Schrijver en opiniemaker Geert van Istendael wordt onwel van zinnetjes als ‘Oe noemde gij’. Hij bedacht twintig jaar geleden de term Verkavelingsvlaams en is die taal sindsdien met al zijn polemisch vernuft blijven bestrijden.

Is wie zegt ‘groter als’ in plaats van ‘groter dan’ dom, lui, allebei, of toch nog wat anders?

Geert van Istendael: Dat ligt eraan wie het zegt en bij welke gelegenheid. Mensen met een voorbeeldfunctie, zoals schrijvers, acteurs, leraren, politici en journalisten kunnen zich dat inderdaad niet permitteren.

Moeten we ons over het huidige taalgebruik in Vlaanderen zorgen maken?

Van Istendael: Ja. Als de tussentaal een aparte status verwerft, dreigt het Nederlands in twee stukken te breken. Samen met het heilzame contact tussen Vlaanderen en Nederland zullen de overlevingskansen van onze taal in Europa verwateren. Eigenlijk snap ik mijn Vlaamse medeburgers niet. Hun hele emancipatie was erop gericht het Nederlands zijn legitieme rechten te bezorgen. Nu die rechten er zijn, laten we de taal waarvoor we hebben gevochten verslonzen. Als wij, Vlamingen, de tussentaal consacreren, consacreren wij onze eigen luiheid, zelfgenoegzaamheid, onze voze verwaandheid en onze onwelriekende vooroordelen tegen Nederland.

Taalkundigen die de morele paniek rond het vermeende uitsterven van het Algemeen Nederlands overbodig noemen, verwijt u bijziendheid. Ook zij zouden zich dus maar beter zorgen maken?

Van Istendael: Met de uitdrukking ‘morele paniek’ ben ik het helemaal niet eens. Moraliteit heeft er niets mee te maken. En paniek? Er zijn in deze wereld wel andere gevaren waarover je in paniek kunt raken. Maar taalkundigen die luchthartig zeggen ‘nou, ja, dan komen er toch gewoon twee aparte talen’, zijn bezig de Nederlandse taal te vernietigen.

In Het Belgisch labyrint definieerde u het Verkavelingsvlaams als de taal van een maatschappelijke bovenlaag. Is het niet zo dat ook andere bevolkingsgroepen zich in deze taal-variëteit uitdrukken?

Van Istendael: De Vlaamse patserigheid is zeker niet verminderd en vervult me nog altijd met evenveel weerzin. En ja, het blijft de taal van een bovenlaag, zij het dat je die niet te smal moet nemen. Op de studiedag van de KANTL werd geopperd dat Verkavelingsvlaams van het volk zou zijn. Dat is een leugen en nog zo geen kleintje ook. Loop de straat op en luister. De variatie is veel, maar dan ook véél groter dan de verpapte verneuktaal van onze feuilletons.

In Het Belgisch labyrint wendt u zich zelfs tot de Allerhoogste: ‘Van het Verkavelingsvlaams, verlos ons heer!’ Maar als Hugo Claus of Tom Lanoye u hadden verhoord, dan hadden we hun taalbarok en situatie-humor moeten missen.

Van Istendael: Daar heb je nu eens het typische vooroordeel. Goed Nederlands zou stijf en humorloos zijn en dus verwerpelijk, Verkavelingsvlaams zou lekker informeel zijn, grappig enzovoort. Baarlijke nonsens! Verkavelingsvlaams vind ik slap en arm en, als ik sommige zelfverklaarde grapjassen op tv bezig zie, nog stomvervelend ook. Het verdriet van België is niet, ik herhaal niet, geschreven in de tussentaal. Hugo Claus heeft de roman geschreven in vlekkeloos Nederlands. In de dialogen benut hij allerlei taalvarianten, van algemeen Nederlands tot West-Vlaams. In mijn kleine roman Altrapsodie (1997) doe ik trouwens iets vergelijkbaars. Vlaamse schrijvers moeten dankbaar zijn voor de eindeloze schakeringen in hun taal. En Verkavelingsvlaams kan literair zeker nuttig zijn. Voor een parvenuachtig romanpersonage is het ronduit onmisbaar.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content