Gent is een van de testzones voor de invoering van de eengemaakte politie. De hoofdcommissaris van politie en de districtscommandant van de rijkswacht praten voor het eerst openlijk over hun problemen.

Om de politiehervorming uit het slop te halen, stelde de regering eind februari in allerijl – en zonder er CVP-burgemeesters bij te betrekken – 21 politieproefzones in. ‘De streefdatum voor het daadwerkelijke vertrek is voorzien op 15 april’, schreven premier Guy Verhofstadt (VLD) en minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (PRL) op 2 maart in hun communiqué. Vorig weekend kwam Duquesnes kabinetschef Koen Dassen vertellen dat die datum nooit uitdrukkelijk was vooropgesteld.

Intussen heeft de minister van Binnenlandse Zaken de onderhandelingen met de bonden over de graden, de weddeschalen en de functies in de toekomstige politie zozeer in het honderd laten lopen dat premier Verhofstadt nog maar eens verondersteld wordt de politiehervorming vlot te trekken. Het voortijdig opstarten van twee proefzones per provincie om na te gaan hoe de toekomstige lokale politiekorpsen zich vanaf 2002 in hun 196 politiezones zullen organiseren, is een politiek signaal maar een gewaagd experiment. Zeker met de gemeenteraadsverkiezingen voor de deur. Naast de geplande 146 politiezones die meerdere gemeenten zullen groeperen, zijn er ook 50 zogeheten ééngemeentezones voorzien. Gent is er één van. En met z’n 945 politiemensen en 168 rijkswachters behoort het nu ook tot de testzones.

Te horen aan de bedenkingen van de Gentse hoofdcommissaris Freddy Carlier en de districtscommandant van de rijkswacht, kolonel Denis Bergmans, is de samenwerking niet zo evident als de plannenmakers in Brussel verkondigen. Al hebben politie en rijkswacht in Gent de voorbije vijf jaar elk hun eigen reorganisatie en een fel bediscussieerd samenwerkingsprotocol achter de rug. De verdeling van taken en opdrachten is nooit eenvoudig.

Freddy Carlier: Een overval met vuurwapens bijvoorbeeld behoort nu tot het domein van de zware criminaliteit en is dus werk voor de rijkswacht. Een overval met een nepwapen of een mes is voor de gemeentepolitie. Maar zo eenvoudig is dat niet altijd. De spanningen die daaromtrent gerezen zijn, werden groeipijnen genoemd maar zijn ook bij de geplande fusie van rijkswacht en politie te verwachten.

Denis Bergmans: Niettegenstaande er ook bij ons gemord werd, hebben wij ons aangepast. Ook na de fusie tot één lokale politie zal er een taakverdeling nodig zijn tussen verschillende afdelingen. En ook die zullen mopperen.

Carlier: Zeker in de grote steden met een eigen recherche zullen conflicten groeien omtrent de vraag wie bepaalde gerechtelijke onderzoeken mag afwerken: de lokale of de federale politie. Speurders leven niet van hun wedde alleen. Zij willen ook resultaten zien en enige voldoening uit hun job halen. Mede daarom zal de rol van de verbindingsofficier van de gedeconcentreerde gerechtelijke eenheid bij de gemeentepolitie zeer belangrijk zijn. Een oplossing kan erin bestaan lokale rechercheurs tijdelijk in te schakelen in boven-lokale onderzoeken. Maar die discussie is nog niet aan de orde.

Zo te horen hebben politie en rijkswacht in de Gentse politieproefzone een voorsprong op andere zones?

Bergmans: Sinds het Veiligheidscharter van 1996 werkten wij samen al tal van krachtlijnen uit. Nu eens staat de regie ervan onder leiding van een rijkswachter dan weer van een lid van de gemeentepolitie. In vergelijking met andere steden gaat de samenwerking in Gent inderdaad heel ver.

