In alle westerse landen wordt de landbouw- en voedingssector al decennialang gevoed door een miljardenstroom aan subsidies. Het gaat daarbij om belastinggeld, maar slechts in enkele landen geeft de overheid de cijfers vrij: wie krijgt hoeveel en waarom? Knack slaat een eerste bres in de muur van geheimhouding.

W oensdagavond, 21 september 2005, 22.30 uur. Een koerier van het Nederlandse ministerie van Landbouw in Den Haag levert een pakje af aan het kantoor van de niet-gouvernementele organisatie De Evert Vermeer Stichting in Amsterdam. Het bevat 2 cd-schijfjes met 8 miljoen gegevens. Waaronder: lange lijsten met cijfers en namen van grote multinationals en van landbouwbedrijven. Een voor een ontvangers uit de grote pot van 1,26 miljard euro Europese landbouwsubsidies die in Nederland worden verdeeld.

De informatie kwam niet zomaar vrij. Er gingen verschillende procedures en rechtszaken aan vooraf. Onder meer minister van Landbouw Cees Veerman schermde met het argument van de privacy. Veerman bleek uiteindelijk zélf een ontvanger van subsidies te zijn. Dat is niet verboden, maar ook niet bepaald erg ethisch voor een politicus. Hoe dan ook, dat is niet de kern van de zaak. De Evert Vermeer Stichting bijvoorbeeld benadrukt dat alléén transparantie een beter inzicht kan geven in de rampzalige gevolgen van het Europese landbouwbeleid voor boeren in de ontwikkelingslanden. Dat er zware wanverhoudingen zijn in de verdeling van de Europese subsidies kan niet geloochend worden: alleen al in het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken, Zweden en Estland gaat 80 procent van de landbouwsubsidies naar 20 procent van de grote agrarische bedrijven, de voedingindustrie en de grootgrondbezitters.

Het gros van het geld gaat dus naar de grote vissen. Uit een onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie blijkt dat de subsidies vooral de rijkste regio’s in de Europese Unie ten goede komen. Velen hebben ook vragen bij de immense sommen aan exportrestituties die aan bedrijven worden uitgekeerd. Komt de 374 miljoen euro die Nestlé de jongste vijf jaar, alleen al in Nederland opstreek, de landbouwsector écht ten goede? Of de 588 miljoen euro uitgekeerd aan zuivelgigant Campi-na/Melkunie? Of de 6,6 miljoen euro voor Philip Morris? Wie wil weten welke Europese regelingen gehanteerd worden om die sommen in Nederland uit te keren, vindt elk detail op de site van het Nederlandse ministerie van Landbouw. Het debat is daarmee nog niet gevoerd. Maar de gegevens zijn op zijn minst dan toch beschikbaar.

Een Europees debat is pas mogelijk als ook alle andere Europese landen hun gegevens vrijgeven. België is dat vooralsnog absoluut niet van plan. Tenminste, federaal minister van Landbouw Sabine Laruelle (MR), die de omvangrijke exportsubsidies aan grote bedrijven beheert en in een vorig leven voorzitster van de Waalse Landbouwersvakbond was, houdt halsstarrig voet bij stuk. ‘Lijsten met namen en bedragen geef ik niet vrij, tenzij ik ertoe verplicht wordt, omdat ook Vlaanderen én Wallonië dat doen bijvoorbeeld. Maar voor mij grenst zoiets aan het onaanvaardbare. Ik ben bereid om een discussie aan te gaan, maar dan een principiële over het algemene landbouwbeleid en de implicaties ervan op wereldvlak. Wat nu gebeurt, leidt alleen maar tot een heksenjacht. Men focust op voorbeelden als de koningin van Engeland (die voor sommige van haar landerijen ook landbouwsubsidies zou ontvangen, nvdr) en de minister van Landbouw in Nederland. En iedereen schreeuwt moord en brand. Die lijsten geef ik níét.’

