Georg Büchner staat weer volop in de actualiteit.

Vreemd is dat: een professor schudt de hele tijd een reageerbuisje met een DNA-streng terwijl hij een uiteenzetting geeft over de invloeden van de omgeving op genetisch materiaal, beelden van Europese regeringsleiders die nog maar eens elkaars hand drukken, enkele jongeren die heel enerverend op een jankende motorfiets door de straat razen, terwijl je je op het journaal probeert te concentreren. Hoe je dan door de brieven van Büchner bladert en terugdenkt aan de ensceneringen van Woyzeck en Leonce en Lena. Want het is verbazingwekkend hoe een Duitse schrijver die net 23 was toen hij op 19 februari 1837 overleed aan het huidige klimaat appelleert, en hoe zijn theaterstukken je dwingen om over maatschappelijke fenomenen na te denken. Hij was zijn tijd dan ook ver vooruit. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn opvattingen over kunst en literatuur, die we kunnen distilleren uit zijn brieven, die eindelijk vakkundig in het Nederlands vertaald werden. ‘De kunsttaal is afschuwelijk’, schrijft hij in 1833 aan een vriend. ‘Ik bedoel: voor menselijke dingen zou je ook menselijke uitdrukkingen moeten vinden.’

Büchner wou geen marionetten, maar mensen van vlees en bloed. In dat opzicht was hij de antipode van Schiller, die net als Goethe de Franse revolutie afwees. Hij vond dat men de doelstellingen van die opstand in het Duitsland van toen op een zachtaardige manier moest realiseren, door de mensen een esthetische opvoeding te geven. Schiller hield vast aan de klassieke vormen van het burgerlijke theater, terwijl Büchner de ellende van de wereld in de taal en in de vorm van zijn teksten wou weerspiegelen. Niet verwonderlijk misschien dat Büchner dit wou, want hij werd geboren in een Duitsland dat een amalgaam was van kleine staten en vorstendommen, met eigen legertjes, vorsten en wetten.

Büchner groeide op in Darmstadt, als de zoon van een arts. In 1831 ging hij keurig Geneeskunde studeren in Straatsburg. Vader had echter niet verwacht dat Georg er door de politieke microbe aangestoken zou worden. Toen hij zijn studie in Giessen verderzette, richtte hij met vrienden de Gesellschaft der Menschenrechte op en schreef hij het pamflet Der Hessische Landbote, dat voor de landarbeiders en de kleine boeren bedoeld was.

Zijn visie was een soort marxisme. Hij had het immers over de tegenstellingen tussen de verschillende klassen, die hun basis zouden hebben in de economie, en hoe dat tot ideologische verschillen leidt. Het pamflet bereikte niet veel mensen, want een spion bracht de autoriteiten op de hoogte. Büchner kon naar Straatsburg ontkomen.

In de weken daarvoor had hij de laatste hand gelegd aan Dantons dood, een koningsdrama waarin hij – heel modern – historische werken citeerde om zijn niet onverdeeld positieve visie op de Franse Revolutie te verwerken. In een brief aan zijn geliefde Minna Jaeglé maakt hij zijn opvattingen duidelijk: ‘Het individu is slechts schuim op de golven, grootheid gewoon toeval, de macht van het genie een poppenspel, een belachelijk geworstel tegen een ijzeren wet.’

Zijn politieke engagement zou bijna doen vergeten dat de jonge Büchner ook op wetenschappelijk vlak actief was. Hij schreef immers een dissertatie over het zenuwstelsel van de barbeel, hield in Straatsburg lezingen over dat onderwerp en promoveerde in 1836 in Zürich. Op datzelfde moment werkte hij aan Woyzeck en Leonce en Lena.

