Kamiel Vanhole heeft een groteske fabel geschreven over het project Europa en de revolutie van de slagroom. Een gesprek met een geëngageerd auteur over de multi-culturele moraal van het goed geschreven verhaal.

Kamiel Vanhole, ‘O Heer, waar zijn uw zijstraten?’, Meulenhoff, Amsterdam, 176 blz., euro 15,50

Ze waren met 103 auteurs uit 43 landen en spraken 98 verschillende talen. In het gezelschap van een bont allegaartje Europese schrijvers maakte Kamiel Vanhole (°1954) in de zomer van 2000 een stevig gesponsorde treinreis van Lissabon naar Berlijn via Polen en Sint-Petersburg. Sommige Oost-Europese collega’s stuurden hun zakgeld van enkele dagen prompt op naar het thuisfront, want drie dagen Europees manna, aldus Vanhole, was voor een Wit-Russische dame die bij de Staatsbibliotheek werkte het equivalent van haar maandloon.

Vanhole heeft deze ‘moeder van alle snoepreizen’ gebruikt als achtergrond voor een groteske fabel over het project Europa. Zijn roman O Heer, waar zijn uw zijstraten? laat via de ogen van een halfbloed de Europese realiteit van Portugal tot Duitsland de revue passeren. Dat Brussel er in deze Euro-roman bekaaid afkomt – hooligans timmeren het hoofdpersonage uit Madagaskar in Brussel in elkaar -, was niet toevallig. Vanhole zag met eigen ogen vanuit het raam van zijn Brusselse hotelkamer op de Kiekenmarkt hoe opgejutte voetbalsupporters tijdens Euro 2000 danig tekeergingen tegen onschuldige passanten. En dat de verzamelde treinschrijvers in Brussel een verklaring dienden voor te lezen van niet meer dan 40 woorden, gericht aan de vertegenwoordigers van het Europees parlement, dat echter op dat moment zitting had in Straatsburg, is ook echt gebeurd.

Vanhole houdt niet alleen van hilarische taferelen, maar is ook daadwerkelijk begaan met de realiteit. Je zou hem een geëngageerd schrijver kunnen noemen die zonder grootspraak gevoelige maatschappelijke thema’s op zijn manier wil doorlichten. Vanhole werkt momenteel aan een Oost-Europese sequel van zijn roman.

In dit eerste deel omcirkelt hij in een uitgepuurde stijl en via een uitgekiende plot essentiële onderwerpen als het statuut van een Europese identiteit en de toekomst van onze Vlaamse of Belgische regio in een globale synthese. Zelf wil hij niet door het leven gaan als schrijver met een missie. Daarvoor houdt hij te veel van het literaire ambacht. Spelen met woorden is zijn ding, schuiven met de compositie van bepaalde scènes, de juiste dialogen inlassen die voor de nodige vaart zorgen en schaven aan een sterk verhaal. Maar toch is de schrijver geen musicus of plastisch kunstenaar die puur met de vorm bezig is.

Vanhole: ‘Ik zit voortdurend tussen twee extremen geprangd. Aan de ene kant ben ik dolgraag met taal en structuur bezig, maar aan de andere kant wil ik toch iets over mijn tijd vertellen en houdt de maatschappij mij bezig. Ik vertel iets in een mij aangeleerde taal waardoor ik mij ontworstel aan mijn afkomst terwijl ik tegelijkertijd reflecteer over de toevalligheid van juist hier op deze plaats geboren te zijn.’

Vanhole is allesbehalve een heimatschrijver, maar heeft in de meer dan tien jaar dat hij schrijft toch al veel materiaal verzameld over zijn multiculturele roots. In zijn roman Overstekend wild (1995) trok hij naar Amerika, in het spoor van zijn betovergrootoom Jef Ronsmans, die als Brabantse boerenzoon goud ging zoeken in de Amerikaanse Far West. Vanhole geraakte eveneens gefascineerd door zijn grootvader Camille, een meubelmaker die afstamde van mijnwerkers uit de Borinage. Vanhole debuteerde ooit met een magistraal verhaal dat die mijnreis van zijn overgrootouders naar de Borinage te voet overdeed. Blijkt trouwens dat de officiële voornaam van Vanhole Camille, op zijn Frans, luidt en niet Kamiel. Nu nog, aldus Vanhole, krijgt hij soms post voor mevrouw Camille Vanhole: ‘En in het Oktiabrskaya Hotel in Sint-Petersburg was die vrouwelijke voornaam er de oorzaak van dat ik geen gezelschap kreeg aangeboden van de Intimat Service.’ Vanhole koos voor de Vlaamse versie van zijn voornaam, maar die dubbelheid of gemengdheid Camille-Kamiel is in zekere zin de wapenspreuk van zijn schrijverscarrière geworden.

