Er komen minder mensen in de gevangenis terecht, maar wie in de nor vliegt moet wel langer brommen.

De Belgische bak ziet er sinds 1980 helemaal anders uit. Of beter: onze opsluitingspolitiek is erg veranderd. In 1980 zaten er dagelijks 5677 mensen achter de tralies, in 2006 waren dat er al 9811. Als we naar de duur van de opsluiting kijken, zien we een vergelijkbare evolutie: tussen 1980 en 2004 steeg de gemiddelde opsluitingsduur van 3,5 maand tot 7 maand. Het jaarlijkse aantal opsluitingen daalde in die periode wel met ruim 20 procent. Conclusie: er komen minder mensen in de gevangenis terecht, maar wie in de nor vliegt, moet wel langer brommen. (zie grafiek)

Ook uit de aard van de delicten waarvoor mensen in de gevangenis zitten, vallen interessante conclusies te trekken. Het aantal gedetineerden dat opgesloten zit wegens moord of doodslag blijft een relatief kleine groep en is vrij constant. De opsluitingen voor diefstal en diefstal met geweld vormen doorheen de jaren de grootste groep, al stijgt hun aandeel sinds 1995. Het meest opvallend is de sterke stijging van het aantal drugsdelinquenten en seksuele delinquenten onder de gevangenisbevolking. Terwijl drugsdelinquentie in 1980 een marginaal gegeven was, goed voor ongeveer 6 procent van alle gevangenen, zwol die groep tegen 1998 aan tot een derde van alle gevangenen. De seksuele delinquenten zijn altijd een vrij kleine groep geweest. In 1998, twee jaar nadat de zaak-Dutroux was uitgebarsten, vormden ze 14 procent van alle gevangenen – bijna een verdubbeling tegenover tien jaar ervoor. Twee mogelijke conclusies: seksuele delicten komen vaker voor, of ze worden strenger bestraft. Of dat laatste het geval is, valt niet met zekerheid te zeggen: de veroordelingsstatistieken laten niet toe conclusies te trekken over de gevangenisduur van de verschillende soorten misdrijven.

APPELEN MET CITROENEN

Is de Belgische justitie repressiever geworden? Ja en nee, zegt Paul Ponsaers, professor criminologie aan de Universiteit Gent en specialist in politiestatistieken. ‘De strafuitvoering in de zin van gevangenisstraf is maar het topje van de justitiële piramide. Daaronder zitten drie grote lagen: de geregistreerde criminaliteit, de zaken die een onderzoek krijgen op parketniveau, en de zaken die uiteindelijk tot een veroordeling leiden in de rechtbanken. Daarvan gaat het maar in een aantal gevallen om vrijheidsberoving. Om te weten of ons land strenger straft, moeten we al die lagen in rekening brengen.’

Het probleem is dat je recente politiegegevens niet zomaar naast gegevens van tien of twintig jaar geleden kunt leggen – een gevolg van het verschillende gegevensbeheer vóór de politiehervorming van 2001. Een vergelijking over de voorbije zeven of acht jaar is in een aantal gevallen wel mogelijk. Zo is het aantal dagvaardingen voor niet betaalde geldboetes tussen 2000 en 2007 met 56 procent gestegen. Steeds meer zaken worden op politioneel niveau afgehandeld, en vragen daarom geen aandacht van het parket. Vooral sinds de invoering van het vereenvoudigde proces-verbaal, circa acht jaar geleden, regelt de politie autonoom eenvoudige zaken, zoals klein vandalisme en eenvoudige overtredingen. Bij de zaken die wel doorstromen naar het parket valt het enorm hoge aantal seponeringen op, tot driekwart van de zaken. Hoe komt dat? Ponsaers: ‘Dat heeft te maken met de lage ophelderingsgraad van heel wat misdrijven, vooral bij vermogensdelicten. Het is heel simpel: als de dader van een autodiefstal of inbraak niet gevat wordt, kan hij ook niet voor het gerecht worden gebracht. De meeste seponeringen gebeuren om technische redenen, zoals een dader die niet bekend is, of onvoldoende bewijzen. Dat is nu net níét het geval met drugszaken, waar men meestal bij vaststelling van het delict de identiteit van de dader kent. Dat is wellicht een van de redenen waarom drugszaken snel doorstromen door de strafrechtspiramide en uiteindelijk uitmonden in gevangenisstraffen.’ Naast dat hoge aantal seponeringen leidt amper 1 procent van de dossiers tot een minnelijke schikking, in feite een soort van geldboete, of tot bemiddeling in strafzaken.

Uiteindelijk stroomt 5 procent van alle zaken die voorgelegd worden aan het parket door naar een rechtbank, waar er effectief een vonnis wordt uitgesproken. En dat vonnis is dus lang niet in alle gevallen een gevangenisstraf.

LIEVER THUIS

Zeker bij minder zware zaken geldt bovendien de redenering dat de nadelen van een korte gevangenisstraf zwaarder doorwegen dan de voordelen. Denk aan jobverlies of aan het verlies van de woonst. Daarom worden vaak werkstraffen uitgesproken, of wordt elektronisch toezicht ingezet. Ook komen mensen die veroordeeld zijn tot straffen tot drie jaar nu makkelijker vervroegd vrij mits ze bepaalde voorwaarden respecteren. Het is een manier om de druk op de gevangenissen te verlichten.

Daartegenover staat een verviervoudiging van de gedetineerden met een straftotaal van drie tot vijf jaar in vergelijking met 1980, en zelfs een vertienvoudiging van het aantal mensen dat vrijheidsstraffen uitzit voor meer dan vijf jaar. Wie met het gerecht in aanraking komt, wordt dus sterker getrieerd: de kleine garnalen krijgen alternatieve afhandelingen – wat bij de brede bevolking wel eens de indruk van straffeloosheid doet ontstaan -, degenen met verscheidene veroordelingen of langere straffen moeten wel degelijk zitten.

Een laatste opmerkelijke vaststelling van de criminologen: uit niets blijkt dat de effectieve criminaliteit daadwerkelijk de hoogte ingaat. Integendeel, op heel wat terreinen werd winst geboekt. Toch weerklinkt de roep om fikse straffen steeds luider. ‘Dat klopt,’ zegt Ponsaers, ‘en steeds meer beleidsmensen gaan mee met de neiging om iedereen individueel verantwoordelijk te stellen voor zijn daden. Maar niets wijst erop dat de realiteit een harder optreden verantwoordt, en of daar nu echt heil van te verwachten valt.’

DOOR RIA GORIS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content