WIE ZOEKT, DIE WINT: ERFGENAMEN OP SCHATTENJACHT

Als een stoffig tijdverdrijf voor pennenlikkers, zo zag stand-upcomedian en jurist Bert Kruismans het notariaat. Maar een zomers gesprek leerde hem dat een notaris ook hilarische en schokkende verhalen kan debiteren. Over familieruzies en verzoeningen, huwelijksgeluk en bedrog, hoop op een betere toekomst en spoken uit het verleden. In Meneer de notaris. Familiegeheimen en geldperikelen onthuld heeft Kruismans tientallen zulke anonieme getuigenissen verzameld. ‘Noteer de verhalen van de notaris en je registreert de hartslag van de Belgen, van vroeger en nu.’ Een voorpublicatie.

Belgen staan bekend als zowat de beste spaarders van de wereld. Wij schrapen en vergaren en verbergen. Niet ‘Eendracht maakt macht’ maar ‘Vivons heureux, vivons cachés’ is onze nationale leuze. Eén stokoude notaris formuleert het zo: ‘Geld, dat is zoals in het leger. Als je te goed schiet, hebben ze je vast. Als je te slecht schiet ook. Het is altijd veel beter om midden in het peloton te zitten, niet op te vallen.’ Onze buren, familie en soms zelfs onze eigen kinderen mogen vooral niet weten hoe rijk we eigenlijk wel zijn. Voor de buitenwereld spelen we graag de arme duts, de sukkelaar die de touwtjes met moeite aan elkaar kan knopen. Maar als de avond valt, tellen we onze zilverlingen en stoppen ze zorgvuldig onder de matras, zodat we met een gerust gemoed kunnen inslapen. Soms slapen we zo gerust, dat we niet meer wakker worden. En dan mag meneer de notaris het uitzoeken.

‘Geld zat vroeger echt overal: tussen de onderbroeken, in flessen, verstopt in de schoorsteen, in de stal. Mijn vader had zo eens een erfenis te regelen en hij wist dat er veel geld moest zijn. Er was geen familie meer, maar vader doorzocht alles toch eens grondig. In de kasten en in de laden zat niks. En toen deed hij het kacheltje open. Daar zat alles in, goed voor zo’n anderhalf miljoen frank, in de jaren vijftig. Stel je voor dat iemand nietsvermoedend die kachel had aangestoken! Ooit werd mijn vader er meteen na een overlijden bij geroepen. Hij kwam daar aan, de vader van het gezin lag dood op bed en zijn zonen waren het lijk aan het opheffen om toch maar onder de matras te kunnen zoeken. Alstublieft!’

***

‘Ja, het verhaal van het geld onder de matras. Het bestaat natuurlijk wel. Ik heb twintig jaar geleden een weduwe gekend die overleed en dagenlang dood in haar huisje lag. De politie kwam kijken wegens geurhinder. Ze vonden die vrouw daar samen met twintig katten en vier honden die al dagen niet gegeten hadden. Ik hoef daar geen details bij te geven, zeker? Het hele huis moest ontsmet worden. Mannen in witte pakken en met gasmaskers gooiden alles op de container. De matras van die dame werd van op de eerste verdieping in de container gemikt, ze scheurde open en de bankbriefjes en kasbons dwarrelden er zo uit. Die vrouw sliep letterlijk op 10 à 15 miljoen frank.