‘Onherroepelijk komt de dag dat het Westen geregeerd zal worden door zijn gastarbeiders.’ Aldus een van uw personages met dank aan Emile Cioran die deze boutade in een van zijn brieven schreef. Zijn we op weg om allemaal migranten te worden?

KAMIEL VANHOLE: Cioran ziet het als een bedreiging, maar voor mij is het de normaalste zaak van de wereld. De mensen die claimen dat ze Belg zijn, zijn destijds toch ook alleen maar uit de Hongaarse steppen aangewaaid. We zijn allemaal nomaden. Omdat het land hier vrij vruchtbaar is en omdat er voldoende water was, bleek het hier aangenaam toeven. Maar als er binnenkort een klimaatswijziging gebeurt, moeten we misschien ook de hort op.

Migranten hoeven dus niet direct om de oren te worden geslagen met zoiets als inburgeringsplichten?

VANHOLE: Dat is vreemd en gevaarlijk. In de Weimarrepubliek is het antisemitisme aan zijn opmars begonnen toen een aantal professoren-intellectuelen begonnen te schrijven dat joodse inwijkelingen weliswaar voldeden aan de plichten van de Duitse maatschappij (of Gesellschaft), maar zich nog niet voldoende integreerden in de Duitse gemeenschap (of Gemeinschaft). Dat onderscheid is een cruciale stap geweest in het aanwakkeren van de jodenhaat.

Nieuwkomers zullen zelf wel inzien dat het handiger is om de taal hier te leren indien je een job wil vinden. Als een cultuur of taal op zich rijk genoeg is, gaan migranten zich sowieso aanpassen. Als die aantrekkingskracht groot genoeg is, gaan migranten na verloop van tijd het prettig vinden om zich te integreren, omdat ze dan een rijkdom toevoegen aan hun eigen cultuur. Je kunt die integratie echter niet afdwingen.

Niet iedereen die naar hier komt, heeft goede bedoelingen.

VANHOLE: Zelfs als mensen naar hier komen met het opzet om van onze sociale zekerheid te profiteren, tja, waarom niet? Het gaat nu wat minder goed met de economie en dus zal de aantrekkingskracht van ons landje op potentiële migranten vanzelf kleiner worden. De problemen lossen zich niet zomaar op, maar die wrijvingen zullen er altijd zijn. Amerika wordt nu vaak als voorbeeld van een geslaagde multiculturele samenleving naar voren geschoven. Maar dat is ook niet van een leien dakje gelopen. Pas in de jaren zestig kregen de zwarten bepaalde rechten en nu nog hebben ze te maken met de gevolgen van hun achteruitstelling van vroeger.

In uw brievenboek met Charles Ducal (‘Over de voorrang van rechts’) had u het al in 1993 over de noodzaak van een migrantenpartij. Nu is het zover.

VANHOLE: Ja, ik ben blij dat die er gekomen is. Ik vind de Arabisch-Europese Liga (AEL) een waardig tegenwicht voor het Vlaams Blok. Ze stellen natuurlijk radicale eisen. Maar het is eindelijk een ander geluid. Het brengt de zaken in beweging. Het is eigenlijk de taak van de socialistische partij om het op te nemen voor de maatschappelijke underdog. Patrick Janssens gaf aanvankelijk even de indruk dat hij een geluid in die richting zou laten horen, maar dat werd al vrij vlug gesmoord. De Belgische Werklieden Partij, voorloper van SP.A, is ooit begonnen met de zwakkeren in de samenleving te verdedigen. Misschien dat het AEL ook zoiets kan betekenen. Hoewel ik onder het juk van geen enkele radicale partij zou willen leven, noch Vlaams, noch islamitisch, noch communistisch.

U hebt zich samen met Elvis Peeters ook geëngageerd met Bomspotting. Schrijvers wilden toen weten hoe het zat met de Amerikaanse kernwapens op de luchtmachtbasis van Kleine Brogel. Horen dergelijke acties bij het schrijverschap?

