Na zes Olympische Spelen zwaaide Jacques Rogge dit jaar af als hoofd van het Internationaal Olympisch Comité. In zijn twaalf jaar als voorzitter veranderde de wereld. Een afscheidsgesprek over paranoia en kinderarbeid, over zwarte en subtropische sneeuw, over succes en trots. ‘De tijd van genieten is aangebroken.’

Of hij blij is dat het eindelijk achter hem ligt, vraag ik hem. Het is een vraag die, gezien de hectiek van zijn twaalf jaar aan het hoofd van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), bijna alleen bevestigend kan worden beantwoord. Maar Jacques Rogge is te zeer een man van de middenweg voor een helder ja of nee. ‘Het maakt me blij noch ongelukkig. Het is afact of life, een gegeven waarvan ik wist dat het ooit zou komen. In ieder geval vind ik het van nature erg makkelijk om bladzijden om te slaan in mijn leven. Er komt nu een nieuw hoofdstuk aan, en dat ga ik met gretigheid aanvatten. Voor nostalgie hebben we nooit begrip gehad.’ Dat komt dan van een man die tot 10 september de facto de leider van de wereldsport was.

Merk die merkwaardige gewoonte van Rogge in de laatste zin van dat antwoord: vragen over persoonlijke ervaringen beantwoordt hij vaak met ‘we’. Niet uit hovaardigheid, niet als pluralis majestatis, maar omdat ze in zijn tijd bij het IOC ‘altijd alles in team hebben gedaan’. Buitenlandse collega’s hadden er al voor gewaarschuwd: Rogge is bijzonder bescheiden, bijna onthecht zelfs. De Gentse chirurg is een volbloed diplomaat voor wie de waarheid altijd in het midden ligt – Robert Musils De man zonder eigenschappen is nooit ver weg -, en dat stopt niet nu hij zijn prestigieuze titel heeft doorgegeven.

Rogge had bij uitstek een diplomatische functie, waarbij de job belangrijker was dan zijn eigen mening. Het is een engagement dat nooit overgaat, zegt Rogge. ‘Ik zal de rest van mijn dagen geïdentificeerd worden met het IOC. Wat ik zeg, is nooit vrijblijvend: mijn opvolger zou ermee geconfronteerd worden en ik heb allerminst de ambitie om als zijn schoonmoeder door het leven te gaan. Een zekere terughoudendheid zal mijn lot zijn, maar daar heb ik geen probleem mee. Ik heb nooit gekickt op quotes. Een eeuwige diplomaat? (lacht) Ach, als je er eenmaal mee begint om je voorzichtig uit te drukken, stop je er niet meer mee.’

Laten we even teruggaan naar het roerige begin van uw voorzitterschap. Twee maanden na uw aantreden boren vliegtuigen zich in de WTC-torens in New York. Een half jaar later moesten in Salt Lake City de Olympische Spelen beginnen.

JacquesRogge: Er was dus geen tijd te verliezen. Geen twee weken na 9/11 ben ik op audiëntie gegaan bij George W. Bush. De president beval een audit van de veiligheidsmaatregelen, want de angst voor een nieuwe aanslag was uiteraard aanwezig. Gelukkig bleek ons security plan waterdicht. Bush heeft mij zijn volle steun gegeven. Het was wel een olympiade in een klimaat van wantrouwen: sommige delegaties hebben we moeten overtuigen om deel te nemen. Maar uiteindelijk is dat allemaal in orde gekomen.

In de VS heerste toen paranoia. Vreesde u dat de Arabische atleten door het publiek onheus bejegend zouden worden?

Rogge: Er zijn in bepaalde kringen inderdaad opmerkingen geweest: ‘Moeten we die mensen hier wel binnenlaten?’ Maar ik moet zeggen dat de Amerikaanse overheid, en vooral ook president Bush, zich daarbij heel kordaat heeft opgesteld. Iedere atleet was welkom. Het publiek heeft dat ook geaccepteerd; de sfeer in de stadions was onovertroffen. Salt Lake City heeft uitstekende Spelen opgeleverd.

