Na tien jaar doorbreken twee van de dertien betichten in de obussensmeergeldaffaire voor het eerst hun stilzwijgen in de media.

WIE DENKTDAT een minister niks kan aanvangen zonder zijn kabinetschef of zonder zijn technisch en administratief secretariaat, zal zijn mening moeten herzien. Zeker, na de lectuur van de verklaringen van Joël De Smet, gewezen kabinetschef (1981-1985) van toenmalig defensieminister Freddy Vreven (PVV), en de commentaren van kolonel Daniël Bauwens, toen op het administratief en technisch secretariaat, de sluis en filter tussen het departement van Landsverdediging en het kabinet. Zo ook bij de aanloop naar de stilaan beruchte bestelling op 29 maart 1985 van Amerikaanse obussen (6,7 miljard frank), waarbij zoals achteraf zou blijken voor bijna 400 miljoen frank zogeheten ?commissielonen? werden betaald : grotendeels met onbekende bestemming via Johan Lampaert, een wheeler and dealer uit het West-Vlaamse Ledegem, en zijn mantelvennootschap Imacu op het Kanaaleiland Jersey.

Toen de Brusselse onderzoeksrechter Bruno Bulthé in oktober 1986 het onderzoek erfde van het Hoog Comité van Toezicht en vier maanden later voor een reeks spectaculaire huiszoekingen en aanhoudingen zorgde, werd ook Joël De Smet prompt beschuldigd van passieve corruptie : een tenlastelegging die de openbare aanklager eerste-substituut procureur des konings Jan Steppe in november 1992 inslikte. Tot eenieders verrassing werd de vroegere kabinetschef nu, samen met niet minder dan dertien andere hogere officieren en ambtenaren van Financiën en Economische Zaken, ineens beticht van valsheid in geschrifte en oplichting van de Belgische staat. Een van hen was kolonel Bauwens. Zijn verrassing was des te groter omdat hij sinds 1987 door het gerecht ongemoeid was gelaten.

Steppe voegde daar in maart 1996 bij gebrek aan bewijzen van materiële valsheid in geschrifte ten langen leste ook de intellectuele valsheid aan toe. Begin vorige maand heeft de openbare aanklager dit keer om het probleem van de verjaring van de strafvordering te omzeilen in de raadkamer bij de Brusselse rechtbank van eerste aanleg, gevorderd dat het obussendossier bovendien zou overgezonden worden aan de procureur-generaal bij het Hof van Beroep in Brussel : met het oog op de verwijzing van de dertien betichten naar het Hof van Assisen. Volgens het strafwetboek blijft valsheid in geschrifte een misdaad en daarvoor is, strikt genomen, Assisen bevoegd. En alsof nog moest bewezen worden dat Justitia inderdaad blind en onvoorspelbaar is, heeft de voorzitter van de raadkamer André Dujardin er alvast acht van de dertien impliciet verwezen. Zoals echter vorige week in Knack uitvoeriger uiteengezet, is dat voor de openbare aanklager niet voldoende en gaat hij tegen deze selectie in beroep. Of überhaupt één van de betichten naar Assisen verwezen wordt, zal afhangen van de vordering van de procureur-generaal in de Kamer van Inbeschuldigingstelling én van het arrest van deze kamer. Intussen vindt een aantal betichten dat het nu stilaan welletjes is en dat het Brussels gerecht moet ophouden zijn onwil, zijn onkunde en zijn onmacht te verdoezelen door procedurele kronkels. Mede daarom hebben alvast Joël De Smet en Daniël Bauwens voor het eerst een interview toegestaan.

JOEL DE SMET : Ik zou eerst en vooral willen stellen dat ik in deze zaak niet alleen onschuldig ben, maar dat mij zelfs niet de minste fout of nalatigheid kan verweten worden. Zoals anderen ben ik het slachtoffer van een nogal simplistische redenering. De Brusselse procureur des konings of dan toch een van zijn eerste-substituten gaat er sinds eind 1992 van uit dat een dozijn ambtenaren, die toevallig door hun officiële functie op verschillende echelons betrokken waren bij de voorbereiding van de obussenbestelling, moedwillig in een zogeheten complot zaten.

