Spanje luisterde ontroerd naar Bachs “Mattheuspassie” door Il Fondamento. Voor eigen land bleek het te duur.

Cuenca ligt in het hart van Spanje. Het is er betoverend oud en pittoresk. De viering van de goede week is er beroemd, de Semana Santa, met dan elke dag een hallucinante processie. Heel befaamd is ook het “Internationale Festival van Religieuze Muziek” dat er tijdens die week gehouden wordt, nu al voor de 38ste keer. Een hoogtepunt dit jaar was de uitvoering op Palmzondag van de “Mattheuspassie” van Bach door het Vlaamse barokorkest Il Fondamento onder leiding van Paul Dombrecht in de Iglesia de San Pablo. Het kreeg daar de erkenning die het hier vaak moet missen. Radio Clàsica de Radio Nacional de España zond het live uit. Heel Spanje mocht ervan genieten. De avond ervoor had Dombrecht het werk ook al uitgevoerd in Santander, aan de Golf van Biskaje.

Het was een bijzonder hoogstaande vertolking. Ik durf zeggen: de mooiste Mattheuspassie die ik de laatste twintig jaar heb gehoord. Er was een zeldzame homogeniteit. Gewoon ideaal. Niets stoorde. Alles bekoorde.

Il Fondamento is een verrukkelijk ensemble, een droom van een barokorkest. Niet voor niets werd onlangs op BBC-Radio 3 hun opname van Händels “Watermusic” door de zo kritische Clive Portbury aangeprezen als de beste: “I’ve never heard the Water Music quite like this. They capture the spirit of every movement: bold, beautiful – and damn good fun”. Het was notabene een keuze uit zestien opnamen, waaronder die van Tafelmusik, Koopman, Hogwood, Gardiner en Pinnock!

Het geheim van het nu tien jaar oude barokorkest Il Fondamento is hun stichter/dirigent Paul Dombrecht. Hij is thuis in oude èn hedendaagse muziek, is geen man van theoretisch geleuter, maar een man uit de praktijk, zoals Bach zelf was. Dombrecht musiceert vanuit de buik, vanuit het hart. Il Fondamento is niet besmet door “de nieuwe zakelijkheid” van de jaren ’50 tot ’80. Ze brengen geen naaimachinebarok. De doorgedreven emotieloze, extreem authentieke benadering is hen vreemd. Godzijdank.

SCHOOLRAPPORT

Er is de voorbije maanden veel te doen geweest over het zogenaamde nieuwe “muziekdecreet” dat de erkenning en dus ook de subsidiëring van muziekensembles in Vlaanderen bepaalt. Die toewijzing gebeurt op basis van een pre-advies van de muziekcommissie, waarin voor Il Fondamento onder meer werd gesteld “dat het ensemble zeer goed presteert als opera-orkest, dat het poogt op een originele manier aan concertspreiding en publiekwerving te doen en dat er heel enthousiast gemusiceerd wordt”. Dat ruikt naar een schoolrapport, zo onvolwassen, zo kinderachtig en betuttelend tegenover professionele musici van de hoogste klasse, dat ik het aan buitenlandse collega’s niet durf te vertellen. Het zou als de zoveelste Belgenmop worden opgevat.

Deze muziekcommissie heeft voor Il Fondamento ook nog enkele “bedenkingen” in petto. Zo zou de vooropgestelde artistieke planning te veel in de lijn liggen van andere ensembles. En verder worden vragen gesteld bij een aantal grote en zeer dure producties (zoals de Mattheuspassie), en over de noodzaak om over een eigen koor te beschikken. Ik begrijp Gerard Mortier (in Knack van 24 maart) dat hij “adviesraden” ver van zijn bed wil houden.

De Mattheuspassie begint met een majestueus werk voor twee koren: Kommt, ihr Töchter, helft mir klagen. Een koor van jongens en meisjes zingt hierboven als cantus firmus O Lamm Gottes, unschuldig. Hier zijn het zangertjes uit het kinderkoor Cari Cantuli van Ria Vanwing. Ze doen het met waanzinnig veel overtuiging.

Paul Dombrecht: Dat openingskoor is heel aangrijpend met de bovenstemmen die dat klagende weergeven. Heel bepalend is de obstinate bas. Ik noem dat de doodsklokken: het onvermijdelijke moet komen. Dit openingskoor is fantastisch opgebouwd. Er zijn vier grote koorblokken. Eerst het eerste koor alleen. Dan komt plotseling het tweede koor, even nog heel bescheiden: Wo? Wie? Wer? In het tweede blok is het tweede koor al iets meer present. Het derde blok is een sterk vraag-antwoordspel. In het vierde blok vloeien ze samen en dat geeft de apotheose. Het orkest speelt dan verdubbeld. Dat gebeurt allemaal met dezelfde middelen. Dat is Bach: met hetzelfde materiaal oneindig veel dingen samenbrengen tot één synthese. Ik denk dat de Mattheuspassie wat dat betreft een mijlpaal is in de muziekgeschiedenis.