Er wordt gezegd dat het succes van Salt Lake City, in die moeilijke omstandigheden, uw voorzitterschap gelanceerd heeft.

Rogge: Dat kan best zijn, ja. Voor Amerika, uiteraard een belangrijk land binnen de olympische beweging, waren het maanden van verwarring, van hoge nood. Je kon de hunker naar positief nieuws bijna voelen. Het IOC heeft toen zeker een goeie beurt gemaakt. Eigenlijk was het, puur organisatorisch dan, niet eens zo’n moeilijke olympiade, maar we hebben het wel moeten doen. Dat snoerde een aantal critici de mond en deed het vertrouwen in de leiding van de olympische beweging zeker stijgen.

Uiteindelijk bepalen de omstandigheden een voorzitterschap, de zaken waar niemand controle over heeft. 11 september 2001 was een kantelpunt, maar ik denk ook aan de Arabische Lente of aan de economische crisissen van 2003 en 2008. Het IOC heeft die uitdagingen zonder horten doorstaan.

De omstandigheden brachten u ook keer op keer in het vaarwater van de mensenrechten. U wou de Olympische Spelen nooit mengen met politiek en bleef ver weg van dergelijke discussies. Is dat niet al te makkelijk? Is het een vorm van schuldig verzuim als iemand invloed heeft maar die bewust niet gebruikt?

Rogge: In tegenstelling tot wat veel mensen denken, bekommert het IOC zich sterk om mensenrechten. Zeer sterk zelfs. Wij kaarten alle vormen van antisociale toestanden aan bij de organiserende landen. Wij hebben de arbeiders die aan olympische infrastructuur bouwen betere werkomstandigheden bezorgd. Voor de onteigeningen die onvermijdelijk gepaard gaan met grote olympische bouwprojecten eisen wij altijd een faire compensatie. We hebben met de grote sportkledingmerken een charter opgesteld tegen kinderarbeid. We hebben in China een wetgeving afgedwongen waardoor buitenlandse journalisten er vrij kunnen reizen.

Mensenrechten zijn voor het IOC belangrijk, maar wij kruipen nooit publiekelijk op de barricaden. Dat zou contraproductief zijn en het is gewoon ook onze rol niet. Wij zijn geen politieke noch een soevereine organisatie. Trouwens – en dit is een persoonlijke bedenking – als je de reële macht van soevereine staten ziet in dergelijke aangelegenheden, dan is die vaak veel beperkter dan de mensen denken. Wereldproblemen oplossen is complexe materie.

Toch werd het IOC – en ook u persoonlijk – geregeld gekapitteld door organisaties als Human Rights Watch. Dat zijn mensen met het hart op de juiste plaats die vechten tegen verschrikkelijk onrecht. Het moet u raken dat u uit die hoek kritiek krijgt.

Rogge: Wij aanhoren dat en reageren daar niet op. Zij doen hun job, wij de onze. Het IOC doet wat het kan, binnen de grenzen van de sport. Organisaties zoals Human Rights Watch vinden dat niet altijd genoeg. Ik respecteer dat standpunt.

Hoe machtig was u? Wat kan het IOC afdwingen, en wat gaat uw macht te boven?

Rogge: In de sport is onze invloed vrij groot. Om u een voorbeeld te geven: we hebben bekomen dat er vrouwelijke atleten uit Saudi-Arabië en Brunei aan de Spelen deelnemen. Dat is een doorbraak, iets wat daadwerkelijk impact heeft in die landen. Maar buiten het sportieve heeft het IOC geen invloed, en wij zoeken die macht ook niet.

Critici hekelen de kostprijs voor grote sporttoernooien. In de komende weken komt er geheid heibel over de Winterspelen van Sotsji. De Russische regering zou al meer dan 50 miljard dollar hebben uitgegeven. Het worden veruit de duurste Spelen aller tijden.