DANIEL BAUWENS : Het lijkt dat de voorgeschiedenis van deze aankoop, in casu de aanschaf van de houwitsers zelf, even oppervlakkig is uitgespit als de retroacta van de betrokken lobbyist Johan Lampaert uit het West-Vlaamse Ledegem ; zijn kennissenkring ; het optreden van bepaalde hogere landmachtofficieren ; de toen door de Nato werkelijk vereiste munitievoorraden ; de termijnen binnen dewelke die moesten aangelegd worden ; de inspanningen om de Amerikaanse obussenmaker GDC aan een uitvoervergunning te helpen ; de redactie van minister Vrevens verklaring van 4 december 1984 waar hij de hoogdringendheid inroept en zodoende andere kandidaten dan GDC praktisch uitsluit ; de sluikse naamverandering van GDC in GDI, met een maatschappelijke maar papieren zetel op de Amerikaanse Maagdeneilanden ; het onderonsje tussen bepaalde generaals en de minister van Defensie eind maart 1985 ; het telefoontje dat daarop volgde vanuit Luxemburg, enzovoorts. En als de rijkswachters dan toch, na lang wachten, hun rogatoire opdrachten in het buitenland mochten uitvoeren, hoop ik dat zij de betrokkenen niet voor de vorm ondervraagden. Terwijl daar dan toch ernstige getuigen zitten die ongetwijfeld meer weten over de bestemming van de commissielonen.

DE SMET : Wij hebben er nochtans altijd op aangedrongen dat het onderzoek zo grondig en zo snel mogelijk zou gevoerd worden. Wij zijn immers niet gediend met een eventuele buitenvervolgingstelling bij gebrek aan bewijzen of omdat de strafvordering verjaard is. Precies daarom heb ik de vorige minister van Justitie herhaalde keren aangeschreven met de vraag alles in het werk te stellen om de volledige waarheid te achterhalen. Ook heb ik, bij de eerste aantijgingen door Eurometaal medio 1985, het initiatief genomen om Landsverdediging een geding te laten inspannen tegen Eurometaal. Zo kon het gerecht meteen de beweringen van corruptie onderzoeken en de volle waarheid achterhalen. Na een onderhoud met Eurometaal heeft minister Vreven dat geding echter onmiddellijk laten staken. En het gerecht is vandaag nog altijd niet bij machte enige opheldering te brengen.

Intussen loopt wel een aantal ambtenaren en niet alleen zij die in deze zaak genoemd worden met een trauma rond omdat zij niet altijd weten in welke complexe dossiers hun handtekening of zelfs maar hun functie tegen hen kan misbruikt worden door een verbeten magistraat die een complot ziet in een organogram waarin onvermijdelijk alle ambtenaren voorkomen die ambtshalve bij dergelijke overheidsbestellingen betrokken zijn. Als er bij de bestelling van die Amerikaanse obussen al sprake zou zijn van abnormale tussenkomsten in het kader van een complot, dan vergist de openbare aanklager zich toch grotendeels van actoren.

BAUWENS : Het gerecht had bijvoorbeeld kunnen nagaan wie misschien wél complotteerde om enkele van de thans betichte ambtenaren dermate met de rug tegen de muur of voor voldongen feiten te plaatsen, dat zij onvermijdelijk voor de Amerikaanse obussen moesten kiezen. Nu worden wij zowaar verplicht onze onschuld te bewijzen. Terwijl het openbaar ministerie, behalve onze plaats in het organogram, geen enkele andere aanwijzing, laat staan enig bewijs van schuld heeft.

U had beiden toch een belangrijke, indien niet doorslaggevende stem op het kabinet van Landsverdediging, ook bij de obussenaankoop.

DE SMET : Het ging om een onderhandse overeenkomst. Dit betekent dat de minister van Defensie in de gegeven omstandigheden een zeer grote keuzevrijheid genoot. Traditioneel sluit de minister zich echter aan bij de adviezen van zijn administratie, zeker als deze convergent zijn. Kolonel Bauwens en ikzelf zaten aan het einde van de beslissingsketen. In de hele aankoopprocedure zijn echter zovele ambtenaren met eigen appreciatierecht betrokken dat het mij absurd lijkt dat al die ambtenaren op al die verschillende echelons bereid zouden geweest zijn om samen de misdrijven te plegen die de openbare aanklager en nu ook de voorzitter van de raadkamer ons allen aanwrijft.