Het moet gezegd, het is Vlaams minister-president en minister van Landbouw Yves Leterme (CD&V) die een goede voorzet geeft. Maar hoe?

Vrijdag 14 oktober 2005, middernacht.

Yves Leterme (CD&V) is live op Radio 1. Hij heeft de VRT-redactie zelf gebeld, omdat hij wil reageren op uitspraken van europarlementslid Bart Staes (Groen!). ‘Jaarlijks wordt in ons land meer dan 1 miljard euro aan Europese landbouwsubsidies uitgedeeld’, zegt Staes. ‘Transparantie daaromtrent is hard nodig. Het kan een publiek debat op gang brengen. Het huidige landbouwbeleid zorgt immers niet in de eerste plaats voor een behoorlijk inkomen voor de overgrote meerderheid van de boeren. Wie vooral geniet van de steun is de agro- en voedingsindustrie.’

Yves Leterme, die totnogtoe elk verzoek tot openbaarmaking van de lijsten officieel had afgewezen, reageert verrassend. Out of the blue pakt hij op de radio uit met de mededeling dat hij de gegevens op korte termijn wil vrijgeven, met uitzondering dan wel van de steun aan individuele boeren, zogenaamd om redenen van privacy.

Diezelfde ochtend nochtans was Leterme een andere mening toegedaan. Via zijn kabinet liet hij ons toen weten dat hij misschien géén cijfers zou vrijgeven. Alleen de namen van de ontvangende vennootschappen zouden bekendgemaakt worden, niet de bedragen, omdat het om ‘vertrouwelijke, commerciële gegevens’ zou gaan. Er werd geschermd met de ‘wet op openbaarheid van bestuur’, en vooral met de onafhankelijke beroepsinstantie die daarover in laatste instantie moest oordelen. Maar die instantie, zo bleek uit briefwisseling, zat tegen alle regels van de deontologie in lustig heen en weer te bellen met de administratie en met het kabinet. Dat – zoals op de radio bleek – kennelijk uiteindelijk toch zou buigen. (Zie kaderstuk De Sint-Sixtus abdij)

Niet dat het voor Vlaanderen gaat om bijzonder spectaculaire bedragen: Vlaanderen ontvangt een vijfde of 220 miljoen euro van de ruim 1 miljard euro die België krijgt uit het totale Europese landbouwbudget (in totaal 47 miljard euro). 234 miljoen gaat naar Wallonië. Het grootste deel van de koek (617 miljoen) wordt via het federale loket (het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB) verdeeld in de vorm van interventiesteun en exportrestituties. Voor alle duidelijkheid: dat zijn subsidies die Europa aan bedrijven geeft om te kunnen exporteren op de wereldmarkt waar de prijzen lager liggen dan in Europa. Onder druk van de Wereldhandelsorganisatie zijn die exportrestituties trouwens al gedaald.

Hoe worden ze nu in België aangewend? Dat blijft een groot raadsel, zolang federaal minister van Landbouw Sabine Laruelle het been stijft houdt. Hoewel. De Nederlandse lijsten van het ministerie van Landbouw lichten al een tipje van de sluier op. Ze bevatten een schat aan informatie over Belgische multinationals die ook daar een graantje van het landbouwbudget meepikken. De verklaring is simpel: agrobedrijven ontvangen hun exportsubsidies in het land van waaruit ze exporteren. Een Belgisch bedrijf dat uitvoert via de haven van Rotterdam krijgt exportrestituties in Nederland. Dat geldt ook in België, waar veel suikerbedrijven exporteren via Antwerpen – de grootste suikerexporthaven. Hetzelfde is van toepassing voor Frankrijk, waar vanuit de Franse haven Rouen heel wat graan wordt verscheept. Voor wie zicht wil krijgen op wat de grote spelers uit de agro-industrie meegraaien uit de totale landbouwpot, ligt de conclusie voor de hand: alleen de algehele transparantie in alle lidstaten kan de situatie ophelderen.