In de Mattheuspassie zijn de koren erg belangrijk. Bij jullie valt het op hoe de zangers even geraffineerd stijlbewust zijn als de orkestmusici. Zo’n hoog niveau kan je niet van liefhebbers verwachten, hoe goed die ook hun best doen. Een professioneel koor doet trouwens ook geen beroep op een amateurorkest. Toch maakt de muziekcommissie in haar rapport bedenkingen over de noodzaak van een eigen koor. Dat lijkt me op zijn zachtst gezegd een onprofessionele kijk op de zaken.

Dombrecht: Ik begrijp dat ook niet. Ze vinden wellicht dat we geen eigen koor moeten hebben, omdat er nog andere goede koren in Vlaanderen zijn. Maar ze vergeten dat een koor even specifiek is als een orkest, en – vanuit muzikaal standpunt – even gevoelig voor behandeling. De keren dat ik met een koor gewerkt heb dat ik helemaal niet kende, zat ik met een andere muzikale beweging die onmogelijk om te buigen viel. Een eigen koor is een absolute noodzaak wil je de perfectie bereiken die wij beogen.

Er wordt gesuggereerd dat jullie koor een telefoonkoor zou zijn.

Dombrecht: Zo wordt dat in het rapport een beetje geformuleerd, ja. Maar dat is absoluut niet waar. Ons koor nu van zestien man is helemaal geen telefoonkoor. Dat we het voor de Mattheus hebben moeten uitbreiden, ligt aan het werk zelf dat twee koren vereist, plus een kinderkoor. Ons zestienkoppig basiskoor heeft echter al een heel eigen gezicht zoals het orkest dat al langer heeft. Hoe het nu verder moet, is niet helemaal duidelijk. We geven het niet op. Toegegeven: het koor zou frequenter moeten optreden, maar dat is allemaal voorzien. Alles vraagt echter tijd en planning.”

De bekendste en meest geliefde aria uit Bachs Mattheuspassie is ongetwijfeld Erbarme dich, de treurzang van Petrus die kapot van verdriet is, omdat hij zijn goede vriend Jezus heeft verloochend. De muzikale zeggingskracht ervan is uniek. Het is het hoogtepunt van de passie. In de eerste maat van de als een angstig hart kloppende basnoten hoor je de melodie van O Haupt voll Blut und Wunden. Dirk Vandaele vertolkt subliem de vioolpartij die als een troostende stem boven het geweeklaag van Petrus zweeft. De aria wordt gezongen door de countertenor Pascal Bertin. Met zijn wonderlijke stem brengt hij een pak diepmenselijke ontroering over. Vroeger had hij een vocale jazzgroep; jazz en Bach vertonen dezelfde muzikale eerlijkheid. Dat hoor je. Het pakt je. In de Iglesia de San Pablo is het muisstil. De mensen zijn voelbaar aangedaan. Velen vechten tegen de tranen.

Bach zelf hield er ook veel van. Met nog acht andere delen uit de Mattheuspassie nam hij het over in de Trauermusik (BWV 244a), zij het dan op een andere tekst, zijnde Erhalte mich, Gott, in der Hälfte meiner Tage!

Dat Erbarme dich is toch wel een bijzonder populaire aria. Oneerbiedig gezegd: een klassieke hit.

Dombrecht: Het zou ook buiten de Mattheuspassie een enorm geliefd lied geworden zijn. Een liefdeslied, een verleidingslied. Er is wel een “maar” bij: als je het als werelds stuk uitvoert, vereist dat een aangepaste uitvoering.

Het is toch doodjammer dat we naar Spanje moeten trekken om dit zo mooi te horen. Jullie wilden vorige maand deze Mattheus ook in Gent en Antwerpen uitvoeren. Op het laatste ogenblik werd dat afgelast. Ik veronderstel dat jullie het om financiële redenen lieten afweten?

Dombrecht: Ja. En het was een heel pijnlijke beslissing. Natuurlijk is de Mattheus een dure productie met die twee orkesten, twee koren, zeven solisten en andere extra krachten zoals de gambiste, plus daarbij de repetities en de verplaatsingen. En om het ook nog in Vlaanderen te kunnen brengen, hadden we extra geld nodig. Omdat er hier blijkbaar geen concertorganisaties zijn die dat konden ophoesten, hoopten wij op wat extra geld uit de subsidie. Dat zou inderdaad zo geweest zijn, als we ièts meer gekregen hadden dan ons nu werd toegewezen. Dat “iets meer” lag gezien onze almaar groeiende reputatie in de lijn der verwachtingen. Het bleek jammer genoeg niet zo te zijn. We zullen ons in de toekomst vooral op het buitenland moeten richten.

De beide uitvoeringen van de Mattheus in Spanje bewijzen dat het over de grens wèl mogelijk is. Mogelijk, maar niet gemakkelijk, want het zijn en blijven grote budgetten.

Il Fondamento is ook “Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen”. In Spanje hebben jullie dit wel bijzonder waargemaakt op dat festival en die rechtstreekse radiouitzending.

