‘Wij zijn atypisch Turks, behalve ons wagenpark’

ELKE WEEK PORTRETTEERT KAREL DUERINCKX EEN BEKENDE BELG IN ZIJN OF HAAR OUDERLIJK HUIS. SUE SOMERS TEKENT DE JEUGDHERINNERINGEN OP. DEZE WEEK: ZUHAL DEMIR, PARLEMENTSLID VAN N-VA.

‘Dit is de woonkamer waar we elke avond voor de tv verzamelden: mijn broers Unal en Unsal, mijn zussen Nihal en Nurhan, mama, papa en ik. Om zeven uur keken we naar Neighbours, en om halfacht naar Rad van Fortuin – voor mijn ouders een goede manier om hun Nederlands te onderhouden. Een schotelantenne met Turkse zenders hadden we nog niet. Ik zat meestal op een kursu, een typisch krukje uit Elazig, het dorp waar mijn vader vandaan komt.’

‘Ons huis is niet zo groot. Ik sliep samen met mijn twee zussen op de meisjeskamer, mijn broers hadden ook één kamer. Studeren deden we wel apart, mijn oudste zus zat zelfs in de kelder omdat ze snel afgeleid was. Ik was een echte streber: ik zorgde er altijd voor dat ik als laatste naar beneden kwam. Als ik mijn broers, die later allebei ingenieur zijn geworden, de trap af hoorde lopen, bleef ik nog een kwartier langer studeren.’

‘Mijn broers zaten op de jongensschool Sint-Lodewijk, mijn oudste zus volgde het atheneum in Genk. Ik zat als enige op het lyceum, een katholieke uniformschool met groene truien en Schotse rokken, tussen kinderen van advocaten en dokters. Dat had ik zelf beslist: mijn beste vriendinnen gingen na het zesde leerjaar naar het lyceum, dus ik ook. Mijn moeder had me ingeschreven voor de moderne, maar toen een lerares mijn puntenkaart te zien kreeg, vroeg ze of ik geen Latijnse wilde doen.’

‘Wij woonden eerst in een nog kleiner huis aan de Binnenlaan, pal in de cité van Waterschei. Elke zondag reed papa met alle kinderen op de achterbank van zijn oude Mercedes naar de bibliotheek, waar we voor een week boeken uitzochten. Op mijn tiende zijn we naar de Dijkstraat verhuisd, waar toen alleen Vlamingen woonden. Mijn ouders wilden dat hun kinderen fatsoenlijk integreerden. We gingen wel naar goede scholen, maar thuis spraken we alleen Turks.’

‘Ons gezin is atypisch Turks. Wij zijn alevetische moslims, wij doen niet mee met de ramadan, drinken alcohol, gaan niet naar de moskee. Geloof is voor ons een privézaak. Bovendien zijn we Koerden, waardoor we een minderheid binnen een minderheid zijn. Niet iedereen begrijpt dat. Mijn vader kreeg vroeger vaak de vraag waarom zijn vrouw geen hoofddoek droeg en waarom zijn dochters in topjes rondliepen.’

‘Wel typisch Turks is het wagenpark voor ons huis: behalve mijn Audi A3 staan hier twee BMW’s en een Mercedes. Die zijn allemaal van familieleden die hier in de buurt rondhangen, waarschijnlijk springen ze straks nog binnen. Het is bij ons thuis nogal een komen en gaan, op voorhand bellen dat we langskomen doen we niet. Problemen levert dat nooit op. Wij hebben niet allemaal dezelfde stoelen of borden, niet iedereen kan bij ons aan tafel. Soms is er niet eens genoeg eten voor iedereen. Maar niemand die dat erg vindt.’

‘Sinds kort woon ik weer thuis. Mijn moeder heeft vijf jaar geleden een herseninfarct gehad. Toen ze uit haar coma ontwaakte, kon ze niet meer drinken, eten of praten. Het is een mirakel dat ze weer thuis is. De dokters hebben gezegd dat ze niet weten hoelang ze nog zal leven. Dat heeft de doorslag gegeven in mijn verhuisplannen van Antwerpen naar Genk. In Antwerpen-stad was ik voorzitter van de districtsraad en had ik een appartement in de Jodenbuurt. In Genk heb ik een oud huis gekocht dat nu wordt verbouwd.’

‘Thuis zijn betekent voor mij liefde en warmte. Hier voel ik me veilig voor de buitenwereld, de scherpte van het parlement en de commentaren op sociale media. Hier vind ik tussen alle drukte rust.’

‘Hier voel ik me veilig voor de buitenwereld, de scherpte van het parlement en de commentaren op sociale media.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content