Het afgelopen jaar is barslecht geweest voor de aandelenbeurzen. Brussel gaat nu al vier jaar op rij achteruit. En dit jaar? De goeroes weten het niet. De Amerikaans-Iraakse oorlogsdreiging weegt op de beurzen en de economie. De wereld lijdt aan een ‘negatief sentiment’.

Aandeelhouders lijken vergeten te zijn dat zij jaarlijks een dividend krijgen als aandeel in de winst van de vennootschap waarin zij investeren. Dat is de echte vergoeding van het risicokapitaal dat zij ter beschikking stellen, net zoals een spaarder voor het geld op zijn spaarboekje rente ontvangt. Maar in de dolgedraaide beurswereld is het dividend al lang zijn glans verloren. Het gaat nu om de koerswinst. In de wilde nieuwe-economietijd van de jaren ’90 woog die inderdaad vele malen zwaarder dan de winstverdeling.

Dat zijn Amerikaanse toestanden. Europese ondernemingen willen hun participanten nog behoorlijk vergoeden, onder druk van hun grote stabiele (familiale) aandeelhouders. Maar in de States speelt het dividendenrendement geen rol van betekenis meer, een opbrengst van nauwelijks 1,7 procent. Managers van grote groepen heersen er als koningen over hun verspreid aandeelhouder- schap. Zij houden zoveel mogelijk winst in huis – zij hadden die aanvankelijk nodig voor te dure overnames en nu om hun schulden af te betalen – en sturen hun kapitaalaanbrengers richting koerswinst. Dat is trouwens het enige waarin die geïnteresseerd zijn. Als beursbeleggers de onderneming waarin zij investeren al kennen, voor het lange leven ervan hebben zij geen belangstelling. Erin en eruit, als de koersnotering maar winst belooft. Een speculantenmentaliteit die inmiddels ook Europa heeft besmet. Niettemin, de aandelenbelegger op Euronext Brussel heeft gemiddeld een nettodividend van vier procent. Dat is dubbel zoveel als wat het gemiddelde spaarboekje opbrengt. En dat in deze barre beurstijden.

Als gevolg van het concept ‘behoorlijk bestuur’ lijken de aandeelhouders in Amerika macht op het absolute management te winnen. Het financiële geknoei in enkele grote groepen – Enron en Worldcom op kop – heeft het prestige van de toplui beschadigd. Deskundigen voorspellen dat dit tot de herwaardering van het dividend zal leiden. De aandeelhouders zullen een groter winstaandeel opeisen, nogal evident als zij geen geld uit de koersstijging kunnen puren.

President George W. Bush heeft alvast het dividend herontdekt. Hij wil ermee tegelijk de beurs en de Amerikaanse economie redden. De afschaffing van de belasting op de dividenden vormt de kern van zijn globaal economisch plan dat hij verleden week in Chicago heeft gedecreteerd. Hij vindt die dubbele belasting trouwens erg onrechtvaardig; eerst worden de bedrijfswinsten belast via de vennootschapsbelasting en daarna betalen de aandeelhouders nog eens belasting op hun deel in de winst. De regering-Bush betoogt dat, nu de aandeelhouders meer geld overhouden, zij ook meer zullen consumeren en zoals bekend is consumptie de motor van de economie. Tegelijk krijgt de beurs een flinke steun. Als gevolg van de afschaffing van de dividendbelasting zouden de beurskoersen tussen tien en twintig procent stijgen.

ALTIJD GRIJS

Wall Street is tevreden, maar helemaal niet euforisch. In de beurswereld zijn de dingen nooit wit of zwart, altijd grijs. De afschaffing van de dividendbelasting heet niet veel te betekenen, omdat de (Amerikaanse) dividenden zelf niet zwaar wegen. Bovendien zijn de institutionele beleggers, die op het grootste pak van het beursgeld zitten, al lang van die belasting ontheven. Uiteindelijk is, zo morren de Democraten in de oppositie, de economische herstelmaatregel alleen een cadeautje voor de rijkaards. Het uitgespaarde belastinggeld zullen zij helemaal niet consumeren. Niettemin, op dit ogenblik is de maatregel van Bush, afgezien van de ideologische bijsmaak, zowat het enige goede nieuws voor de aandelenbeurzen. Als ze in Amerika beter presteren, zal Europa zeker volgen.

Het afgelopen jaar is voor de beurzen ronduit slecht geweest. De MSCI-wereldindex van de aandelenkoersen is er met een kwart op achteruitgegaan. Drie jaar op rij al is er verlies aan waarde, het is de zwakste periode sedert de Grote Depressie van de jaren ’30.

In Brussel ging het er nog slechter toe. De Bel20-index met de belangrijkste aandelen tuimelde met 27,2 procent omlaag ten opzichte van het al zwakke niveau van het jaar ervoor. Al vier jaar eindigt Brussel het jaar in het rood. Sinds de piek van 1999 verloor de Bel20 al 45 procent. Volgens historici is dit sinds 1900 niet meer gebeurd.

