Henk Mariman, hoofd opleidingen van Club Brugge, is scherp voor het jeugdbeleid van het Belgische voetbal. Hij ziet daarin ook de reden waarom zowel de nationale ploeg als de clubelftallen keer op keer falen in Europese confrontaties.

Op het eind van de transferperiode was het alle hens aan dek bij Club Brugge. In de voorbereiding werd zowat iedere match verloren en op een paar posities had hoofdtrainer Adrie Koster duidelijk weinig overschot. Rood alarm dus. Binnen de eigen jeugdwerking waren er blijkbaar geen bevredigende alternatieven beschikbaar, want in twee weken tijd wierf de club een rechtsback (Carl Hoefkens), een creatieve middenvelder (Ivan Perisic) en een targetman (Dorge Kouemaha) aan. Het hart van Henk Mariman, hoofd opleiding bij Club, moet op zo’n moment wel bloeden.

Mariman is een grote naam in het Belgische jeugdvoetbal. Hij was een van de drijvende krachten achter het gezamenlijke jeugdproject van Germinal Beerschot en Ajax, waaruit internationals als Moussa Dembele, Jan Vertonghen, Thomas Vermaelen, Tom De Mul en Toby Alderweireld voortsproten. Twee jaar geleden maakte hij de overstap naar Club Brugge.

‘Of me dat frustreert, dat Club nu moest kopen om de gaten in zijn kern te vullen? Nee, eigenlijk niet, want het was ingecalculeerd. We zijn in Brugge in 2007 met ons nieuwe jeugdproject gestart en we wisten dat 2009 te vroeg zou zijn om te oogsten. Op een zeventienjarige heb je minder impact dan op een speler van twaalf, hè. Pas over enkele jaren zal het jongerenproject een voelbare impact hebben.’

Mariman volgde een atypisch parcours. Op zijn negentiende stopte hij noodgedwongen met keepen door een zware knieblessure. Twee jaar eerder al, op zijn zeventiende, was hij met jeugdcoaching begonnen. Hij vond er evenveel passie en plezier als in zijn actieve spelersloopbaan, en zegt zelfs dat het naderhand bekeken niet eens zo’n slechte zaak was dat hij zo vroeg met voetbal moest kappen. Anders had hij nu, op zijn 38e, nooit zover kunnen staan als jeugdtrainer.

Op zijn twintigste was hij al verantwoordelijk voor een team -19-jarigen. De Oost-Vlaming kreeg in zijn carrière meermaals de kans om met volwassenen aan de slag te gaan. Steeds wimpelde hij de interesse af. ‘Ik heb altijd gekozen voor ontwikkeling. Ontwikkeling is voor mij belangrijker dan status, net zoals spelers beter maken voor mij primeert op winnen. Je kunt het daarmee eens zijn of niet, maar ik denk niet dat er een andere manier bestaat om doordacht met jongeren om te gaan.’

Wórdt er wel doordacht gewerkt met de Belgische jeugd? We zien bijna alle jeugdploegen op dezelfde manier spelen: alle grote jongens in de centrale as, veel pressie, de tegenstander opsluiten, maar zelden uitgaan van eigen kracht. Het lijkt soms alsof men zoveel mogelijk het initiatief wil uitsluiten. En niet alleen bij de tegenstander, maar ook bij de eigen spelers.

HENK MARIMAN: ( knikt) Dat is terechte kritiek. Te veel jeugdploegen stellen zich hyperverdedigend op en teren op de lange bal. Dat is dodelijk voor de ontwikkeling van een speler, want in het eerste elftal moet een verdediger bijvoorbeeld wél zijn middenvelders kunnen aanspelen. Als hij op dat moment geen ervaring heeft met snelle balbehandeling en passing in de kleine ruimte, haalt hij dat later nooit meer in.

Alle sterke mannen in de centrale as zetten, is inderdaad nog zoiets typisch. Trainers die dat blindelings doen, zonder aandacht voor de voetbaltechnische eigenheid van de spelers, mikken vooral op vechtlust en wilskracht. Ze vergeten dat het gevolg op lange termijn is dat voetballers weinig ideeën hebben als ze aan de bal zijn. En zonder ideeën worden er op volwassenenniveau zelden wedstrijden gewonnen. We steken onze jongeren te vaak in een tactisch keurslijf, hun eigenheid kan zo niet groeien.