Rogge: Dat moet ik nuanceren. Het operationele budget is ongeveer 2 miljard dollar, vergelijkbaar met vorige olympiaden. Alleen moest er in Sotsji veel nieuwe infrastructuur worden gebouwd. De investeringen zijn niet alleen voor de Spelen bestemd, maar zullen nadien een mooie erfenis laten voor latere generaties. De Russen willen via de wintersport het toerisme in de Kaukasus aanzwengelen. Ik beschouw dat als een apart budget. Maar oké, als je het allemaal in één pot gooit, dan wordt Sotsji inderdaad de duurste olympiade ooit.

Sotsji heeft een subtropisch klimaat en is hoe dan ook een vreemde locatie voor Winterspelen. We horen berichten dat men er een kolossale berg sneeuw van vorige winter gekoeld houdt, voor het geval het de komende maanden niet meer zou sneeuwen.

Rogge: Oh, maar dat is helemaal niet uitzonderlijk. In Vancouver en Turijn hebben ze dat ook gedaan. Je moet je toch een beetje beschermen tegen uitzonderlijk weer? Zo duur is dat trouwens ook niet: gooi er een plastic hoes over en je bent al bijna klaar. De sneeuw koelt zichzelf. U zoekt spijkers op laag water. Ja, Sotsji-stad heeft een subtropisch klimaat. Maar dat is toch geen enkel probleem? Aan de oevers van de Zwarte Zee vinden alleen de schaatsevenementen plaats, en voor een indoorijsbaan maakt de buitentemperatuur niet uit. De Amerikaanse ijshockeycompetitie heeft teams in Florida en Californië, zonder dat iemand er schande van spreekt. Voor de buitensport trekken we naar de Kaukasus, op dertig kilometer van het centrum, waar je bergpieken tot 3000 meter vindt, met eeuwige sneeuw. Ideale omstandigheden om aan Alpijns skiën te doen.

Kan wat dat betreft alles? Waarom geen Winterspelen op het Arabische schiereiland?

Rogge: Dat zou geografisch gezien absurd zijn. Nee, niet alles kan, maar Sotsji vind ik een zinnig project waar generaties Russen nog veel plezier aan zullen beleven.

Bent u eigenlijk blij met uw opvolger?

Rogge: Oh ja. Thomas Bach kent het klappen van de zweep en zal een uitstekende voorzitter zijn. Ik ken hem zeer goed, hij is tien jaar mijn eerste ondervoorzitter geweest en wij hebben erg goed samengewerkt.

Er duiken vage beschuldigingen op dat Bach in de zak van Vladimir Poetin zit, die ervan verdacht wordt zich in verscheidene sportbonden een machtspositie te kopen. Er zouden ook zakelijke belangen tussen Bach en Poetin bestaan die niet helemaal koosjer zijn.

Rogge: Larie. Bach en Poetin spreken allebei Duits – de Russische president heeft vijf jaar in Dresden gewoond – en daarom converseren Bach en Poetin altijd erg open en hartelijk. Sommige mensen zien daar een alliantie in, maar die bestaat niet. En ik kan u verzekeren dat er met Bachs zakelijke contacten evenmin iets mis is.

De antidopingstrijd kreeg onder uw voorzitterschap spectaculair meer middelen. Heeft dat iets uitgehaald?

Rogge: Alle specialisten zeggen me dat het vandaag veel moeilijker is om je te doperen dan tien jaar geleden. Het aantal tests in en buiten competitie is dan ook bijna verdubbeld.

Begrijpt u waarom een atleet doping neemt?

Rogge: Ik kan me moeilijk in die gedachtegang verplaatsen, maar ik heb wel de sociologie van die atleten bestudeerd. Meestal zijn het middenmoters die de sprong naar de top alleen met illegale middelen kunnen maken en zo’n drang naar succes hebben dat ze er niet aan kunnen weerstaan. Er is ook een categorie die liever geen doping neemt, maar overstag gaat omdat men vreest dat de concurrentie het ook doet. Die atleten zijn in feite ook slachtoffer, want ik weet zeker dat ze zich verschrikkelijk voelen bij hun eigen gedrag.

Zijn langere straffen een oplossing?