Maar zulke gevallen worden steeds zeldzamer. We spreken toch vooral over mensen die de Tweede Wereldoorlog nog hebben meegemaakt. Dan komen de kinderen bij ons en ze zeggen: “Meneer de notaris, zeg nu toch eens tegen onze ma en onze pa dat ze iets moeten doen aan hun erfenis, want anders moeten wij veel te veel successierechten betalen.” En wat zeggen die mensen zelf dan? “Dat is mijn probleem niet.” Waarom willen ze niet verdelen voor hun overlijden? Antwoord: “Het zou maar eens opnieuw oorlog moeten worden.” De generatie van na de oorlog, of mensen die toen nog zeer klein waren, die redeneren al anders. De vijand is voor hen niet meer een vreemde staat die gaat binnenvallen, dat is nu de fiscus. Als je dat in Amerika zegt, word je bekeken als een echte misdadiger. In Amerika is iedereen de fiscus. Zij vinden ons schizofreen. Maar zo zijn we. In onze contreien viel er de laatste 400 jaar altijd wel een of andere mogendheid binnen. En dan moest je snel de patatten verstoppen om te overleven, anders was het miserie. En daarom krijg je nu nog de reactie: “Als zij aan mijn centen willen zitten, zal ik ervoor zorgen dat het toch niet kan.” En die “zij”, dat zijn de belastingen. Ik heb nog nooit iemand van vijftig of zestig jaar gekend die zei: “Meneer de notaris, waar kan ik mijn centen wegsteken? Want ik heb schrik dat de Feldgendarmen weer gaan binnenvallen.”‘

De Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau wist het al in de achttiende eeuw: ‘Er zijn twee manieren om rijker te worden. Je kan meer rijkdom verzamelen, of je kan je verlangens beperken.’ Heel wat Belgen hadden Rousseau niet nodig om tot dezelfde conclusie te komen. Het enige wat hun huis verlaat, is de rook door de schoorsteen. Als de notaris dan bij een overlijden wordt opgetrommeld om een inventaris van de nalatenschap te maken, vindt hij soms de vreemdste dingen.

‘Och ja, van die rijke mensen die in complete armoede leven. Elke notaris komt dat toch geregeld tegen. Ik werd zo eens op een avond opgebeld: “Meneer de notaris, ge moet nu komen voor een inventaris, want mijn nonkel is gestorven.” “Meneer, het is negen uur ’s avonds, kan het niet wachten tot morgen?” “Neen, dat moet nu gebeuren!” Ik ging ernaartoe, het was in Antwerpen. De overledene had een armoedig studentenkamertje en die neef stond mij al op te wachten met een politieagent. Ik dacht: waarom moet ik in zo’n kamertje om negen uur ’s avonds een inventaris maken? We gingen binnen en doorzochten alles. In een kleerkast lag 7 miljoen frank cashgeld en voor hetzelfde bedrag aan obligatieleningen aan de stad Antwerpen. Allemaal aan 1000 frank per stuk. Reken maar uit! 7000 papieren, dat was een kleerkast vol. Die man had 14 miljoen frank (350.000 euro) in huis, maar leefde in complete armoede. Dat kamertje lag vol met lege aanstekers die hij op straat had opgeraapt. Hij had ook stapels koperen muntjes die hij had geschooid bij de zeelui in de haven. Hij kweekte prei in een bak die aan het venster stond. Ze vonden hem terwijl hij dood op zijn toilet zat. Hij wist dat hij kanker had, maar hij wilde niet naar het ziekenhuis. Hij bleef liever thuis. Je kan begrijpen waarom, als je weet dat daar 14 miljoen lag. Zoals ze in Antwerpen zeggen: die man zat op zijnen buut, op zijnen geldzak.’

***

‘Ik heb ook nog twee broers gekend, vrijgezellen die samenwoonden. Een van hen stierf en ik zei tegen de andere: “Ge zoudt nu toch eens een testament moeten maken.” “Ik zal dat weleens doen, meneer de notaris”, beloofde hij. Maar hij overleed ook voor hij dat kon doen. Er waren 29 erfgenamen, maar gelukkig zat dat huis stevig op slot. Ik kon er wel binnen en ging toch eens kijken, met een getuige. Alleen moet je daar niet binnengaan, dat is vragen om problemen achteraf. En ik weet niet hoe, maar blijkbaar hadden een paar erfgenamen daar lucht van gekregen, want vier van hen stonden mij op te wachten aan de deur. Ik zei: “Luister goed, iedereen blijft buiten, want er zijn zeker 29 erfgenamen, misschien zijn er nog meer. Dus alleen mijn getuige en ik gaan.” Als het gaat over het vinden van schatten in een huis, zijn de mannen die inboedels opkopen de echte kampioenen. Als zij een huis leegmaken, weten ze waar ze moeten zoeken en voelen, hoe ze moeten kloppen. Ze kijken achter gordijnen en schilderijen, dat zijn de experts. Ik had dat van die mannen geleerd en ging op dezelfde manier te werk.