VANHOLE: Ik heb met plezier aan de kar getrokken van Bomspotting. Maar toen ik dan zelf over die omheining klom en in dat bos rondliep, voelde ik me ongelooflijk lullig. Ik ben geen actievoerder. De dingen die ik schrijf, zijn mijn acties. Hopelijk zetten mijn schrijfsels de mensen aan het denken. Maar ik vind nog altijd dat de aanwezigheid van die kernwapens een grote bedreiging vormt, en nu meer dan ooit.

Nizar Trabelsi, een terrorist, zou bekend hebben dat hij in Kleine Brogel een aanslag wilde plegen. Wat hebben schrijvers daar dan te zoeken?

VANHOLE: We wilden alleen aangeven dat de onduidelijkheid over de aanwezigheid van die kernwapens een groot gevaar inhoudt. De brandweercommandant die voor het rampenplan instaat, klaagde onlangs toch ook over het gebrek aan openheid over die kernwapens. Hoe kan de brandweer de bevolking helpen als ze niet weet wat daar precies ligt opgeslagen? Bovendien zijn die kernwapens nu ook nog eens het doelwit van terroristische bendes. Kortom, zo gek was onze actie niet.

Maar wees gerust, als ik zit te werken aan mijn roman, denk ik niet aan ethiek of aan het engagement van de schrijver. Ik ben bezig met taal, compositie en vorm. Ik vraag me wel eens af of vorm per definitie nihilistisch is. Als ik opga in het ritme of de muziek van de taal, dan hebben al die grote vragen geen betekenis meer. De enige ethiek achter het taalspel is de schoonheid die je als auteur al schrijvend kunt creëren. Misschien is het maar goed dat schrijvers niet al te veel macht hebben. Anders was de wereld er nog slechter aan toe dan nu al het geval is.

Uw personages houden van clowneske oplossingen. ‘Mij is het om politiek en clownerie te doen. Mijn doel is verbazing wekken, de bazen in verwarring brengen. We preken de revolutie van de crème fraîche.’ Is Vanhole een typisch Belgische taartengooier die de machthebbers eventjes uit balans wil brengen met zijn revolutie van de slagroom?

VANHOLE: Een schrijver is een individualist die soms de functie van hofnar heeft en als hofnar bepaalde wantoestanden aanklaagt. Er wordt dan een beetje schuins naar hem gekeken én misschien geluisterd tot de karavaan opnieuw verder trekt. Ik geloof vooral in de kracht van het individu. Ik stel me voortdurend de vraag in hoever een enkeling zich aan de gemeenschap aanpast waarin hij toevallig is terechtgekomen. Iedereen heeft het recht om nee te zeggen. Goede revoluties gaan uit van individualisten die nee durven te zeggen. Het enige wat je als individu én schrijver kunt doen, is heel wantrouwig blijven tegenover elke vorm van macht.

Ik kies in mijn romans en theaterstukken een vorm voor dat wantrouwen, ik denk er al schrijvend over na en hopelijk breng ik daardoor de lezer of toeschouwer op aanstekelijke gedachten. Mijn personages zijn testcases waarmee ik zelf probeer een problematiek te omsingelen, zoals in deze roman over Europa. Ik besteed mezelf uit aan verschillende personages en op die manier werkt de roman hopelijk als een caleidoscoop.

Hoe verliep het samenleven tijdens die treinreis gedurende zes weken, met 103 individuen uit 43 landen aan boord?

VANHOLE: Ik heb daar heel wat vriendschappen aan overgehouden en de overtuiging dat Europa nog complexer is dan ik had gedacht. Er waren soms wrijvingen, maar geen echte conflicten. Zo kwamen er twee Albanese schrijvers een treincoupé binnen. Ze vroegen twee Serviërs of er geen belet was, waarop die Serviërs van krommenaas gebaarden. Toen de Albanezen gingen zitten, stonden de Serviërs op en verlieten de treincoupé.

Ook in Moskou was er deining rond een petitie die Oekraïners hadden opgesteld tegen de oorlog in Tsjetsjenië. Ze wilden die aan de burgemeester van Moskou afgeven. Een van de Russische schrijvers heeft daarop een stuk gepleegd in de krant om te zeggen dat zij, Russen, wel voor de oorlog waren. En dan was er nog die fameuze verklaring die ik in mijn roman heb geïroniseerd. Ze mocht niet meer dan 40 woorden beslaan en we moesten ze afgeven aan de Europese parlementsleden. Maar die zaten op die bewuste dag allemaal in Straatsburg en zodoende diende onze aanwezigheid tot niets.

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content