Rogge: De afschrikfactor moet nog groter worden, ja. Er is al beslist om vanaf 1 januari 2015 de schorsingen voor zware vergrijpen zoals epo, anabolen of bloedtransfusies te verdubbelen. De al dan niet accidentele inname van voedselsupplementen kan naargelang het vergrijp een lichtere straf krijgen. Er komt meer proportionaliteit in de strafmaat, en ook dat is een zeer goeie zaak.

Vroeger vertelde u in interviews dat u een zwak had voor Lance Armstrong. Hoe kijkt u daar nu op terug?

Rogge: Iedere sportfan voelde zich aangetrokken tot Armstrongs verhaal. Een atleet die kanker overwon en zich against all odds alsnog met de beste wielrenners ter wereld mat: ik had bewondering voor wat ik dacht dat een pure overwinning van de wilskracht was. Ondertussen weten we dat Armstrongs succes op bedrog was gebouwd, wat mijn herinneringen uiteraard besmet. Ik heb gejuicht voor iemand die het niet waard was.

Armstrong beweert nu dat hij bij het wegmoffelen van positieve resultaten hulp heeft gehad van zijn sportbond.

Rogge: In zijn interview met Oprah Winfrey zei hij nochtans dat de UCI geen rol speelde. Brian Cookson, de nieuwe voorzitter van de internationale wielerunie, heeft een onderzoek bevolen. Dan zullen we zien of er iets van klopt. Als dit waar is, dan zou het in ieder geval een enorme klap zijn.

Lance Armstrong beschuldigde ook oud-UCI-voorzitter Hein Verbruggen, erelid van het IOC en uw naaste medewerker.

Rogge: Ik geloof rotsvast in de eerlijkheid van Hein Verbruggen, en het onderzoek van de UCI zal dat hopelijk bewijzen.

David Walsh, de journalist die zich in het dossier-Armstrong vastbeet, noemt uw associatie met Hein Verbruggen een smet op uw voorzitterschap.

Rogge: Dat is dan zijn mening. Ik ga daar geen polemiek over voeren.

Had u het gevoel: dat wielrennen zit met een probleem, we moeten die sport op een of andere manier extra in de gaten houden?

Rogge: Wielrennen hééft een probleem. Niemand kan nog ontkennen dat de sport jarenlang een dopingcultuur onderhield. Wij hebben de UCI altijd aangeraden maatregelen te treffen, en je moet vaststellen dat ze dat ook heeft gedaan. De wielerbond was de eerste die een hematocrietgrens bepaalde, de eerste die bloedprofielen opstelde, de pioniers van de whereabouts. Het bleek allemaal nog niet genoeg. Maar men kan moeilijk beweren dat de bond zelf liet betijen.

Wellicht zal wielrennen altijd een gevoelige sport blijven, door de drukke kalender en het type inspanning. Koersen is gebaseerd op zuivere uithouding, en daar hebben stimulerende middelen sowieso een grote impact op. Bovendien presteren die atleten 90 tot 100 dagen per seizoen. Een marathonloper loopt drie wedstrijden per jaar. Een coureur doet dat maal dertig.

Het is maar de vraag of het in andere sporten wel beter is. In een anonieme enquête bij 2000 atleten op het WK atletiek van Daegu bekende 30 procent zich ooit te hebben gedopeerd. Minder dan 1 procent wordt betrapt.

Rogge: Ik wil de methodologie van die enquête wel eens zien. Ik geloof nooit dat het dopingprobleem zo erg is.

Hoe kijkt u terug op de Spelen van Athene, nu de Grieken in een financieel moeras zijn beland?

Rogge: De Atheense Spelen kostten 7 miljard euro, de Griekse staatsschuld bedraagt 270 miljard. De Spelen hebben dus beperkt aan de rode cijfers meegedragen, dat kan ik niet ontkennen. Atheners zeggen me dat ze dankzij de Spelen in een nieuwe stad wonen. Voor die 7 miljard heeft Athene een nieuw vliegveld, een metro, een tramlijn, een sneltrein en een ringweg gekregen. Ik kan leven met de erfenis van de Griekse Spelen, ook al hangen er schulden aan vast.

Werd de Belgische sport beter van uw passage bij het IOC?

