Hubert van Humbeeck

Er kan de nog prille regering misschien veel worden verweten, maar niet dat ze zou lijden aan besluiteloosheid. Er is sinds enkele weken inderdaad een verschil merkbaar met de politiek van het voorzichtige, doorwrochte compromis die we zo goed kennen. De politiek van het haalbare, van de kleine pasjes. De versnelling pas in vooruit als het niet anders meer kan. Getuige daarvan de hervorming van justitie en politie, die maar voluit op de agenda kwam nadat staatsvijand nummer één Marc Dutroux erin geslaagd was twee sukkelende rijkswachters te verschalken.

Dat wil niet zeggen dat de grote sprong voorwaarts daarmee al is gemaakt. De dadendrang is zo groot dat niet iedereen het plotseling opgevoerde tempo kan volgen. Er is geen andere verklaring voor het gestuntel dat minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne vorige week opvoerde: de excellentie werd door zijn eigen grootspraak ingehaald en raakte compleet de pedalen kwijt. Het is, zo bleek, niet raadzaam om de afschaffing van diensten aan te kondigen zonder dat daarover grondig van gedachten is gewisseld, als je dezelfde diensten enkele dagen later nodig hebt om een crisissituatie te bezweren. Is dat leergeld of onbekwaamheid? Het antwoord wordt nog even in het midden gelaten.

Het gevaar is dat wie wil regeren zoals Verhofstadt I, zoveel druk op zichzelf legt dat het niet anders kan dan dat er geregeld een wiel van de kar loopt. Dat gebeurde dus met het arrest van de Raad van State, die graten zag in het koninklijk besluit waarmee de regering de immigratiepolitiek wou wijzigen. Op zichzelf is dat niet erg: de Raad van State speelt zijn rol in het geheel. Het is niet de eerste keer dat de Raad van State botst met een meerderheid die snel een of ander besluit wil doordrukken. Dat zijn de normale regels van de rechtsstaat – we mogen aannemen dat het niet de bedoeling is van paars-groen om die op de helling te zetten.

De noodtoestand die in veel steden en gemeenten inderhaast was uitgeroepen om mensen op te vangen die hun situatie administratief in orde willen brengen, kon daarmee voorlopig worden afgeblazen. Dat komt om meer dan één reden niet slecht uit. Al was het maar om voor iedereen duidelijk te maken over welke mensen het daarbij precies gaat. Zoals al uit de voorwaarden bleek, is die zogenaamde regularisering niet in de eerste plaats bedoeld voor de Kosovaren en de Slovaakse zigeuners die de voorbije maanden naar ons land kwamen afgezakt. Ze wil mensen een naam en een gezicht geven die al jaren in België verblijven, die misschien ooit asiel hebben gevraagd en wachten op een uitspraak, of die afgewezen werden en onderdoken in de schemerzone van de samenleving.

Enkele jaren geleden schreef Chris De Stoop een boek over die groep medeburgers, Haal de was maar binnen. Hij noemde hen daarin de spoken van de stad: ze zijn er maar je ziet ze niet. Niemand weet met hoeveel ze zijn of waar ze zich allemaal bevinden. Ze leven in onmogelijke omstandigheden en circuleren in het zwarte circuit – waar ze in het beste geval een slecht betaald baantje kunnen krijgen. Ze mogen namelijk niet klagen en rechten hebben ze niet.

Het zijn mensen die gemakshalve illegalen worden genoemd. Niet zolang voor zijn dood – vandaag, 13 oktober, precies twee jaar geleden – kwam Frans Verleyen tegen het gebruik van dat woord in het geweer: mensen kunnen natuurlijk per definitie niet illegaal zijn. Dit zijn in de meeste gevallen ook mannen en vrouwen met de zorg voor een gezin, met kinderen die school moeten lopen en die ziek kunnen worden. Ze hebben alleen niet de juiste papieren om zich op dit moment in dit land te mogen bevinden.

Precies aan dat fundamentele respect ontbrak het Antoine Duquesne en zijn ambtenaren vorige week met de snelle uitwijzing van enkele tientallen zigeuners uit Slovakije. In de reconstructie die de Gentse politie verder in dit blad van het voorval maakt, blijkt dat “Brussel” hoe dan ook zijn getal moest hebben. Allemaal een nummer op hun hand en het vliegtuig in. Dat daarbij gezinnen zouden worden gescheiden, was geen punt. “Pak de mannen maar, de vrouwen zullen dan wel volgen.”

Met die wetenschap blijft deze vraag: hoe geloofwaardig is Antoine Duquesne nog om straks hetzelfde beleid op wettelijke basis en volgens de regels van het akkoord in de coalitie te voeren? Fatsoenlijk besturen, is toch moeilijker dan het lijkt.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content