Krijgen de jongeren die zich desondanks ontwikkelen wel genoeg kansen? Belgische trainers staan daar niet meteen voor bekend. In Nederland gooit men al vlugger een zeventienjarige in de ploeg.

MARIMAN: Dat is waar. Maar het niveau van de Nederlanders ligt op die leeftijd ook hoger dan dat van onze spelers. Onze hoofdtrainers zijn heus niet dom: als een speler kwaliteiten heeft, wordt hij zonder twijfel opgesteld. Maar ga eens kijken bij onze beloftenploegen: zo veel spelers vind je daar niet die het verschil kunnen maken, die iets extra’s brengen. De reden is vaak de stereotiepe manier waarop men Belgische jeugdteams tactisch opstelt. Men voetbalt veel te veel resultaatgericht.

De kern van alle problemen is dat sommige coaches hun jeugdploegen misbruiken om hun status op te vijzelen. Iedere jeugdmatch krijgt het belang van een Champions Leaguefinale. Trainers schreeuwen elkaar haast van het terrein en dat gedrag wordt natuurlijk gekopieerd door de ouders. Met als resultaat dat de jongeren verstarren, wat ook tot een overdaad aan duels leidt.

Ik vraag me af waar al die spanning voor nodig is. Want een jeugdwedstrijd dient in de eerste plaats om te ontwikkelen. Natuurlijk is winnen belangrijk, maar het mag niet het enige, zaligmakende doel zijn.

Is dat in het buitenland dan anders? Daar winnen de jeugdploegen toch ook graag?

MARIMAN: Natuurlijk. Maar we moeten als Belgen ook niet denken dat ze in het buitenland alle wijsheid in pacht hebben. Ik zag laatst Chelsea op een jeugdtoernooi: bij vrije trappen twee man naast de keeper, ongelooflijk. Puur op resultaat gericht, en dat voor 13-jarigen. Zelfde toernooi bij Lille: drie verdedigers die de middellijn niet over mochten, nooit gezien. En dat is dan het geroemde Franse jeugdvoetbal.

Wat zijn dan wel de te volgen voorbeelden?

MARIMAN: Nederland heeft een goede jeugdcultuur en ook een paar Engelse clubs zoals Manchester United, Manchester City en een paar Duitse ploegen spelen ontwikkelingsvoetbal waar een visie achter zit. Frankrijk heeft een reputatie, maar die is niet altijd terecht, want ik zie er weinig ideeën.

Dat een land bij de volwassenen resultaten haalt, betekent nog niet dat er in de jeugd goed gewerkt wordt. Neem Spanje, waar vaak lyrisch over wordt gedaan. Ik heb daar al met coaches van Real Madrid, Mallorca en Villareal gewerkt. Wel, die befaamde Spaanse school functioneert in feite zonder echt concept. In Nederland doet men dat beter. Maar ja, de Spanjaarden hebben wel veel talenten. Onder meer omdat hun jongeren zich zelfstandiger ontwikkelen dan die van ons, is mijn indruk.

Ons nadeel is dat België zo klein is. Om mee te spreken moeten wij het eigenlijk extra goed doen. We moeten innoveren. En momenteel gebeurt dat niet of te weinig, ik denk niet dat ik daar geheimen mee vertel, ook al zijn er zeker clubs die de juiste accenten leggen.

In sommige clubs wordt er veel beter met de jeugd gewerkt dan in andere, lijkt het wel. Bijna de helft van de huidige nationale ploeg heeft een verleden in het gezamenlijke jeugdproject van Germinal Beerschot en Ajax. Wat is de verklaring voor dat succes?

MARIMAN: De sterkte van Germinal Beerschot was dat de individuele ontwikkeling er centraal stond. Urbain Haesaert was daarvan de architect, Simon Tahamata deed de technische kant en naast hen stond een groep kritische coaches die met de inhoud en het individu aan de slag gingen. De centrale kwestie was: hoe kunnen we de spelers zelf keuzes leren maken en oplossingen vinden? Een speler werd kritisch benaderd en dat ging zowel over zijn functioneren op training, als over zijn wedstrijd en zijn levensstijl.