BAUWENS : Het administratief en technisch secretariaat (SAT) waarvoor ik werkte, moest erop toezien dat het dossier volledig was en maakte dan een synthese met eventuele commentaar ; wat ik in dit geval op 27 maart 1985 gedaan heb. Het SAT heeft echter niet de taak en de bevoegdheid van een begrotingscontroleur op de generale staf of van een inspecteur van Financiën. Bovendien heb ik, zoals in elk belangrijk dossier, mijn commentaar doorgestuurd aan de adjunct-kabinetschef, kolonel Charles Vanham, die op het kabinet verantwoordelijk was voor de overheidsopdrachten en de daarmee gepaard gaande contacten met de economische sector. De gedelegeerde autoriteit inzake militaire aankopen is en blijft echter de Algemene Aankoopdienst van het leger (SGA). Die is namens de defensieminister bevoegd om, met de medewerking van de gespecializeerde aankoopdienst in dit geval die voor de bewapening (SAA) aankoopdossiers voor te bereiden, af te ronden en aan de minister voor te leggen.

We hebben echter ook de indruk dat in deze zaak de initiële opdrachtgever wordt vergeten ; dat was de Landmacht. Die heeft bij herhaling en met veel nadruk, via hogere officieren, laten weten dat er granaten voor de nieuwe 155 mm.-houwitsers nodig waren en dat GDC hun voorkeur genoot omwille van de snelle leveringstermijnen. Vandaar dat bepaalde generaals, onder wie de toenmalige stafchef van de Landmacht, luitenant-generaal Jef Segers, kort voor de ondertekening van het obussencontract er nog in een brief aan herinnerden dat zij die obussen hoogdringend nodig hadden.

De snelheid waarmee die bestelling finaal werd doorgedrukt, blijft nogal merkwaardig.

BAUWENS : Dat is zacht uitgedrukt, al mogen wij niet vergeten dat de aankoopdiensten (SGA en SAA) evenals het kabinet en Economische Zaken met de rug tegen de muur werden gezet. De Amerikanen dreigden immers na 1 april de prijs met minstens 100 miljoen frank te verhogen en het ritme van de leveringen te vertragen. Op 26 maart 1985 omstreeks half zes ’s avonds kreeg ik een onvolledig dossier voorgeschoteld en stelde ik meteen vast dat de adviezen van de begrotingscontroleur op de generale staf (JSCB), van de Inspectie van Financiën en van Economische Zaken ontbraken. Na lectuur kwam het mij voor dat het Amerikaanse GDC en het Nederlandse Eurometaal niet op gelijke voet behandeld werden én dat zoals achteraf is gebleken de Algemene Aankoopdienst een finale beslissing van het kabinet wou uitlokken of minstens precieze richtlijnen ontvangen. Vandaar dat ik ’s anderendaags een zo vernietigend advies aan adjunct-kabinetschef Vanham schreef dat hij er moeilijk naast kon.

Meneer De Smet, hebt u, als kabinetschef, dat negatief advies gezien ?

DE SMET : Ik heb dat gelezen, evenals de kritische bedenkingen van kolonel Vanham. In tegenstelling tot wat kolonel Bauwens voorstelde, wou de adjunct-kabinetschef geen brainstorming meer met alle betrokkenen. Kolonel Vanham vond bovendien dat toen geen rekening meer kon gehouden worden met het Europese aspect van de keuze om zo Eurometaal enig voordeel toe te kennen. Daarvoor was het te laat, zei hij, en bovendien was dit geen gunningscriterium in het bestek van Landsverdediging, maar een aangelegenheid voor Economische Zaken. Uiteindelijk werd beslist het dossier ter vervollediging naar SGA terug te sturen, met de uitdrukkelijke vraag concrete voorstellen te doen. Wat niet betekende dat wij voor GDC opteerden.

Hebt u toen iets op papier gezet ?

DE SMET : Neen, in dergelijke gespecialiseerde dossiers deed ik dat nooit. Aangezien de fiches van de kolonels Vanham en Bauwens dusdanig rechtstreeks aan de minister werden overgemaakt.