BEKLEMMENDE VOORSTELLING

Woyzeck zou je kunnen beschouwen als een ontmoeting tussen zijn virtuoze gevoel voor theater, zijn maatschappelijk bewustzijn en zijn passie voor de wetenschap. Want hij dissecteert zijn hoofdfiguur in een verkrampt tijdsgewricht. De tekst is in fragmenten in vier verschillende handschriften overgeleverd. Een regisseur kan daar dus mee schuiven. En dat is precies wat regisseur Johan Simons doet in de versie die nu loopt. Het is meteen de eerste voorstelling van het gefuseerde Zuidelijk Toneel Hollandia. We krijgen een veel beklemmender voorstelling te zien dan die van 1992, ook al van de hand van Simons en met Bert Luppes in de hoofdrol. Nu is er sprake van dubbelheid: de brave soldaat Woyzeck, die zijn vriendin Marie doodt omdat ze overspel gepleegd heeft met de majoor, is hier niet zomaar het willoze slachtoffer van zijn omgeving die zo graag moraliseert en de arme drommel in de vernieling drijft. Want Simons gaat uit van het feit dat Woyzeck zich tot medische experimenten leent om de consequenties van de stand van de wetenschap te laten zien. De voorstelling wordt daardoor huiveringwekkend actueel.

Woyzeck bevindt zich in een laboratorium met tribunes waarop resultaten van andere experimenten te zien zijn. Bert Luppes wandelt en zwemt naakt in een reusachtig bad en wordt geobserveerd, als een zeemonster. De dokters manipuleren alles, ook de handelingen van Marie (een mooi ingehouden Chris Nietvelt). Bovendien veranderen ze van gedaante. Een van hen wordt de tamboer-majoor, een andere is plots zijn vriend Andres of degene die hem een mes aanreikt voor de fatale daad. Zo reduceert de wetenschap Woyzeck tot een interessant geval, en Marie en zijn kind tot willoze poppen. Dat maakt de moord nog schrijnender. En daar zit een interessante dramaturgische bocht, want Woyzeck wordt een beest, een Frankenstein waar de dokters voor terugdeinzen. Het zou een bevrijding kunnen zijn, maar als Simons hem uit zijn bad laten ontsnappen, vermoordt hij ook een van de dokters. En als hij in een druipnat kostuum en met het mes in de hand weggaat, ben je er niet zo zeker van dat de gruweldaden zullen ophouden.

Als dat geen voorstelling is die verontrust en tot nadenken stemt. Merkwaardig genoeg laat Simons dat allemaal in een onderkoelde stijl gebeuren, met afstandelijk acteren. Maar precies daardoor maken de acteurs indruk. Vooral Bert Luppes, die door kleine nuances een overgetelijke prestatie levert. We zouden er zowaar zelf op slechte gedachten door komen.

ONDERHUIDSE HUMOR

Terwijl Büchner met Woyzeck bezig was, sleutelde hij ook aan Leonce en Lena. Het is het meest literaire werk van zijn hand. Het heeft een vrij strakke opbouw, en is tegelijk behoorlijk complex door de toespelingen, de citaten en de onderhuidse humor.

Ongetwijfeld zitten er verwijzingen naar zijn relatie met Minna in. Die relatie zou niet lang meer duren, want Büchner stierf in 1837 aan tyfus. Kort voor zijn dood schreef hij haar: ‘Mijn jeugdige moed is verdwenen, ik krijg in plaats daarvan grijze haren, ik moet gauw weer kracht putten uit je innerlijke gelukzaligheid en je goddelijke onbevangenheid en je lieve onbezonnenheid en al je slechte eigenschappen, slechte meid.’ Het verhaal van het stuk is al even sprookjesachtig, maar gevaarlijk: Prins Leonce van het rijk Popo brengt zijn dagen in ledigheid door en moet trouwen met een prinses die hij niet kent. Samen met Valerio trekt hij daarom weg uit Popo en laat zijn minnares Rosetta achter. De reis gaat richting Italië, maar halverwege ontmoet het duo prinses Lena en haar gouvernante. Prinses Lena is nota bene degene met wie Leonce moet trouwen, maar de twee weten bij hun ontmoeting niet wie de ander is. Ze worden verliefd. Terug aan het hof voert Valerio Leonce van Popo en Lena van Pipi op als twee automaten die in het huwelijk treden. De koning wordt door de aanwezige menigte in verlegenheid gebracht, en voltrekt dan maar een schijnhuwelijk.

