De nieuwe Raad voor de Journalistiek waakt over de naleving van de deontologische regels in de schrijvende pers en de audiovisuele media. De Raad wil de geloofwaardigheid van de pers helpen herstellen, zegt secretaris-generaal Flip Voets.

Over de zaak-Guy Bouten, de VRT-journalist die ontslagen werd nadat hij, tegen de wil van zijn chef, in zijn eigen tijd en met eigen middelen een onderzoek naar prostitutie had voortgezet, wil hij niets zeggen. Over de verregaande verdachtmakingen van journalisten in de zaak-Dutroux al evenmin. Voormalig journalist en jurist Flip Voets is de secretaris-generaal van de Raad voor de Journalistiek, het nieuwe orgaan voor deontologie in de media, dat afgelopen maandag 2 december officieel aan de slag is gegaan. ‘Als ombudsman van de Raad is het mijn taak om te proberen te bemiddelen tussen de klager en het betrokken medium. Ik mag en wil mij niet veroorloven om zomaar uitspraken te doen over concrete dossiers die morgen voorwerp kunnen zijn van een klacht bij de Raad.’ Maar toelichting verschaffen bij het hoe en waarom van de nieuwe Raad kan Voets natuurlijk wel.

Waarom komt de nieuwe Raad voor de Journalistiek er juist nu?

FLIP VOETS: Het algemene klimaat in de media en de politiek maakte dat een initiatief nodig was. De voorbije jaren is er een hele reeks incidenten geweest over de accuraatheid van de berichtgeving. Denk aan de discussies over de zaak-Dutroux, en over andere grote gerechtelijke dossiers. Er heerste vaak ook grote onenigheid tussen de media onderling. Met als gevolg dat de politiek begon aan te sturen op een of andere vorm van regulering. Zowel journalisten als uitgevers waren van oordeel dat het beter was zélf een initiatief te nemen dan het aan de politiek over te laten. Een door de overheid georganiseerd controleorgaan is tegen onze deontologie. Het zou een inbreuk zijn op de persvrijheid. Dus is gekozen voor zelfregulering.

Waartoe had de politieke druk kunnen leiden, als de media zelf geen initiatief zouden hebben genomen?

VOETS: In 1995 is er in de Senaat een colloquium geweest over pers en justitie. Daar zijn bijvoorbeeld pleidooien gehouden voor de oprichting van een Orde van Journalisten, zoals je de Orde van Advocaten en de Orde van Geneesheren hebt. Dat had ertoe kunnen leiden dat journalisten een soort beroepskaart zouden moeten hebben om hun beroep te mogen uitoefenen. In Italië bestaat er zo’n Ordine dei Giornalisti, ik denk dat die uit de tijd van Mussolini stamt. Maar in de meeste westerse democratieën bestaat er een orgaan zoals wij er nu een oprichten. In het Verenigd Koninkrijk heb je de Press Complaint Commission en de Broadcasting Standards Commission, in Nederland bestaat al dertig jaar een Raad voor de Journalistiek. De oudste instelling in dat verband is wellicht de persombudsman in Zweden, die al vóór de Tweede Wereldoorlog aan het werk was.

Waarom heeft het in ons land dan zolang geduurd voor de Raad er kwam?

VOETS: Er was groot wantrouwen. Nog altijd trouwens. De journalisten hebben het al niet gemakkelijk. De werkdruk blijft stijgen. Het gerecht pakt individuele journalisten soms erg hard aan. Men vreest dat de Raad voor de Journalistiek journalisten het leven nog moeilijker gaat maken. Ten onrechte. Ik denk dat de Raad de pers zal beschermen en zal bijdragen tot de geloofwaardigheid van de journalistiek. Want je kunt niet om het feit heen dat die geloofwaardigheid de laatste jaren een flinke deuk heeft gekregen. Dat blijkt trouwens zonneklaar uit een onderzoek van VUB-socioloog Mark Elchardus. Met zo’n orgaan voor zelfregulering maakt de pers duidelijk dat ze moeite doet om ernstig werk te leveren.

Sinds het midden van de jaren negentig bestond er al een Raad voor Deontologie. Wat is het verschil met de nieuwe Raad voor de Journalistiek?

VOETS: Er zijn twee belangrijke verschillen. De Raad voor de Journalistiek is niet langer louter een initiatief van de journalistenbond. In de loop der jaren is de mening gegroeid dat niet alleen de schrijvende journalisten, maar ook hun hoofdredacteuren én hun uitgevers verantwoordelijkheid dragen inzake deontologie. Zij bepalen het kader waarin een journalist werkt. Zij beslissen, om maar iets te noemen, hoe hoog de werkdruk is op een redactie. De uitgevers hebben de boot lang proberen af te houden, maar zijn onder meer door de politieke druk, die steeds groter werd, van houding veranderd. Nu werken ze zeer actief en enthousiast mee. In de Raad voor de Journalistiek leveren journalisten, uitgevers en externe experts ieder eenderde van de achttien leden.