Mijn zoektocht had resultaat, want ik vond onder de matras vijf kasbons, vier van 1 miljoen en een van 250.000 frank. Ze stonken naar het vocht, dus nam ik ze mee naar buiten. Daar stonden die vier ongeduldigen uiteraard nog te wachten. Ik zei: “’t Is goed dat de notaris binnen is geweest. Kijk, vijf kasbons aan toonder, niet op naam.” Een van die gasten was een slimme jongen: hij wees naar zichzelf en naar de drie anderen, en begon te tellen: “1, 2, 3, 4 en” – hij wees naar mij – “5. Ieder één kasbon en we zwijgen erover.” Ik zei: “Kameraad, als jullie hier niet stonden, maar een andere erfgenaam, dan hadden jullie niks. Ik ben tenslotte de notaris, dat gaat zomaar niet.” “Maar dan gaat dat allemaal naar de fiscus, meneer de notaris”, protesteerde die pientere gast nog. Dat kon wel zijn, maar ze moesten niet proberen om mij mee in het bad te trekken.’

Liever dood dan arm

Het verhaal van de miljonair in zijn armoedige studentenkamer in Antwerpen is geen uitzondering. Sommige mensen kunnen het echt niet over hun hart krijgen om geld uit te geven aan levensnoodzakelijke dingen. Ze verkiezen nog liever het alternatief, en dat is sterven. Elke notaris krijgt er weleens mee te maken.

‘Er woonde bij ons in de buurt een weduwnaar met zijn dochter. Die man, een keuterboer en gemeentewerkman, was een absolute vrek. Hij leefde zeer armoedig en ook zeer vuil. Als ik op bezoek ging, durfde ik nergens te gaan zitten, het zag er zwart van het roet van de kachel. Als ze me een pintje aanboden, dronk ik dat gewoon uit het flesje. Ik had één keer hun glazen gezien: afwassen was daar duidelijk geen prioriteit. De kamers stonden ook vol met conservenblikken en andere afval. De dochter werkte thuis en was eigenlijk wat achterlijk. Misschien kwam dat ook wel door de levensomstandigheden. Haar moeder was gestorven toen het meisje nog zeer klein was en haar vader had haar steeds onder de knoet gehouden. Hij was een autoritaire man die de ontwikkeling van zijn dochter zeker niet belangrijk vond. Op een dag verscheen zijn dochter bij de buren met de boodschap: “Min voadre heeft gisteren nogal onrustig geweest, hij was aan het wriemelen en wroeten in het bedde, en in iene kiere is’t hij stille gevallen en heb ik kunnne verdersloapen.” Die man sliep met zijn dochter in één bed en was dus plots overleden. Het arme meisje had dat niet gemerkt en had de hele nacht naast een dode gelegen. De begrafenis kwam eraan en daarvoor moest het meisje toch een beetje verzorgd worden. Haar haar was al in lange tijd niet meer gewassen en ’s nachts hield ze haar kleren en zelfs haar schoenen aan. Haar teennagels waren gewoon gegroeid volgens de vorm van haar schoenen! De boeren die ernaast woonden, hebben een tang moeten gebruiken die normaal alleen bovengehaald wordt wanneer de hoeven van de koeien geknipt moeten worden. Onvoorstelbaar.