Welke was dan uw houding terzake ?

DE SMET : Het dossier moest terug naar SGA voor aanvullingen. En toen het ons op 29 maart opnieuw werd voorgelegd, zag ik persoonlijk geen reden meer om de beslissing nog langer te blokkeren, gelet op de eensluidend gunstige adviezen ten voordele van GDC en de dreiging van de Amerikanen om, bij verder uitstel, de prijzen te verhogen.

Is het vanzelfsprekend dat de toenmalige militaire attaché in Washington, brigadegeneraal Louis Van Rafelghem, eind 1984 in verband met de obussenaankoop contact onderhield met kolonel Vanham en met commandant Vandenheede van de Aankoopdienst Bewapening (SAA), van wie intussen wel degelijk bewezen is dat hij door Lampaert werd omgekocht ?

DE SMET : Ook wij hebben zeer recentelijk vernomen dat minister Vreven, terwijl hij in november 1984 in de Verenigde Staten verbleef, met generaal Van Rafelghem bij de Amerikaanse autoriteiten ten voordele van GDC is tussengekomen. En dat kolonel Vanham en commandant Vandenheede voorts per telex op de hoogte gehouden werden ; buiten ons weten om. Dit lijkt mij nu om minstens drie redenen erg belangrijk. Ten eerste omdat Eurometaal toen net geweigerd had eerst 6 en dan 4 procent smeergeld te betalen aan de zogeheten Duitssprekende heren uit Keulen. Ten tweede omdat het bekomen van een uitvoervergunning voor GDC een conditio sine qua non geworden was om die Amerikaanse obussen aan het Belgisch leger te kunnen verkopen, aangezien GDC’s licentiehouder in Europa wel degelijk Eurometaal was. Ten derde omdat minister Vreven, zoals wij achteraf moesten vaststellen, zich persoonlijk in dit dossier benaarstigde. Zo heeft hij op 25 maart 1985, vier dagen voor de ondertekening van het obussencontract vanuit Luxemburg, via de toenmalige stafchef van het leger, luitenant-generaal Maurice Gysemberg, aan generaal-majoor Maurits Barrez, hoofd van de aankoopdienst (SGA) naar het eigen zeggen van deze laatste de toelating gegeven om nog uitsluitend met GDC te onderhandelen ; terwijl beide generaals, samen met de adjunct-stafchef van het leger, generaal-majoor Hugo Cloeckaert, een paar dagen voordien apart vergaderden en nog steeds volgens generaal Barrez besloten de hoogdringendheid bij Vreven te bepleiten en duidelijkheid te bekomen over bepaalde van zijn verklaringen. Uiteindelijk vernam ik achteraf dat minister Vreven de ochtend van 29 maart 1985 met kolonel Vanham en generaal Barrez besliste dat het obussencontract hem om 15 uur ter ondertekening moest voorgelegd worden. De minister moest dus echt niet doen alsof hij nauwelijks iets van dit dossier afwist toen het enkele maanden later voor grote krantenkoppen zorgde.

In het licht van wat wij nu weten, is het al even vreemd dat de ministerraad begin 1983 minister Vreven de toelating had gegeven onderhands te negociëren met US Army, PRB, Borletti en Diehl maar dat het Amerikaans leger als mogelijk leverancier op 25 juli 1984 buiten de ministerraad om vervangen werd door GDC ; en nog wel omwille van de economische compensaties waarover vreemd genoeg Landsverdediging zich zorgen scheen te maken. Vermoedelijk werkte Economische Zaken, toen nog vertegenwoordigd door minister Eyskens’ kabinetsadviseur Luc Rommel (overleden op 5/2/1985 ; nvdr.), al in deze fase van de besluitvorming samen met bepaalde officieren.

Ik ga trouwens ook niet akkoord met de openbare aanklager als hij beweert dat al wie in het complot betrokken was, Eurometaal als een zwak broertje en slechts voor de vorm liet meedingen. Eurometaal stond helemaal niet zo zwak. Althans niet tot oktober 1994 : tot het weigerde smeergeld te betalen. Nadien moeten ingewijden dus geweten hebben dat er voortaan met GDC moest gewalst worden.