Rogge: Er gaat 40 procent meer middelen naar de Olympische Comités dan voor mijn voorzitterschap, en daar heeft de Belgische sport dus ook van kunnen profiteren. In het aantal medailles zie je vooralsnog geen verschil, maar dat kan mij moeilijk worden aangerekend.

Had u uw invloed kunnen gebruiken om een groot toernooi naar ons land te halen? Daarom nog geen Olympische Spelen, maar bijvoorbeeld een WK atletiek.

Rogge: De invloed van een IOC-voorzitter is daar nihil in. Federaties kiezen op basis van een globaal pakket. Het beste bewijs: Thomas Bach was voorzitter van de kandidatuur van München voor de Winterspelen van 2018 en dat is niet gelukt. Mijn voorganger, Juan Antonio Samaranch, wou de Zomerspelen naar Madrid halen, met hetzelfde resultaat.

Dat zou enigszins inhalig zijn geweest: het is bekend dat Samaranch al een cruciale rol speelde bij de toewijzing van de Spelen van 1992 aan Barcelona.

Rogge: Dat kan best zijn, het was voor mijn tijd bij het IOC. Maar nu zou het in ieder geval niet meer zo werken.

Ook niet als de megasponsors zich roeren? Coca-Cola stuurde in 1996 nog de Spelen naar Atlanta, de hoofdzetel van de frisdrankgigant.

Rogge: Dat is een mythe. Atlanta had het sterkste dossier. Geen enkele sponsor kan het Internationaal Olympisch Comité ergens toe dwingen.

Het IOC blijft een organisatie waar je als buitenstaander moeilijk hoogte van krijgt. Je weet niet hoe beslissingen precies tot stand komen. Het heeft ook een eerder conservatief, immobiel imago. Het profiel van het gemiddelde IOC-lid is mannelijk, bejaard en van adel.

Rogge: En oud-sporter, dat vergeet u. Meer dan 40 van de 115 leden hebben zelf aan de Spelen deelgenomen, en de algemene vergadering wordt bovendien aangevuld met 15 nog actieve atleten. Ook onze royals noem ik zeker geen zwaktebod, want die mensen hebben een enorme invloed in hun land. Nee, het Internationaal Olympisch Comité is een rijke bundeling van talent en het is lang niet zo oubollig als u het omschrijft.

Wat is uw nalatenschap bij het IOC? Waar zult u om herinnerd worden?

Rogge: Hoe zal men over twintig jaar op deze jaren terugkijken? Dat weet niemand. Ik vind voor mezelf dat mijn eindbalans gezien mag worden. De zes Olympische Spelen die onder mijn voorzitterschap plaatsvonden, zijn allemaal een succes geweest. Dat is niet louter mijn verdienste, maar ik heb er toch hard aan meegewerkt. Financieel laat ik een gezonde organisatie achter die 900 miljoen dollar in kas heeft, wat toelaat te overleven indien er een olympiade geannuleerd wordt. We hebben het antidopingagentschap WADA opgericht, en de Jeugd Olympische Spelen gelanceerd: zaken die de tand des tijds overleven. Over het algemeen denk ik niet dat er grote hiaten zitten in wat wij de afgelopen twaalf jaar als ploeg hebben bereikt.

Wat gaat u nu doen? Het is maar een vrijblijvende suggestie, maar de Belgische sportwereld kan bekwame bestuurders goed gebruiken.

Rogge: Nee, dank u. (lacht) Voor mij is het voorbij. Ik blijf de sport met veel liefde volgen, maar dan vanaf de zijlijn. Anderen mogen nu de fakkel dragen. De tijd van genieten is nu aangebroken. Het zou zo stilaan ook eens mogen, nee?

DOOR JEF VAN BAELEN, FOTO’S FILIP VAN ROE

‘Het IOC kruipt nooit publiekelijk op de barricaden. Dat zou contraproductief zijn, en het is gewoon ook onze rol niet.’

‘Ik vind de Winterspelen in Sotsji een zinnig project waar generaties Russen nog veel plezier aan zullen beleven.’

‘Ik kan leven met de erfenis van de Griekse Spelen, ook al hangen er schulden aan vast.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content