Ik moest dat meisje tegen zichzelf beschermen, want zij was nu plots erfgenaam van een plattelandshoeve, mooi gelegen in het Vlaamse heuvelland. Zo’n eigendom kan veel waard zijn. De eerste immobiliënmakelaar die daar zijn oog op had laten vallen, had dat meisje gewoon kunnen oplichten. Ik heb haar dan via de juiste procedures verlengd minderjarig laten verklaren, zodat ze de boerderij niet meer kon verkopen zonder toestemming van de vrederechter. Ik heb haar boerderij dan openbaar verkocht en dat heeft flink wat geld opgebracht. Daarmee hebben we dat meisje laten plaatsen in een soort klooster met een school waar ze onderhoudswerk deed en ook nog een opleiding kreeg. Eind goed, dan toch nog een beetje al goed. Maar… als notaris moest ik natuurlijk ook de inventaris maken van de boerderij. Ik trok een lade open en die lag vol papieren. De muizen sprongen eruit, een derde van die papieren was al volledig opgevreten en reddeloos verloren. Maar we hebben daar toch nog 600 briefjes van 1000 frank uitgehaald, en een stapeltje kasbons. Dat vond ik straf: al dat geld in huis en dan toch nog jezelf en je kind tot de bitterste armoede veroordelen.’

Het groot lot

Erven is natuurlijk vaak gewoon een kwestie van grondig zoeken, al moet je nu ook niet overdrijven.

‘Dat was een familie met vijf kinderen, allemaal vrijgezellen. De laatste was overleden. Was die man ongelukkig uit het raam gevallen of had hij zelfmoord gepleegd, we zullen het nooit weten. Het huis werd verzegeld en de erfgenamen werden opgespoord. We vonden er in totaal zo’n 25. Ze werden allemaal samengeroepen en samen met de vrederechter zouden we de zegels verbreken en de inventaris maken. De verwachtingen waren nogal hooggespannen, want bij het verzegelen had de vrederechter toch al voor zo’n 30 à 40 miljoen frank (1 miljoen euro) aan aandelen en obligaties gevonden. En dan hadden we nog niet eens echt gezocht! De zegels werden verbroken, en met die hele troep erfgenamen in ons spoor begonnen we te zoeken. Al snel vonden we een miljoen in de slaapkamer, daarna een miljoen in de keuken. Toen alles doorzocht was, werd de inventaris gemaakt. Dat was niet gemakkelijk, want er was heel wat lawaai op de achtergrond van dolgedraaide erfgenamen die met een bijl de plankenvloer van de zolder te lijf gingen. Ze waren er rotsvast van overtuigd dat er nog meer schatten verborgen zaten. Dat bleek niet het geval te zijn. Maar in totaal hebben we in dat huis toch zo’n 5 à 6 miljoen (125.000 euro) aan cashgeld gevonden. In 1974. We mogen gerust zeggen dat dat gefortuneerde mensen waren.’

And the Oscar goes to…

Een echte vrek ontwikkelt een heleboel vaardigheden om toch maar zo weinig mogelijk van zijn rijkdom te moeten spenderen. De truc van oeps, portefeuille vergeten’ is nog maar kinderspel. Het etaleren van een groot acteertalent, dat brengt pas zaad in het bakje.

‘Vooral bij de landbouwers had je vroeger echte rasacteurs. Zagen en klagen over hoe straatarm ze wel waren, tot de aap uit de mouw kwam. Ik kende zo een koppel boeren, met zes kinderen. Ieder jaar met tweede of derde kerstdag ging ik daar in opdracht van de eigenaar de pacht innen. Gezellig was dat niet. Die mensen zaten altijd eerst een uur te wenen en te klagen dat het toch zo’n slecht jaar geweest was, dat er niks in huis was en dat ze echt niet konden betalen. Ik zei dan altijd: “Dat kan wel zijn, maar het is zo en niet anders. Dat is de pacht die betaald moet worden.” Dan kreeg ik met nog meer theater uiteindelijk toch een cheque, met de uitdrukkelijke vraag of ik alstublieft zeker een maand zou willen wachten om de cheque te innen. Ik wachtte dan twee weken en inde de cheque. Geen probleem, hij was altijd gedekt.