Tweederde van het 150-tal Belgische aandelen leverde aan koersevolutie en nettodividend een negatieve return op. Maar het leed is niet gelijk verdeeld. Investeerders in serieuze vennootschappen als de voedingsgroep Delhaize verloren 75 procent van hun aandelenwaarde, die bij de bankverzekeraar Fortis 40 procent. Beleggers in de fotogroep Agfa haalden een rendement van 41 procent en bij de weefgetouwenfabrikant Picanol klom de return tot een in deze tijd ongelooflijke 144 procent – waarmee bewezen is dat in Ieper niet alles slecht uitdraait.

GELOOFWAARDIGHEID KWIJT

Beursanalisten over de hele wereld hebben intussen hun nieuwjaarsboodschappen voorgelezen. Ze zijn minzaam als vrome wensen beluisterd. Beursvoorspellingen hebben hun geloofwaardigheid verloren. Vorig jaar kondigden de goeroe’s, na enkele rode jaren, beterschap aan. De ‘beren’ mikten pessimistisch op een koerswinst van vier procent, de ‘stieren’ durfden te gokken op twintig procent. Het is uiteindelijk een jaarverlies geworden van 25 procent. Ze zaten er andermaal naast, nadat ze eerder al de luchtbel van de technologieaandelen niet hadden doorgeprikt, de leugens van grote beursgenoteerde ondernemingen niet hadden geroken en bleven mikken op een snel herstel van de sukkelende wereldeconomie dat er maar niet wil komen.

Voor 2003 doen de professionele beursvoorspellers van banken en investeringsvennootschappen het een stuk bescheidener. Het kan regenen, maar het is evenzeer mogelijk dat de zon gaat schijnen. Een meerderheid gelooft in dat laatste, met als enige bewijs dat na opeenvolgende slechte beursjaren het niet slecht kan blijven gaan. Jammer genoeg werkt hun meetapparatuur onnauwkeurig. Inflatie, werkloosheidscijfers, woningbouw, aankooporders en die dingen verklaren nog slechts in geringe mate de evolutie op de aandelenbeurzen. Zoals de jongste tijd is bewezen, determineert een niet-meetbaar en zelfs ondefinieerbaar ‘negatief sentiment’ de handel. De emoties verknoeien de grafieken.

Het is evident dat weinig te voorspellen valt. Als een zwaard van Damocles hangt de Amerikaanse oorlogsdreiging tegen de Iraakse leider Saddam Hoessein boven de wereldeconomie. Niemand weet wat gaat gebeuren, maar iedereen beseft dat een oorlog niet alleen een ramp zou zijn voor de wereldvrede, maar ook voor de wereldeconomie. Nu al stokt het economische herstel op die dreiging, omdat het vertrouwen van de consumenten en de bedrijfsleiders bar slecht is. De koningen van het bedrijfsleven en de goeroes in de financiële wereld durven echter niet luidkeels te roepen dat de oorlog een hoge prijs aan welvaart en werkloosheid kost – alsof zij zich daarmee tot het kamp van de terroristensympathisanten zouden verklaren.

LEVE HET SPAARBOEKJE

Daarmee is het niet duidelijk vanwaar het herstel van de aandelenbeurzen kan komen. De wereldeconomie is niet gezond, de energiefactuur weegt als gevolg van de superhoge olieprijs veel te zwaar en er heerst een algemeen ‘negatief sentiment’. Europa heeft er nog enkele handicaps bovenop. De euro wordt té sterk tegenover de dollar, zodat de exporteconomie verzwakt. Het Stabiliteitspact verplicht de lidstaten tot budgettaire orthodoxie, zodat de regeringen niet in staat zijn met overheidsgeld de economie op te peppen. De Europese Centrale Bank heeft meer oog voor de inflatie dan voor de werkloosheid. En de Europese Unie is financieel aan het blindvliegen, met de uitbreiding met tien nieuwe lidstaten. Een stijging van de bedrijfswinsten als basis voor het dividend en de aandelenwaarde? Het ziet er nog niet meteen naar uit.

Intussen is de beurs na haar wilde jaren opnieuw tot haar normale doen teruggekeerd. De gewone spaarders, door bankiers en politici naar de beurs gelokt, leerden tot hun scha en schande dat dit geen casino is met alleen maar winst. De kredietinstellingen krijgen hun beleggingsfondsen niet meer gesleten. Het gewone spaarboekje wint opnieuw aan populariteit. In het voorbije slechte beursjaar steeg het belegde spaargeld bij de belangrijkste Belgische banken met 14 procent tot over de honderd miljard euro. Veiligheid is inderdaad een belangrijke maatschappelijke zorg, ook voor de financiën.

Guido Depiegelaere

beursbeleggers hebben vaak helemaal geen belangstelling voor het lange leven van de onderneming waarin ze investeren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content