Het is dus niet zo dat er in die jaren uitzonderlijk veel talent bij Germinal Beerschot zat?

MARIMAN: Er liep zeker talent rond, maar niet meer dan bij andere clubs. De groep van ’87, met Moussa Dembele en Jan Vertonghen, is nooit kampioen geworden. Sterker nog, die kregen van Anderlecht, Club en Standard af en toe een pak slaag. Maar wat zeggen die resultaten op lange termijn?

Wat opvalt bij die oud-jeugdspelers van Germinal Beerschot: Vermaelen, Vertonghen en co hebben allen een zeer professionele instelling. Het zijn ook karaktermannetjes.

MARIMAN: Die types maken de meeste kans om door te breken. De ideale jeugdspeler is nuchter en tegelijk erg gemotiveerd. Kritisch voor zichzelf en goed ondersteund vanuit thuis. Bewust van de eigen kwaliteiten, zonder arrogant te worden. Dat zijn de wapens waarmee je de top haalt. Je mag nog zoveel talent hebben: als centen of een mooie wagen van jou plots een ander mens maken, krijg je het moeilijk. Een speler moet focus bezitten: niets is belangrijker dan dat.

Vergist u zich soms in jeugdspelers?

MARIMAN: Absoluut. Zo heb ik ook geleerd dat je in alle spelers honderd procent moet investeren, ook in degenen in wie je het aanvankelijk niet had gezien. Jelle Van Damme leek mij bijvoorbeeld geen toekomstige topper, maar hij maakte in zijn laatste jaren als jeugdspeler een enorme ontwikkeling door. Idem voor Mohamed Messoudi.

Een fout die veel jeugdopleidingen maken, is dat men te vroeg de besten selecteert, en die dan extra gaat omringen. Zo verpest je die jongens. Je plaatst hen op een voetstuk wanneer ze amper pubers zijn. Dat moet wel mislopen. De groeispurt, de mentale ontwikkeling en de levensstijl van de speler kan op het laatste moment nog veel veranderen.

Een trauma binnen Club Brugge is dat bijzonder veel oud-jeugdspelers elders het mooie weer maken, terwijl ze hier nooit doorbraken in de eerste ploeg: Nicolas Lombaerts, Tom De Sutter, Hans Cornelis, Tim Smolders, Kevin Roelandts en ga zo maar door.

MARIMAN: Dat is de reden dat ik hier nu zit. Club Brugge heeft daar lessen uit getrokken.

Waarom vertrekken zoveel jeugdspelers naar het buitenland?

MARIMAN: Omdat ze denken dat het daar beter is. Ze beseffen niet dat een vertrek naar het buitenland vooral een enorm risico is. Van alle jongens die naar het buitenland gaan, stroomt maar een miniem percentage door naar het eerste elftal. Toptalenten als Eden Hazard en Kevin Mirallas zijn er geraakt, maar spelers van dat niveau halen in elke club de A-kern. Het is bewezen dat spelers meer slaagkansen hebben binnen hun eigen cultuur en dat ze binnen de eigen sociale omgeving beter ontwikkelen.

Nu, clubhoppen is een fenomeen dat al sinds het midden van de jaren negentig bestaat. Meestal ligt het probleem bij de ouders, die soms voor het minste kleine ongemak willen vertrekken. Ze beseffen niet dat ze zo het leer- en groeiproces van hun kind verstoren. Je moet als ouder het ontwikkelingsproces in zijn geheel accepteren: een minder moment kan een uitstekende leerschool zijn. Verlang ook niet dat een kind iedere match op zijn beste positie speelt. Een voetballer moet leren omgaan met alle aspecten van teamsport en concurrentie, mindere momenten en terugvechten horen daar ook bij.

Dat is voor veel clubs het excuus om niet in de jeugd te investeren: het is het geld niet waard, want jeugdspelers kunnen toch iedere zomer gratis vertrekken.

MARIMAN: Dat is al te makkelijk. Wordt het rendement van transfers even kritisch bekeken? Hoeveel investeren onze clubs ieder jaar in nieuwe spelers en levert dat geld resultaat op?

Jeugdspelers dienen bij veel clubs enkel om lidgeld op te strijken en volk te hebben bij de mosselsoupers.