Dombrecht: Ja, we zijn heel blij dat we die titel onlangs weer gekregen hebben. De Vlaamse regering verantwoordde deze benoeming als volgt: “De jury stelt met genoegen vast dat het barokorkest Il Fondamento zich bij de absolute top op het gebied van de authentieke uitvoeringspraktijk van de oude muziek heeft gevoegd.” Die jury toont zich ook enthousiast over onze komende buitenlandse tournees met vocaal-instrumentale werken uit het grote repertoire van Bach, Händel en Haydn in onder meer Nederland, Duitsland, Italië en Frankrijk. Die waardering doet ons goed. Toch wel vreemd hoe die beoordeling zo in contrast staat met die van bovengenoemde muziekcommissie! Door dat cultureel ambassadeursschap krijgen we gelukkig een toelage die ons helpt de daarvoor noodzakelijke reizen te betalen, zoals nu onlangs die naar Spanje.”

De solisten bij de Mattheusuitvoering door Dombrecht hebben het karakter dat bij hun personage hoort. Ze passen daarbij opvallend goed bij elkaar. Ian Honeyman als evangelist staat ver van het lutherse stroeve. Hij declameert, geeft vaart en dynamiek. Huub Claessens brengt een ontroerende, warme Christus. De bas Dirk Snellings, de tenor Jan Caals, Anne Mertens als tweede sopraan: ze plaatsen alles op hoog artistiek niveau. Indrukwekkend is ook Rebeka Ruso op haar viola da gamba. En zeker niet te vergeten: Greta De Reyghere die onder meer Aus Liebe zingt.

“Aus Liebe” behoort eveneens tot een van de meest beminde aria’s uit de Mattheuspassie. Het ontbreken van een basfundament geeft het iets lichts, iets zwevends. De twee oboï da caccia stoten als een hartslag. Frank Theuns speelt de fluitpartij ongehoord innig. Geniaal van Bach is, dat hij bij von einer Sünde weiß er nichts! de fluit laat zwijgen en zo de zeggingskracht verhoogt. De Reyghere zingt hemels en stilistisch perfect. Ze bewijst eens te meer wat een fantastische sopraan zij is. Een ongelovige zou er gelovig bij worden.

Schitterend allemaal! Toch heeft de muziekcommissie bezwaren tegen zo’n productie als de Mattheuspassie door Il Fondamento. Waarom hebben jullie deze passie eigenlijk geprogrammeerd?

Dombrecht: Het is een normale evolutie. Il Fondamento is nu tien jaar bezig. Dit is een logisch gevolg. Het moèt gewoon.

Volgens de commissie toch liever niet. Als die wat de programmatie betreft zo’n waarschuwende vinger opsteekt van “braaf zijn of anders geen centen”, lijkt dat op een machtspositie.

Dombrecht: Dat lijkt niet alleen, maar is een machtspositie. Het tast onze artistieke vrijheid aan. In het rapport staat bijvoorbeeld ook dat wij in onze nieuwe programmering afwijken van onze oorspronkelijke lijn. Die lijn was zogezegd dat wij vooral onbekend repertoire zouden brengen. Mijn reactie is: zijn we dan veroordeeld om nooit Bach te mogen spelen, nooit zijn suites of zijn Brandenburgse concerto’s?

Wat verstaan ze onder “onbekende werken”?

Dombrecht: In feite bedoelen zij werken van componisten die zij als amper of helemaal niet bekend achten. Bach en Mozart zijn derhalve uit den boze. Als ik op mijn programma wereldlijke cantates van Bach zet, zoals ik trouwens heb gedaan, dan zijn dat stukken die zijzelf wellicht ook niet kennen, maar die volgens hen wel tot het bekende repertoire horen, precies omdat ze van Bach zijn. Ook als ik een zelden of nooit gespeelde vroege symfonie van Mozart programmeer, zit ik volgens hen fout. Dat is zo ongeveer de situatie.

Er zijn voor een orkest toch bepaalde standaardwerken die het niet kàn negeren?

Dombrecht: Ja, dat is zo voor mijzelf als voor het hele ensemble. Wij hebben de plicht om te evolueren. Ik zeg niet “veranderen”, maar “evolueren”. Ik heb bewust totnogtoe de suites van Bach uitgesteld, omdat we wilden wachten op een rijper moment. Nu dus. We hebben heel veel Telemann gespeeld en Heinichen en Fasch. Prachtige muziek, daar niet van. Ze waren voor mij echter ook een soort voorbereiding om onder meer die Bachse suites ten slotte op een manier te kunnen brengen die onmiddellijk een eigen gezicht heeft.”

Het is jammer voor Vlaanderen dat het deze Mattheuspassie door Il Fondamento heeft moeten missen. Treurig gewoon. De woorden van het slotkoor zijn toepasselijk: “Wir setzen uns mit Tränen nieder”. Misschien in het komende Bachjaar 2000? Hopen maar op kunstbewuste sponsors.

Fons de Haas

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content