Carlier: Tijdens het laatste vijfhoeksoverleg tussen de drie politiediensten en de bestuurlijke- en gerechtelijke overheden is bijvoorbeeld afgesproken dat wij voortaan elke krachtlijn gezamelijk aanpakken. En dat lukt wonderlijk goed. Zelfs bij grensoverschrijdende acties in de regio-Scheldemond. De basis voor samenwerking is dus wel degelijk gelegd. Maar er zijn andere redenen waarom de onvrede sinds begin april zo groot is. Zonder de problematiek van de inschaling van wedden en graden zou de versmelting van de politiediensten veel vlotter verlopen. En dus ook het opstarten van de politieproefzones. Hoe dichter wij echter de definitieve fusie naderen, des te begrijpelijker de terughoudendheid van velen om de eigen organisatie en bepaalde zekerheden te verlaten. Zeker als zij zien dat een hele serie gegradeerden van de rijkswacht overkomen die ook hun plaats in de nieuwe politiestructuren opeisen. Zo voelt iedereen zich bedreigd. Wie zal op de verschillende echelons de leiding krijgen? Dat is een van de cruciale vragen voor de komende weken en maanden. Aangezien er met de bonden zo onderhandeld werd dat de inschalingsposities de voorbode geworden zijn van de toekomstige functies, moest dit tot incidenten leiden. Er wordt immers een hele serie chefs gecreëerd aan wie illusies voorgeschoteld worden maar die tegelijk hun positie bedreigd zien. Voor een herstructurering is zoiets desastreus.

Waarom werd Gent een van de 21 politieproefzones?

Carlier: Ik weet het niet. Ik hoorde het over de radio en dacht eerst dat Genk werd bedoeld.

Bergmans: Ook ik heb het toevallig gehoord. Dit belet niet dat wij proberen uit te voeren wat de regering beslist en dit proberen te doen met de instrumenten die zij daartoe ter beschikking stelt. Zo is er artikel 248 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. Dit artikel houdt in dat er een evenredige verdeling moet zijn van de ambten die een gezagsuitoefening inhouden. Ook tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de vakbonden werd in het voorakkoord van 1 april 2000 overeengekomen dat iedereen binnen de nieuwe politiestructuren een soortgelijke taak moet kunnen uitvoeren als hij of zij vandaag heeft. Het is onze plicht daarop te wijzen en op die manier ons personeel gerust te stellen. Anderzijds moeten wij met het proefproject zeer behoedzaam van wal steken. Nu gaan wij na wat wij zoal gemeenschappelijk hebben en wordt de dienst zodanig geregeld dat niemand minder verdient.

Voor tal van taken zitten zowel politiemensen als rijkswachters klaar.

Carlier: Het is precies artikel 248 dat in beide korpsen voor grote ongerustheid zorgt. Bovendien zijn wij reeds voor 15 april gestart zijn met het opzetten van de samenwerking. Mochten wij gewacht hebben op de definitieve versie van de rondzendbrief van de minister van Binnenlandse Zaken, dan waren wij nu nog niet begonnen. Toen wij begin maart in Gent met de burgemeester gingen praten, hadden wij slechts de tekst van de gezamenlijke persconferentie van de premier en de minister van Binnenlandse Zaken van donderdag 2 maart. Ik had die tekst dan nog van een journalist gekregen.

Sindsdien hebben wij een werkmodel, proberen wij onze korpsen in elkaar te schuiven en te zien wat wij samen zullen doen.

Bergmans: Psychologisch is het zeer belangrijk te stellen dat wij van twee bestaande korpsen één nieuw korps maken. Het ene slorpt het andere dus niet op.

Carlier: Het is wel moeilijk een groot politiekorps met 950 mensen aan te passen zonder brokken te maken. Gelukkig hebben wij in 1996, amper één jaar na de rijkswacht, onze eigen reorganisatie doorgevoerd. Vroeger waren onze beide korpsen bijna uitsluitend gericht op interventies, het opmaken van processen-verbaal, kortom op reactief optreden. Onder invloed van de veiligheidscontracten kregen wij meer oog voor pro-actief en preventief werk. Een politiekorps als dat van Gent doet nog voor 41 procent aan interventie, terwijl er voor zo’n 9 procent recherche en voor 32 procent aan wijkwerking wordt gedaan.

Welke is vandaag de begeleiding en de mogelijke sturing vanuit Binnenlandse Zaken?

Bergmans: Wat wij doen, wordt systematisch gerapporteerd aan Binnenlandse Zaken, via het lokaal vijfhoeksoverleg of via de preventiecontracten. Met het oog op de oprichting van de lokale politie zijn nu op provinciaal en federaal niveau begeleidingsteams opgericht die voor een kader zorgen. Anderzijds vind ik het goed dat de nationale overheid ons toelaat om, weliswaar binnen een bepaald kader, zoveel mogelijk zelf te organiseren.

Maar de rondzendbrief die minister van Binnenlandse Zaken Duquesne moest rondsturen bij het opstarten van de proefprojecten op 15 april is er vandaag 13 april nog niet.

Bergmans: Hij is er niet maar wij kennen de voorlopige versie en werken reeds volgens de geest ervan.

Carlier: Wij gaan niet ruziën. Sommige voorstellen zal het directiecomité van het proefproject misschien voortvarend noemen. Maar ook dat begeleidingsorgaan moet nog voor het eerst vergaderen.