MARIMAN: Tja. Het wordt hoog tijd dat we met z’n allen eens in de spiegel kijken. Willen wij eigenlijk nog wel meetellen als voetballand? Willen we de pijnpunten aanpakken? Als jeugdvoetbal echt een topic is, waarom wordt er dan niet over gediscussieerd? Mijn wens is dat na dit interview iemand mij belt en zegt: ‘Mariman, je hebt er niets van begrepen.’ Ik heb de wijsheid niet in pacht hè. En van zulke discussies word je beter, alleen zo komt er iets in beweging.

Wij Belgen kunnen te weinig omgaan met kritiek. We willen in de eerste plaats goed met elkaar overeenkomen. We zijn overdreven lief voor elkaar in de hoop een soort vriendschapsband te smeden. En zodra dat in orde is, gaan we elkaar voortdurend in bescherming nemen. Wie kritisch is, wordt gewantrouwd. Dat is een totaal foute instelling, waarmee ons voetbal geen stap verder komt. We moeten ons dringend vragen stellen, ook al kunnen de antwoorden pijnlijk zijn. Onze structuren: werken die wel? De topsportscholen, die toch al een hele tijd bestaan: renderen die? De zware nederlaag tegen Spanje: wat zijn daar de structurele oorzaken van?

Is de achterstand qua infrastructuur nog steeds zo groot?

MARIMAN: Och, dat is een gigantische kloof. Er worden hier en daar inspanningen gedaan, maar in vergelijking met onze buurlanden staan wij mijlenver achter.

De oudere voetbalfan zal zeggen: vroeger was de infrastructuur nog veel slechter.

MARIMAN: Goed, maar in die tijd stapte heel Europa na de training in een kapotte douche. En nu niet meer. Het buitenland heeft stappen gezet en wij zijn blijven stilstaan.

Niemand heeft in België zo’n mooi jeugdcomplex als Standard. Neemt die club daardoor een voorsprong op de rest?

MARIMAN: Infrastructuur is natuurlijk maar één pijler. En het hoeft ook niet allemaal super-de-luxe te zijn, want dat kan zelfs tegen je werken. Een paar jaar geleden verliet Manchester United zijn oude, versleten jeugdterreinen voor een splinternieuw complex. Dat kwam de mentaliteit van de spelers niet ten goede. Het hoofd opleidingen heeft om die reden zelfs besloten om af en toe terug te keren naar het oude. Daarom zeg ik: onze slechte infrastructuur is een hindernis, maar het mag geen excuus zijn. Thomas Vermaelen en Moussa Dembele hebben het ook moeten leren op de patattenvelden van Germinal Beerschot, waar de douches maar af en toe werkten.

De gebrekkige infrastructuur is veeleer het resultaat van een algemeen gebrek aan beleid. Er wordt niet in onze jeugd geïnvesteerd en daar zijn trouwens niet alleen de clubs verantwoordelijk voor. Maar uiteindelijk draagt het er wel toe bij dat zowel de nationale ploeg als onze clubelftallen er in Europese confrontaties niet aan te pas komen.

Is het probleem ook niet dat onze jeugd bijna niet meer op ongeorganiseerde basis kan voetballen? Op straat is dat bijna onmogelijk geworden en op de velden van cafévoetbalploegen mag het niet meer.

MARIMAN: Het is er voor onze kinderen niet gemakkelijker op geworden, nee. En dat verklaart onze achterstand tegenover landen als Spanje en Portugal, waar voetballen op straat nog wel bestaat. Met clubvoetbal alleen haalt een Belgische speler dat niet meer in.

Weet je wat ook een handicap is? Dat de school zo veel vraagt. De agenda’s van onze jongeren zitten bomvol. Jeugdspelers moeten spurten om ’s avonds de training te halen. Pas op, dat het schoolsysteem zo op het intellectuele focust, is tegelijk ook onze kracht. Maar het betekent dat er voor sport niet veel ruimte overblijft. En is het niet jammer dat een sportief talent niet dezelfde kansen krijgt als een intellectueel talent? Voetbal is immers ook een beroepskeuze en geen uit de hand gelopen hobby.

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Het buitenland heeft stappen gezet en wij zijn blijven stilstaan. In vergelijking met onze buurlanden staan wij mijlenver achter.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content