén risico op homicide.”

SIGNALEN ZIJN ER ALTIJD

Ook aanstekelijk voor media en publieke opinie is het om bij elk nieuw gezinsdrama een hausse of een epidemie te ontwaren. Maar hoewel het fenomeen zoals gezegd maar mondjesmaat bestudeerd is, wijst alles erop dat het aandeel van moord-zelfmoord in de statistieken van gewelddadige doden wel hardnekkig is, maar ook constant marginaal blijft. Dat was zeker zo tot 1997, toen criminoloog Kurt D’Hondt(zie kader) de cijfers van meerdere auteurs samenlegde. De Verenigde Staten tellen zo’n 1000 à 1500 slachtoffers van moord-zelfmoord per jaar. Dat is omgerekend 0,22 slachtoffers op 100.000 inwoners. Ook Europese schattingen komen in die buurt. België kent grosso modo zo’n tien gevallen per jaar.

En toch zou het cijfer nog lager kunnen, mocht er achteraf ernstiger en langer naar het echte verhaal worden gezocht. Cosyns: “Er is zeker meer mogelijk. Nog altijd blijft het niet erkennen en dus herkennen van depressies een struikelblok. Of de depressie wordt gemoraliseerd, uitgelegd als een teken van zwakte. Men gaat de depressieveling beschuldigen voor de toestand waar hij in zit. Dat verhoogt de druk. Het leidt tot het optrekken van een onhoudbare façade: ik kan het wel aan, terwijl het niet zo is. Niet herkende depressies kunnen niet worden behandeld, en als ze niet behandeld worden, vergroot de kans op suïcide.”

“Vaak kondigt zo’n drama zich lang van tevoren aan”, zegt Van Moffaert. “Slechte sociale vaardigheden bijvoorbeeld moeten ons alarmeren. Je hebt mensen die iedereen voor hun karretje kunnen spannen en je hebt mensen die totaal geen hulpzoekend gedrag hebben. Die laatste mensen komen sneller op het punt dat ze geen andere oplossing meer zien dan eliminatie. Het is aan ons hulpverleners om die mensen te detecteren, om hun profiel beter te doorgronden. Zowel personeel van het OCMW, de huisarts, iemand van Kind in Nood, de wijkagent of de psychiater kunnen daar attenter op zijn.”

“Als er een baby sterft in de moederbuik wordt er in de gynaecologie direct nagegaan of er uit dat specifieke geval iets te leren valt om de vermijdbaarheid in de toekomst te verhogen. Als er zich in de psychiatrie iemand verhangt, zou de staf ook prompt op zoek moeten gaan naar mogelijke blinde vlekken in het verhaal. Signalen zijn er altijd, vaak heel subtiel. Als een gezin of een persoon ooit noodsignalen heeft uitgezonden en plots schijnbaar berust, mag je ongerust worden. Idem dito als een doorgaans zeer agressieve patiënt poeslief wordt. Ik panikeer liever tien keer te veel dan één keer te weinig. Het is al verschillende keren gebeurd dat ik iemand manu militari liet opnemen omdat ik het niet meer vertrouwde. Of dat ik ondanks het beroepsgeheim toch vrouw of kinderen er prompt bij riep. Better be safe than sorry.”

“Ik heb drie stelregels. Als je je als hulpverlener onbehaaglijk voelt bij een vreemde reactie van iemand, doe iets, grijp in. En neem er de schaamte voor een vals alarm maar bij. Twee: geloof niet dat je iedereen kunt detecteren. Drie: laat ons echt eens leren uit de voltrokken drama’s door een goede psychologische reconstructie met mensen uit de forensische psychiatrie. Er kan nog veel verbeteren op het vlak van de praktische interventionalistische hulp. Als een huisarts in een gezin komt en merkt dat er moeilijkheden zijn, moet hij die mensen geen afspraak met een psychiater geven drie weken later. Stuur direct iemand van de ziekenbond om een dweiltje te gaan slaan, om de kinderen wat te verzorgen, om het even wat. Maar doé iets.”

Cosyns: “Anders dan bij andere typen van patiënten moeten hulpverleners bij depressieve mensen die suïcidaal zijn veel meer zelf stappen ondernemen. Je tracht die mensen frequenter te zien, de mogelijkheden tot communicatie te vermenigvuldigen. Al was het maar door ze vast te pinnen op een afspraak: bel mij overmorgen om 8u.30. Naarmate suïcidale mensen dichter bij de daad komen, blazen ze alle bruggen één voor één op. Daardoor verergert de isolatie en dus de vertekening van het probleem. Als de laatste brug is opgeblazen zonder dat iemand er erg in had, is het meestal te laat.”

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content