Dan volgt de ontmaskering. Leonce zal als nieuwe vorst over Popo regeren, maar hij trekt de macht wel tot in het absurde door: ‘En dan gaan wij in de schaduw liggen en bidden God om macaroni, meloenen en vijgen, om muzikale kelen, klassieke lichamen en gerieflijke religie.’ Zo spreiden de lethargie en de melancholie zich van het begin tot het eind over het stuk uit. Büchner noemde Leonce en Lena, ‘ein Lustspiel‘, maar dat zal hij wel ironisch bedoeld hebben. Het is veeleer een satire op de willekeur in de ministaatjes en op de wereldvreemdheid aan de hoven. De koning van Popo besluit bijvoorbeeld dat hij niet tegelijk kan denken en koning zijn. Büchner wil geen kritiek spuien op het feit dat de mensen lanterfanten, want hij toont ons dat het leven aan het hof hen daar bijna toe dwingt. De materiële welstand en de onvrede, die de zoektocht naar echte gevoelens en ervaringen die het alledaagse overstijgen meebrengt, zou je gemakkelijk op de jeugd van vandaag kunnen projecteren. Zeker als je bedenkt hoe Büchner zowel Leonce als Lena laat flirten met de dood om aan de verveling te ontsnappen. Een zwaar thema toch, maar Büchner presenteert het met opvallende lichtvoetigheid, met speelse ironie.

Niet gemakkelijk voor een regisseur. Vandaar wellicht dat het van de Hollandia-versie van 1993 geleden is dat er zich nog iemand aan heeft gewaagd. In april doen de Roovers en Walpurgis dat samen, maar eerst is het de beurt aan de jonge Domien Van Der Meiren bij het NTG. Hij maakt met deze Leonce en Lena duidelijk dat hij geen sprookje wil vertellen. Hij wil een voorstelling maken over de samenleving op dit moment en vooral over de jongeren van nu. En dat is geen geringe verdienste. Hij koos voor een jonge cast, aangevuld met Jacob Beks als koning, en laat hen in een heel breed decor spelen dat een vervallen zwembad suggereert. Dat zorgt voor een energieke voorstelling, maar het haalt er ook het ritme uit. Vooral omdat nogal wat regievondsten in de handeling herhaald of nodeloos gerokken worden. Bovendien wordt de lusteloosheid te veel benadrukt en krijgen het verlangen en de melancholie te weinig ademruimte. Al slagen Valentijn Dhaenens als Leonce en in mindere mate Wine Dierickx als Lena er wel in om hun personage kleur te geven. Het is een enscenering vol goede bedoelingen, gemaakt door een regisseur die je het nadrukkelijke gevoel geeft naar een voorstelling te zitten kijken, terwijl echt relevant theater je dat moet laten vergeten.

Georg Büchner, ‘De brieven’, Van Gruting, 600 fr. (te bestellen via Maklu Uitgevers: 03-231 29 00)

‘Woyzeck’ van Zuidelijk Toneel Hollandia op 21/2 in CC Leuven, 22/2 in CC Hasselt, 6/3 in CC Kortrijk en van 27/3 tot 30/3 in de Bourla in Antwerpen.

‘Leonce en Lena’ elke woensdag, donderdag, vrijdag en zaterdag om 20 uur in NTG2 Minnemeers tot en met 17/3. Maandagmatinees om 14 uur op 12/2, 19/2 en 12/3. Zondagmatinee op 11/3 om 15 uur (09-225 01 01)

PAUL DEMEDTS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content