Bij wijze van voorproefje geven we een paar voorbeelden van Belgische bedrijven die bovenaan de rankings van de buitenlandse subsidietrekkers in Nederland pronken. Zetmeelproducent Amylum Europe uit Aalst bijvoorbeeld. Dat bedrijf ontving 9 miljoen euro via de Nederlandse overheid, plus nog eens een kleine 18,5 miljoen euro voor Amylum Nederland. Amylum, dat deel uitmaakt van de Britse rietsuikerraffinaderij Tate & Lyle, kreeg onrechtstreeks – via zijn moedermaatschappij – er in het Verenigd Koninkrijk nog eens 120 miljoen pond (175 miljoen euro) aan exportsubsidies bovenop.

Ook Belgomilk ontving in Nederland 900.000 euro. De Waalse zuivelgigant SA N. Corman kreeg er bijna 2,5 miljoen euro, al zou het voor een deel ontvangen subsidies moeten terugbetalen. Ook De Brandt Diary International uit Dendermonde zou een deel van zijn royale subsidies moeten terugbetalen.

Voorts ontving ook Ecoval International Trading in Nederland zo’n anderhalf miljoen euro. Ecoval hangt onder de holding De Eik van de Vlaamse familie Van Waeyenberghe. De Eik behoort tot de wereldtop, en had vorig jaar een omzet van 1 miljard euro. Zeventig procent daarvan verdiende het bedrijf met internationale handel in melk, boter en derivaten. Vrij vroeg, in de jaren 1960 al, ‘ontdekten’ ze bij Ecoval de winstgevende handel in melkpoeder: met Europese steun werden zuiveloverschotten opgekocht om ze vervolgens met subsidies opnieuw naar alle hoeken van de wereld te exporteren. In het weekblad Trends zei Van Waeyenberghe daarover onlangs nog dit: ‘Ecoval wist zich met de voorraden van Europa een plaats te veroveren op de wereldmarkt en bouwde zo een netwerk uit. Vandaag vangt een ton magere melk 100 euro subsidie en staat de wereldmarktprijs op 2000 euro per ton. Ik heb het omgekeerde gekend: een wereldprijs van 100 euro en 2000 euro subsidie per ton. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid kwam tot stand in de jaren zestig en is gedateerd.’ Ondertussen heeft de Europese belastingbetaler die rekening wel betaald.

Maandagmorgen, 8 juli 1996. – Even terug in de tijd – De directeur-generaal voor Landbouw van de Europese Commissie, Guy Legras, schrijft de Belgische regering dat ze een boete opgelegd krijgt van 800 miljoen frank. Inspecteurs van de Europese Commissie ontdekten immers zo veel onregelmatigheden bij de controles in de sectoren granen en rundvlees, dat ze tien procent van de uitgekeerde subsidies zal moeten terugvorderen.

De brief lekt uit in De Morgen , die ook een reeks publiceert over fraude en onregelmatigheden bij de uitbetaling van en controle op de landbouwsubsidies via het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB). Vertegenwoordigers van grote agro-bedrijven als Ecoval, Société Financière des Sucres (familie Lippens), Belgo-milk, Nestlé en Aveve (de Boerenbond) zitten in de raad van bestuur en zijn dus rechter en begunstigde tegelijk. En dat veroorzaakt ophef. Toenmalig landbouwminister Karel Pinxten moet zelfs zijn vakantie onderbreken om de boel in Brussel te komen sussen. En de Europese boete van naderbij te bekijken. Guy Legras schreef daarover: in de graansector laten de douane-controles nog meer te wensen over dan in de rundvleessector. Soms blijven de controles helemaal achterwege, zoals bij het bedrijf Amylum, waar jaren achtereen geen enkele controle plaatsvond.