Het andere verschil met de Raad voor Deontologie betreft de procedure. Het is mijn taak als ombudsman om eerst te proberen te bemiddelen. Heel wat klachten hebben te maken met misverstanden, verkeerde communicatie, kleine foutjes die gemakkelijk kunnen worden rechtgezet. Het zou verkeerd zijn om daarover meteen zo’n Raad met toch achttien leden een uitspraak te laten doen. Ik zal in een eerste fase contact opnemen met de klager en met het aangeklaagde medium en onderzoeken of de zaak niet in der minne kan worden geregeld. Is dat niet het geval, dan wordt het dossier doorverwezen naar de Raad.

Maar jullie kunnen geen sancties treffen?

VOETS: De Raad zal zélf zijn geloofwaardigheid moeten opbouwen door de sérieux waarmee hij zaken behandelt. Hij moet een groot moreel gezag krijgen, zodat een negatieve uitspraak van de Raad, al houdt die geen concrete sancties in, voor een journalist of een redactie toch allesbehalve prettig is.

Even was er het denkspoor de Raad de bevoegdheid te geven in bepaalde gevallen de perskaart van een journalist in te trekken.

VOETS: Inderdaad, maar dat spoor is verlaten. Het zou ook alleen maar hebben gegolden voor wie bij wijze van spreken de ene deontologische doodzonde na de andere beging. Dan zou de Raad een voorstel tot intrekking van de perskaart aan de daarvoor bevoegde Commissie hebben overgemaakt, die de eindbeslissing zou nemen. Maar die Commissie kan nu ook al de perskaart intrekken, bijvoorbeeld van een journalist die zich door een commercieel bedrijf laat betalen. Overigens heb je als journalist helemaal geen perskaart nodig om journalistiek actief te zijn. Zo’n kaart geeft je gewoon hier en daar wat gemakkelijker toegang en biedt je extra voordelen, zoals prijsvermindering op trein, tram en bus. In de meeste landen beperkt de deontologische raad zich echt tot een uitspraak waarvan men hoopt dat ze gezaghebbend is – en daardoor gevolgen heeft.

U had het over de harde aanpak van het gerecht.

VOETS: Het gerecht respecteert nog altijd veel te weinig het bronnengeheim. Het Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg stelt dat het bronnengeheim essentieel is, wil je een vrije en onafhankelijke journalistiek hebben. Ik ben erg benieuwd naar het vonnis van het Hof in de zaak die is aangespannen door vier Belgische journalisten bij wie tijdens de Agusta-affaire een huiszoeking is verricht. Huiszoekingen bij journalisten kunnen volgens ons alleen in uitzonderlijke gevallen, liefst in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de persbond. Tenzij een journalist natuurlijk zelf verdacht wordt van een moord of zo.

De laatste jaren is er in gerechtelijke kring ook een tendens ontstaan om journalisten schadevergoedingen te doen betalen die niet langer beperkt zijn tot de symbolische frank of euro, maar die tot meer dan 10.000 euro kunnen bedragen. Een journalist die een paar keer zo’n veroordeling oploopt, kan er financieel onderdoorgaan, want zijn uitgever is niet verplicht om voor hem in de bres te springen.

De oprichting van de Raad, met een aantal eminente juristen erbij, is ook een signaal aan de gerechtelijke wereld: hou meer rekening met het specifieke van de journalistiek. De rechtbanken weten nu dat we ons eigen deontologisch orgaan hebben. Hopelijk laten ze die deontologische kwesties nu ook aan ons over.

Springen journalisten nu slordiger om met de plichtenleer dan pakweg twintig jaar geleden?

VOETS: Ik heb geen wetenschappelijk onderzoek gedaan, maar ik denk het niet. Ik ben het er ook niet mee eens dat de pers in het algemeen achteruitgegaan zou zijn. Integendeel, ze is erop vooruitgegaan. Maar er staat veel meer in de pers. Vergelijk een krant van vandaag met een uit de jaren ’60, die van vandaag is drie keer zo dik. Er zijn ook veel meer informatieprogramma’s dan vroeger. De kans op minder accuraatheid is groter, gewoon omdat het volume aan nieuws is toegenomen. De meeste deontologische fouten worden trouwens niet bewust gemaakt, uit partijdigheid of zo, maar veeleer uit onzorgvuldigheid, vaak als gevolg van een gebrek aan tijd ook.

Kan de Raad voor de Journalistiek ook het debat tussen journalisten onderling bevorderen?

VOETS: Het reglement bepaalt dat in de regel de Raad uitspraak doet over een klacht. Maar de Raad kan ook op eigen initiatief een zaak behandelen. Het is de bedoeling om op termijn de deontologische codes nog eens te bekijken en eventueel te vernieuwen. De huidige internationale en nationale codes zijn tientallen jaren oud. Sommige regels zijn nogal vaag en algemeen en zijn wel aan verfijning toe. Maar wat niet de bedoeling is, is conflicten tussen redacties onderling of binnen één redactie te gaan beslechten. Daar bestaan andere organen voor. Wij zijn er eigenlijk voor de lezer, de burger.

Christine Albers

‘De kans op minder accuraatheid is groter, gewoon omdat het volume aan nieuws is toegenomen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content