Bergmans: Dit directiecomité zal rapporteren aan de burgemeester. Anderzijds zijn de bestuurlijke en gerechtelijke overheden zowel in het provinciale als in het federale opvolgings- en ondersteuningsteam vertegenwoordigd. Er is dus nog veel werk aan de winkel. Volgens artikel 8 van de Wet op het Politieambt en volgens de Wet op de Rijkswacht ben ik bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de verdeling van de gerechtelijke opdrachten tussen de brigades en de BOB van de rijkswacht. Ook deze verantwoordelijkheid zal in de nieuwe structuur geregeld moeten worden. Verder moeten wij leren werken op basis van vertrouwen. Wat dat betreft is de wet klaar en duidelijk.

Carlier: Dat denk ik niet. Er zijn veel interpretaties mogelijk. Denk even terug aan ons eerste studieproject tussen juni 1999 en januari 2000 in Gent aangaande de rol van de directeur-coördinator van de bestuurlijke opdrachten, de zogeheten dirco en van zijn collega ter coördinatie van de gerechtelijke opdrachten, de dirju. Toen is gebleken dat de wet niet zo duidelijk is. De wet geeft aanleiding tot minimalistische en maximalistische interpretaties: met andere woorden tot federale steunfuncties die minimaal of maximaal tussenbeide komen op het lokale niveau. Een grootstedelijk korps zoals Gent heeft bijna alle middelen ter beschikking; uitgezonderd cavalerie, luchtsteun en een Speciaal Interventie Eskadron. Begrijp dan dat wij minder geneigd zijn federale bemoeienissen te ondergaan. Al heet zoiets dan steunfunctie. Wij willen slechts steun als wij er zelf om vragen, zoals trouwens het begrip subsidiariteit in de wet op de geïntegreerde politie bepaalt. Ik begrijp dat de kleine politiezones dergelijke steun kunnen gebruiken. Grote politiezones hebben daar minder of geen behoefte aan. Daarom was het goed dat wij begin dit jaar, bij het voortijdig afblazen van het proefproject in Gent, toch een duidelijke taakomschrijving van de dirco en de dirju voorlegden: zowel vanuit het standpunt van de rijskwacht als van de politie. Het is nu aan Werkgroep-1 om terzake een voorstel te doen en aan de minister van Binnenlandse Zaken om te beslissen.

Welke zijn de andere problemen die u tijdens dat eerste proefproject vaststelde en die nu in de testzone weer dreigen op te duiken?

Carlier: Op het einde waren wij het nagenoeg voor 95 procent eens geworden. Zij het na ellenlange discussies. Hoe dan ook zullen de dirco en de dirju het moeten waarmaken. Voorlopig hebben wij hen in de politietestzones nog niet nodig. Wij zullen wel zien hoe wij onze respectieve korpsen geleidelijk laten samensmelten en hoe dergelijke steunfuncties zich bij het opstarten van de federale politie in 2001 ontwikkelen. Ook de Arrondissementele Informatiebureaus (AIB) zijn bedoeld als steunfunctie.

Maar die draaien vierkant.

Bergmans: Het is jammer dat niet elke partner daarin aanwezig is. In Gent is het AIB begin deze maand opgestart met leden van de gerechtelijke politie en de rijkswacht. Wij betreuren dat de gemeentepolitie van Gent daarin nog niet vertegenwoordigd is en in deze scharnierfunctie nog niet meedraait.

Carlier: Ik kan moeilijk een operationele speurder afstaan om er een administratief personeelslid van te maken. U moet weten dat een grootstedelijk politiekorps als Gent alom wordt bevraagd. Zo leveren wij onder andere het merendeel van de lesgevers en de monitoren van de Oost-Vlaamse Politie Academie omdat de andere vijfenzestig korpsen in de provincie geen gelijksoortige inbreng leveren. Ik heb ook een aantal politiemensen naar andere stadsdiensten moeten detacheren. En ik herinner eraan dat er van de 945 politiepersoneelsleden (burgers inbegrepen) slechts 572 operationelen resten.

Die ene politievertegenwoordiger in het Arrondissementeel Informatiebureau maakt toch het verschil niet. Integendeel. Hij of zij kunnen zelfs zeer nuttig zijn.

Carlier: Na het opmaken van ons personeelsbehoefteplan hebben wij, in overleg met de burgemeester, besloten dat wij niemand meer delegeren.

Is dat een signaal voor de hogere overheid?