U gaat er dus van uit dat bepaalde personen, die bij de keuze betrokken waren, beslist hadden bij de obussenbestelling smeergeld op te strijken ; ongeacht de leverancier ?

DE SMET : Inderdaad. Met het inzicht dat ik nu heb, kan ik niets anders concluderen.

BAUWENS : Het blijft trouwens zeer de vraag wie die Duitssprekende heren uit Keulen waren, die beweerden Thiel(e) of zoiets te heten én die, na elk van de drie onderhandelingen met Eurometaal begin oktober 1984 op de Aankoopdienst Bewapening (SAA), bleken te weten wat daar gezegd was. Zodanig dat de Duitssprekende heren hun voorstel tot het betalen van smeergeld ten overstaan van de Eurometaal-directie zelfs aanpasten.

Hebben de onderzoekers zich wel afgevraagd welke Vlamingen, die met dit dossier te maken hadden, zo vlug op de hoogte konden zijn van de onderhandelingen op SAA, nog vlot Duits spraken ook en zich voor broers konden laten doorgaan, die zogezegd auto-onderdelen aan het Belgisch leger verkochten ? Hebben de speurders ooit foto’s van mogelijke verdachten aan de directeurs van Eurometaal getoond ?

Hoe hebt u Johan Lampaert leren kennen ?

BAUWENS : Eind januari 1985 is Lampaert, als vertegenwoordiger van GDC, bij mijn weten voor het eerst op het kabinet geïntroduceerd door commandant Vandenheede. Omdat het dossier dringend werd, wou hij de minister, de kabinetschef of de adjunct-kabinetschef spreken. Zij hebben echter met zijn allen geweigerd Lampaert te ontmoeten. Toen hij zich enkele dagen later aanmeldde, heb ik hem dan maar zelf opgevangen en hem gedurende een tiental minuten uitgelegd dat SGA de gedelegeerde autoriteit was. Dat ik zoiets moest doen, heeft mij zelfs gestoord. Want het was eigenlijk niet mijn job als administratief medewerker om lobbyisten te ontvangen. De drie of vier brieven aan de minister, die hij in februari kwam afgeven, heb ik via kolonel Vanham en De Smet aan de minister laten bezorgen. Is het niet merkwaardig dat de eerste brief, van 18 februari 1985, die Lampaert ons, namens een van de bazen van GDC, overhandigde, geen gewag maakt van de verandering van naam van GDC in GDI en de verhuis van de maatschappelijke zetel naar een van de Amerikaanse Maagdeneilanden, terwijl dit contractueel toch niet onbelangrijk gegeven toen reeds bij GDC en SGA moest geweten zijn ?

DE SMET : Principiëel wou ik geen lobbyisten ontvangen. Ik heb Johan Lampaert dan ook niet eerder gezien dan bij de ondertekening van het contract.

Blijkt ergens uit het dossier dat het relatienetwerk van Johan Lampaert, al dan niet binnen de PVV/VLD of CVP, is onderzocht ?

BAUWENS : Als er al toenmalige kabinetsmedewerkers ondervraagd zijn, dan gebeurde dit blijkbaar heel oppervlakkig. Zijn mogelijk relatienetwerk is duidelijk niet of toch niet grondig onderzocht. Zeker niet de man van wie Lampaert aan D.W. Royston, de senior vice-president van GDC, op 25 september 1984 gezegd heeft, dat hij een close relationship had with the individual who was expected to be elected to the position of Minister of Economic Affairs and that he (Lampaert) frequently shared a bottle of whiskey with.

Werd er wel nagegaan welke rol Lampaert voordien bij andere militaire aankopen zou kunnen gespeeld hebben : in het bijzonder bij de vernieuwing van de artillerie ?

Meneer Bauwens, u was geen lid van het PVV-defensiecomité, maar wel kabinetschef De Smet en adjunct-kabinetschef Vanham. Is daar ooit over de obussenaankoop gesproken ?