Op een dag overleed de landbouwer plots aan een hartinfarct. De vrouw belde mij: “Meneer de notaris, wilt ge onmiddellijk komen? Vraag wat ge wilt, 1 miljoen frank, 2 miljoen, geen probleem, het is voor u. Maar ge moet mij helpen.” Ik reed naar de boerderij en de vrouw zei: “Onze bankier wil de kluis niet openmaken zonder dat de fiscus erbij is.” Ik zei: “Mevrouw, ik geloof dat best. U hebt vijf kinderen. Als er ruzie van komt, kan dat die bankdirecteur zijn job kosten.” Die vrouw was in alle staten: “Meneer de notaris, vraag wat ge wilt, maar zorg er alstublieft voor dat die kluis opengaat!” Ik hield voet bij stuk: “Mevrouw, excuseer, maar ik doe niet mee aan zulke praktijken.”

Later werd die kluis officieel geopend en al snel bleek waarom de vrouw per se de kluis open had gewild zonder de fiscus erbij. We haalden er 25 miljoen frank aan kasbons uit! En voor elk van zijn kinderen had de landbouwer ook nog eens tien hectare grond gekocht. Tijdens het regelen van die erfenis, op het einde van een familievergadering, zei ik tegen de weduwe: “Maria, nu moet er mij toch iets van het hart. Als ik die erfenis bekijk, wat was dat nu toch elk jaar voor drama met die paar franken pacht die gij moest betalen?” Die vrouw antwoordde zonder verpinken: “Meneer de notaris, ge zoudt eens moeten weten hoeveel geld wij al gespaard hebben met zo te wenen. Ge beseft niet hoeveel mensen er dan uit medelijden zeiden dat we de helft mochten betalen.”‘

Schatbewaarders

Fortuinen of ‘fortuintjes’ zitten soms zelfs niet eens verborgen. De schattenjager moet gewoon over stalen zenuwen en een tang beschikken… en mag vooral geen scrupules hebben.

‘Als notaris denk je soms dat je alles hebt meegemaakt, maar dit verhaal is – gelukkig maar – toch wel uniek. Een bejaarde man die in een rusthuis verbleef, had drie zonen en twee dochters. En zoals vaak was er één dochter die haar vader net iets meer bezocht dan de anderen. De man overleed, de erfenis moest verdeeld worden en het kwam tot een rechtszaak: die ene dochter tegen de anderen. En waarom? Die man had drie gouden tanden en meteen na zijn overlijden had ‘iemand’ die gouden tanden uitgetrokken.

Tja, sommige mensen redeneren “goud is goud”. Daar kwam ruzie van en de dochter zei: “Maar ja, ons vader, je weet toch dat die van alles in zijn mond stak, die was een beetje dement. Daardoor zijn zijn tanden natuurlijk afgebroken.” Uiteraard geloofden haar broers en zus daar niks van.

Ik bedoel maar, hoe laag kan een mens vallen? Dat is toch luguber? Dat was waarschijnlijk een man die alles voor zijn kinderen gedaan had. Hij had misschien het eten uit zijn mond gespaard. En toen hij stierf, dacht zijn eigen dochter maar aan één ding: snel een tang zoeken en die mond openwrikken.’

‘Toen de matras van de overledene in de container werd gemikt, scheurde ze: de bankbriefjes en kasbons dwarrelden eruit. De vrouw sliep letterlijk op 10 à 15 miljoen.’

‘Ik trok een lade open. De muizen sprongen eruit. Een derde van de papieren was al volledig opgevreten, maar we hebben er toch nog 600 briefjes van 1000 frank en een stapeltje kasbons uitgehaald.’

‘Een inventaris opmaken was niet gemakkelijk want op de achtergrond gingen dolgedraaide erfgenamen met een bijl de plankenvloer van de zolder te lijf.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content