Carlier: Dat is geen signaal. Wij hebben beslist niemand meer van zijn werk weg te halen. Het arrondissement Gent-Eeklo telt 10 politiezones en die groeperen 27 politiekorpsen. Waarom moet Gent altijd politiemensen afstaan? De andere korpsen mogen ook eens een inspanning doen. Ik betwijfel zeker het nut niet van de AIB.

Zou een AIB een incident zoals onlangs in Brussel, waarbij gerechtelijke politie en rijkswacht zonder voorafgaand contact op dezelfde plek binnenvallen, kunnen vermijden?

Bergmans: Absoluut. De politiehervorming stelt het AIB echter voor problemen. Vroeger werkte het uitsluitend voor het rijkswachtdistrict. Nu evolueren wij in de richting van de federale en lokale politie en moet het AIB dus werken voor een politiepotentieel dat bijna drie keer zo groot is. Alleen al om het AIB te laten draaien, hebben wij meer personeel nodig. Alle partners moeten zich ook daar van bewust zijn.

Carlier: In de Vaste Commissie voor de Gemeentepolitie is uiteindelijk unaniem beslist om niemand meer naar de AIB’s te sturen. De hervormers moeten stilaan weten wat zij willen. Eerst discussiëerden zij over de taken van de toekomstige federale politie en over het aantal manschappen dat daarvoor nodig is. Daarna was er de discussie over de boven-lokale recherche. Intussen zien wij de havenbrigades van het lokale naar het federale niveau verhuizen enzovoorts. Telkens moeten wij vaststellen dat de toekomstige federale politie een groot aantal rijkswachters aantrekt en aan de lokale politie ontrekt. En dan wordt ons nog eens gevraagd een aantal politiemensen aan de AIB’s af te staan. Laat de federale overheid nu eerst beslissen hoeveel politiemensen er op het federale niveau gepland zijn. Daarna zullen wij op het lokale niveau weten wat ons te doen staat.

Veronderstel dat er in Gent 150 rijkswachters overkomen naar de nieuwe lokale politie. Dit geeft de politiezone Gent een bestand van hoogstens 1050 politiemensen. Daarvan moet ik maximaal 20 procent, zeg maar 200 manschappen ter beschikking houden van de dirco. De geplande geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus levert mij dus lokaal wel 150 man extra op maar ik moet er meteen 200 ter beschikking houden van het federale niveau. Daarnaast zijn er ook de voorziene vorderingen van de dirju waar vooralsnog geen enkel personeelsgetal aan verbonden is. Waar zal men die capaciteit halen? Ik vrees dat de federale instanties ook die capaciteit in de grote steden zullen weghalen. In Nederland is het ook zo gebeurd. Ik zal dus meer personeel moeten afstaan dan ik er bijkrijg om de basispolitiezorg te optimaliseren, wat politiek gevoelig ligt. De bevoegde overheden moeten zich daar eens dringend over bezinnen.

Bergmans: Die vorderingen houden uitsluitend verband met rampen en ernstige bedreigingen van de openbare orde. Daarbij kan de minister van Binnenlandse Zaken 10 tot 20 procent van de lokale capaciteit opvorderen. Het moet al ernstig zijn en de manschappen van de betrokken politiezone moeten op dat ogenblik reeds volledig ingezet zijn. Als elke politiezone zijn personeelssterkte opgeeft, zal elke zone desgewenst procentueel voor de nodige versterking kunnen zorgen. Zo kan vermeden worden dat politiezones, zoals Gent overbelast worden. Hier is een belangrijke rol weggelegd voor de dirco.

Carlier: Ik wil er vooral op wijzen dat de grote steden in werkelijkheid meer politiepersoneel nodig hebben. Het is immers voorspelbaar dat de dirco’s zich veel vlugger tot een grote stad zullen wenden om zo vlug mogelijk de nodige versterking te leveren. Bovendien zal iemand ook de zonale ondersteuning van de interventies blijven verzekeren. Die steun wordt nu door de rijkswacht geleverd. Zeggen dat één interventieploeg dag en nacht voldoende is, lijkt mij zeer voorbarig. In Gent heb ik negentien ploegen in de vroege uren, drieëntwintig in de late uren en acht ploegen ’s nachts. Nu springt de rijkswacht de politiekorpsen aan de rand van de zone-Gent zo nodig bij.

Bergmans: In de Gentse agglomeratie hebben wij drie ploegen dag en nacht ter beschikking. Maar de Gentse politiezone wordt omringd door negen andere politiezones waar in principe telkens één politieploeg met dienst is. Indien gelijkwaardige zones elkaar ondersteunen, hoeft Gent nergens bij te springen. Er zijn wel problemen te verwachten als een kleinere zone ineens geconfronteerd wordt met twee incidenten kort na elkaar. Maar ook dat probleem mogen wij niet overroepen. De regering heeft het land nu eenmaal opgedeeld in 196 politiezones.

