Geboren op 7 april 1971 in Menen. Fotograaf.

‘Natuurlijk ben ik gehaast, ik word dertig.’ Willy Vanderperre zegt het lachend, maar oprecht. Hij wil binnen afzienbare tijd fulltime fotograaf zijn, niet gehinderd door een commerciële dagjob. Dat een foto van hem de februaricover van het gereputeerde modemagazine i-D siert, is een stap in de richting die hij voor zichzelf uitstippelde.

Mode of fotografie. Willy Vanderperre twijfelde, startte de opleiding modeontwerpen aan de Antwerpse academie en studeerde af, na een onorthodox parcours met een tussenstop, in de richting fotografie. ‘Mode interesseert mij enorm, maar het was niet zo’n roeping. Ik vind fotografie ook een beter medium om de tijdsgeest – wat nu gebeurt – uit te drukken. Je neemt een foto en je hebt hem meteen. Als je een collectie tekent, is er meer geduld vereist. Tussen de schetsen en het eindresultaat zit een lange periode.’

Al sinds zijn achtste weet Vanderperre dat hij ‘iets met kunst’ wilde doen. Zijn ouders die in het grensstadje Menen een slagerij uitbaatten, hebben hem daarin gesteund. Gulzig volgde hij in het weekend verschillende cursussen aan de plaatselijke kunstacademie. Die gedrevenheid is altijd gebleven.

De collages en modefoto’s die hij maakt, zijn niet de doorsnee plaatjes die zo in een commercieel magazine of in een catalogus kunnen. Het zijn emotionele beelden, tijdsdocumenten, met in de hoofdrol jonge mensen die tegelijk sterk en breekbaar lijken. En ergens op de achtergrond hangt een ondefinieerbare spanning, een donker kantje.

‘Ook in een modeproductie vind ik de mensen die je fotografeert belangrijker dan de kleren. Ik wil iets over hun leefwereld tonen en iets over de mijne prijsgeven. Ik weet dat het vreselijk klinkt, maar ik wil dat mijn foto’s iets teweegbrengen als je ernaar kijkt.’

Een zekere zwaarmoedigheid is een eigenschap die aan het werk van verschillende Belgische ontwerpers en fotografen toegeschreven wordt. Zonder het definitieve antwoord te willen geven, denkt Willy Vanderperre dat het ook wat met zijn generatie te maken heeft. ‘Het is een cliché, maar wij zijn met De Bom en met aids opgegroeid. Toen het bomgevaar geweken was, bleek dat ook seks dodelijk kon zijn. Begin er maar aan.’

De foto’s waaraan hij momenteel werkt, zijn rauwe beelden. Een remedie tegen de algemene sfeer van gemoedelijkheid. ‘Ik vind het hoog tijd dat iemand kwaad wordt. Rebelse jeugd bestaat niet meer. Op Primal Scream na, heb je nu geen groepen die zoals Nirvana om zich heen schoppen. Ook in de modefotografie gebeurt er weinig. Een algemeen wat-voelen-we-ons-goed-sfeertje overheerst. Het doet me aan de Amerikaanse euforie van de jaren vijftig denken.’

De voorbije jaren verschenen van Willy Vanderperre foto’s in het Britse i-D en het Amerikaanse Visionaire, twee prestigieuze avant-gardemodebladen, en werkte hij met de ontwerpers Raf Simons en Veronique Branquinho samen. ‘Ik ben daar heel gelukkig om. Neem nu de fotoreeks die ik voor het februarinummer van i-D maakte. Ik heb geen toegevingen gedaan. Ik heb met een team van gelijkgezinden gewerkt. We hebben de reportage als het ware uit ons lijf gesleurd. En dan wordt het resultaat nog goed bevonden ook. Dat geeft een fantastisch gevoel en een immense voldoening.’

Omdat occasionele opdrachten de huishuur niet betalen, werkt Vanderperre in een modezaak in Antwerpen. Een oplossing die hij bewust boven commerciële fotojobs gekozen heeft. ‘Ik sta liever in de winkel dan foto’s te nemen waarin ik toegevingen moet doen. Ik wil met een heel duidelijk en herkenbaar Vanderperre-beeld naar buiten komen.’

Hij beseft dat het een wankel evenwicht is. Dat hij op een dag de stap helemaal moet zetten. ‘Ik ben weleens bang dat ik te lang in mijn comfortabele job blijf hangen. Voorlopig slaag ik er telkens in die angst snel te weerleggen. Want ’s avonds, als ik na een vermoeiende dag thuiskom, blijk ik plots over bergen energie voor mijn fotowerk te beschikken.’

Toch vergroot de druk stilaan. Dertig worden, ziet Willy Vanderperre duidelijk als een gebeurtenis. ‘Het is een magisch punt. Op mijn vijftiende vond ik absoluut dat je tegen die tijd iets bereikt moest hebben. Dan was je immers oud. Nu heb ik het gevoel: ik ben misschien niet oud, maar wel dertig. De extreme idealen van mijn tienertijd heb ik (nog) niet gehaald. Ik wil daar echter niet over zeuren. Ik ben heel blij met de dingen die ik wel gedaan heb. Helemaal op mijn manier. Ik heb aan mijn visie kunnen vasthouden en dat vind ik belangrijk.’

Trui Moerkerke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content