DE SMET : Bij mijn weten niet. Tijdens de ambtsperiode van minister Vreven stonden de activiteiten van dit comité op een laag pitje. Al is de obussenaankoop er wellicht vernoemd als een van de militaire aankopen in het kader van het plan ter globalisatie van de sociaal-economische compensaties. Ik sluit niet uit dat enkele van de kleine vissen, die in en rond dat comité zwommen, van het obussendossier afwisten. Dat kan tot parasitaire acties geleid hebben. Toen de eerste geruchten over het betalen van smeergeld in Nederland bekend geraakten, heb ik minister Vreven op de man af gevraagd of er politieke druk was geweest om voor GDC te kiezen. Hij heeft toen geantwoord dat hij geen enkele druk had ondervonden, dat er opvallend weinig politieke tussenkomsten waren geweest en dat in feite alleen toenmalig vice-premier en minister van Financiën Willy De Clercq (PVV/VLD) geïnformeerd had.

Ik begrijp niet waarom de precieze rol niet onderzocht werd van het in het dossier geïdentificeerde advocatenkantoor met duidelijke politieke bindingen, dat in de obussenzaak advies aan GDC verstrekte. Nu ik de zeer gesofistikeerde financiële transfertmechanismen ontdek, moet ik wel besluiten dat hier andere en veel deskundiger personen dan Lampaert mee gemoeid zijn. Ook dat is nooit onderzocht. Niettegenstaande onderzoeksrechter Bulthé dit sinds februari 1987 weet.

Heeft de partij u op cruciale ogenblikken benaderd ?

DE SMET : Neen. Niemand heeft zich dat ooit gepermitteerd. Toen echter de huiszoekingen in februari 1987 begonnen, heeft een invloedrijk persoon in de partij mij gevraagd of er moest tussengekomen worden bij onderzoeksrechter Bulthé. Ik heb gevraagd dat vooral niet te doen omdat ik mij niets te verwijten heb en ervan overtuigd was dat het gerecht dit ook zou inzien. Daarin en in enkele liberalen heb ik mij duidelijk vergist.

BAUWENS : Later werd zelfs verteld dat privé-kabinetsleden en misschien zelfs de minister persoonlijk naar Jersey waren gereisd. Zijn deze en andere sporen wel onderzocht ?

Ik meen te mogen zeggen dat het gerechtelijk onderzoek klungelig is gevoerd en dat vele van mijn collega’s en ikzelf lichtzinnig worden beticht. Ik geef toe dat wij hier uiteraard onze eigen perceptie van de zaak geven, maar wij vragen niet beter dan verder met het gerecht samen te werken om eindelijk eens de volle waarheid te achterhalen.

DE SMET : Als je echt nagaat wie nog allemaal op cruciale momenten in dit dossier is opgetreden, dan zijn de aanwijzingen lastens de meeste betichten grotendeels onbestaande. De meesten hebben zonder meer hun werk gedaan en konden zelfs niet anders. Het gerecht daarentegen heeft geklungeld. De onderzoeksrechter heeft kostbare tijd laten verloren gaan wat zelfs een sarcastische opmerking aan het Britse gerecht ontlokte en heeft slechts een klein deel van de hem aangebrachte feiten onderzocht of laten onderzoeken. Intussen moeten wij als willekeurig uitgekozen betichten, toch maar de tergende uitspraken van een paar magistraten ondergaan, die duidelijk ten einde raad zijn en liefst zoveel mogelijk volk voor Assisen willen slepen om te doen alsof zij grote misdadigers hebben gevat. Op die manier kan echter eender wie op eender welk ogenblik voor de rechtbank gesleept worden omdat hij of zij een functie bekleedt in een organisatie waarvan vooralsnog één man van een concreet misdrijf kan beschuldigd worden. Dit is ongehoord. Althans in een rechtsstaat. Daarom ben ik, spijts mijn kritiek, enigszins opgelucht dat het dossier nu eindelijk door hogere magistraten kan onderzocht worden.

Frank De Moor

Al wie bij de ondertekening van het obussencontract op 29 maart 1985 rechtop stond, wordt nu zowaar beticht : (van links naar rechts) de kabinetschef kolonel De Smet, generaal-majoor Barrez, de inspecteur van Financiën De Wachter, lobbyist Lampaert en kolonel Bauwens. Wie zat, werd ongemoeid gelaten : defensieminister Vreven en de vertegenwoordigers van GDC, De Porter en Zummo.

Daniël Bauwens (links) en Joël De Smet doorbreken het stilzwijgen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content