Zijn die te klein?

Bergmans: Volgens mij niet. Zeker in landelijke gebieden is het goed zo klein mogelijke zones te hebben. Zoniet zou de zonechef soms een dozijn burgemeesters moeten dienen. Kleine politiezones kunnen zich maximaal afstemmen op de noden van de lokale bevolking en hebben het voordeel van vlugge politieke besluitvorming.

Verwart u de interventiecapaciteit niet met de dagelijkse basispolitiezorg?

Bergmans: Interventies zijn een belangrijk onderdeel van de basispolitiezorg. Een interventie is vaak het enige ogenblik waarop de meeste burgers in contact komen met de politie.

Grote zones en dus grote korpsen zullen toch makkelijker interventieploegen opzetten dan kleine korpsen, terwijl de grootte van een korps toch niks te maken heeft met de beoogde ‘community policing’.

Bergmans: Wij zien community policing als één geheel, waartoe ook interventies behoren. Hoe kleiner de politiezones, des te beter de interventieploegen het terrein kennen en des te beter de dienstverlening. Dit is mijn persoonlijke mening en niet noodzakelijk het standpunt van de rijkswacht.

Carlier: Ik behaalde mijn brevet van community policing in dezelfde Amerikaanse politieschool als sommige rijkswachtkolonels en wij vinden inderdaad dat community policing in elk onderdeel van de politieorganisatie moet worden toegepast. Volgens mij zijn de politiezones echter te klein.

Community Policing heeft weinig te maken organisatie maar alles met bedrijfscultuur en communicatie. En dit moet je zowel tijdens een interventie als in de lokale recherche merken. Community policing op korpsbreedte heeft te maken met de vraag hoeveel politie je tussen de mensen laat opereren om de behoeften en wensen te detecteren er er gepast op te anticiperen. Bij de rijkswacht wordt al eens gedacht dat community policing een methode is om vlotter contact te krijgen met de bevolking en kan helpen om bepaalde projecten te realiseren. Terwijl community policing veeleer dient om de noden van de bevolking te detecteren en daar zo nodig in overleg met de betrokkenen een antwoord op te bieden. Daarom moet je zoveel mogelijk wijkpolitie behouden. Of deze dan onder een arrondissementeel of ander geheel ressorteert, maakt niet zoveel uit.

Bergmans: In Gent hebben wij ons inderdaad toegelegd op projectwerking maar in andere meer landelijke brigades hebben wij het concept van community policing wel degelijk integraal toegepast. Precies om te vernemen wat de bevolking wenst en dat te toetsen aan statistische gegevens. Bovendien mag je niet overinvesteren in interventie want dan krijg je opnieuw een louter reactieve, zeg maar brandweer-politie.

Carlier: Met dat alles zou ik graag weten waar wij zullen uitkomen. Als het rijkswachtpersoneel netjes verdeeld wordt over alle zones in Vlaanderen en Wallonië, zal ik ook mijn burgemeester vragen om eventueel in de voetsporen van zijn collega Louis Tobback van Leuven naar het Arbitragehof te stappen. De lokale politie zal heel veel taken van de rijkswacht moeten overnemen, en het is niet duidelijk hoeveel mensen en middelen wij daarvoor krijgen en hoeveel de federale overheid daarvoor zal betalen.

Hoe ervaart u het protest van de jongste weken?

Carlier: Ons proefproject gaat van start en zal zelfs begeleid worden door een externe consultant. Maar de verkennende gesprekken zijn pas begonnen.

Bergmans: Het personeel heeft behoefte aan informatie. Laten we eens de voor- en nadelen van de voorliggende akkoorden bekijken. Het proefproject geeft onze respectieve personeelsleden alvast de kans elkaar beter te leren kennen en de fusie hoe dan ook voor te bereiden. Ik heb alle begrip voor de problemen die de personeelsleden voor het ogenblik vaststellen. Het is echter zeer de vraag hoe de onderhandelingen uit het slop kunnen gehaald worden. Gezien de gedane financiële beloften en de kritiek op de functionele inschaling.

Carlier: Het was van meet af aan fout de graden van de rijkswacht te willen vergelijken met de graden van andere politiediensten. Ik heb altijd gepleit voor het vervangen van de bestaande graden door een nieuwe titulatuur. Zo hadden wij veel wrevel kunnen vermijden.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content