Is er vandaag veel veranderd? De uitbetaling van de belangrijkste stromen aan landbouwsubsidies en de controle erop gebeurt op federaal niveau nog steeds door het – inmiddels wel gereorganiseerde – BIRB. Grote sommen worden er uitbetaald aan vooral de suikersector (205 miljoen euro in 2004), de zuivelsector (183 miljoen euro), de graansector (1,3 miljoen euro) en de sector van het rundvlees (4,2 miljoen euro), telkens via exportrestituties (exportsteun voor landbouwproducten buiten de EU). Daarnaast gaat nog eens 108 miljoen euro naar interventies (dat is het opkopen van voorraden of subsidies om die op te slaan) en andere steunmaatregelen.

De ontvangers zijn opnieuw de grote bedrijven uit de voedingsindustrie en de grote handelaren. Uit cijfers van het BIRB blijkt bijvoorbeeld dat vorig jaar zo’n 98 miljoen euro aan exportrestituties werd uitbetaald aan slechts 21 firma’s uit het Brussels Gewest, bijna 150 miljoen euro ging naar 30 buitenlandse firma’s. 110 miljoen kwam toe aan 233 bedrijven in het Vlaams Gewest en ruim 83 miljoen aan 59 firma’s in het Waals Gewest. Zijn dat allemaal verschíllende firma’s? Zolang de gegevens geheim blijven, kan niemand dat controleren. Hoe dan ook: vorig jaar verdeelden 343 firma’s in totaal 440,6 miljoen euro exportrestituties en 145 bedrijven verdeelden nog eens 108,5 miljoen aan overige steunmaatregelen.

De vertegenwoordigers van het BIRB zeggen ons dat ze voorstander zijn van openheid, maar het is minister Laruelle die toestemming moet geven. Wel bevestigt het BIRB dat een aantal van de Belgische ontvangers in Nederland ook in België bij de ‘grootverdieners’ zitten: Amylum, Ecoval, Corman, De Brandt, Tiense Suiker. Maar ongetwijfeld zitten ook internationale concerns als Nestlé, Cargill en Danone alle met zetel in Brussel of Antwerpen op de eerste rij om uit de Europese ruif te eten.

Nils Mulvad, directeur van het Deense onderzoeksinstituut Dicar dat in Denemarken de informatie openbaar wist te maken, wees er onlangs op dat voor het onderzoek naar de correcte besteding openheid cruciaal is. Want fraude bestaat. Vorig jaar rapporteerden de lidstaten 3237 ‘onregelmatigheden’ voor een bedrag van 82 miljoen euro. Uit een recent rapport van de Europese Rekenkamer bleek bovendien dat van de ruim drie miljard euro aan landbouwsubsidies, waarvan tussen 1971 en 2002 is aangetoond dat er mee gefraudeerd werd, driekwart nooit werd gerecupereerd.

Voorts worden er vragen gesteld bij de opsporing, waarbij men wél jacht maakt op de kleintjes en de grote vissen laat zwemmen. Zo schreef een rapporteur van het Europees parlement vorig jaar: ‘Het is onaanvaardbaar dat de Commissie nalaat op te treden tegen grootschalige criminele namaak van boter en andere zuivelproducten door industriële ondernemingen en criminele organisaties, wat duidelijk contrasteert met de strengheid waarmee boeren vaak door de Europese Commissie wegens kleine en formele fouten worden vervolgd.’

Opmerkelijk genoeg werden of worden enkele van de Belgische bedrijven die we terugvonden in de Nederlandse top-5 in verband gebracht met ‘onregelmatigheden’. Zo raakte begin jaren negentig Ecoval in opspraak omdat de antifraudedienst van de EU het bedrijf ervan verdacht voor ongeveer 700 miljoen frank aan subsidies voor de export van melkpoeder te hebben opgestreken, terwijl er geen echte export was. De zaak werd in 1996 geseponeerd. Fraude-commissaris Kallas beloofde dat hij over enkele weken een verslag geeft van het onderzoek rond boterfraude waarbij Corman en Aveve-zuivel betrokken zouden zijn. Transparantie kan zo zijn nut hebben.

Door Marleen Teugels, Hans van Scharen, Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content