Wie is de meest beloftevolle Belgische kunstenaar?

Philip Metten, ESSEN, 2016 © Jan Kempenaers

Van 22 tot 24 april is het weer Art Brussels. De beurs profileert zich als de uitgelezen plek om nieuwe hedendaagse kunst te ontdekken. Wie moeten we nu in de gaten houden? Knack vroeg het aan een kennerspanel. Opmerkelijk: van publiekslievelingen Rinus Van De Velde en Sam Dillemans geen spoor.

Hoe gaat het met de hedendaagse kunst? Uitstekend. Kunst is zowat overal ter wereld het nieuwe speeltje van de gefortuneerden. Meer nog dan een belegging met hoog tot waanzinnig hoog rendement is kunst het statussymbool van deze tijd. Een paar werken van belangrijke hedendaagse kunstenaars aan de muur volstaan voor oude en nieuwe rijken om zich hip, verfijnd, zelfs cultureel-maatschappelijk geëngageerd te voelen. Fernand Huts van Katoen Natie is een minister van Cultuur in het diepst van zijn gedachten. Dasha Zhukova, de vrouw van Chelsea-eigenaar Roman Abramovich, die in Moskou het Garage Museum of Contemporary Art runt, is het de facto al.

Profiteren de kunstenaars daarvan? Sommigen. De superrijken onder de collectioneurs bieden tegen elkaar op voor het werk van de supersterren onder de artiesten: hoe hoger de prijs, hoe liever ze het hebben, want hoe belangrijker ze zichzelf vinden. In het werk van minder glamoureuze en minder gemakkelijke kunstenaars zijn ze al veel minder geïnteresseerd, zeker als dat ook nog eens verdacht goedkoop is. En dus is het met de kunst een beetje zoals met de rest van de economie: de groten worden groter, de kleintjes moeten zich zien te redden.

En hoe gaat het met de hedendaagse kunst in België? ‘Relatief goed’, zegt Marc Ruyters, uitgever van het kunstmagazine H ART, die al jarenlang ijvert voor de erkenning van beeldende kunst als een belangrijke economische sector in Vlaanderen en België. ‘Wij staan internationaal bekend als een land van kunstverzamelaars. Wanneer de Belgen arriveren op grote kunstbeurzen zoals Art Basel, FIAC Parijs of Frieze Londen komen in alle stands de galeristen overeind om hen vriendelijk en vol verwachting te verwelkomen. En naast de oudere garde van collectioneurs is een nieuwe generatie opgestaan: jonge mensen die jonge kunst kopen omdat ze er het geld of de passie voor hebben. Er zijn in België zo’n tachtig professionele galeries – plekken waar actief bemiddeld wordt tussen kunstenaars en kopers, musea, curatoren en critici – die samen een kleine 600 Belgische kunstenaars vertegenwoordigen. Echt grote, internationaal opererende galeries à la Zwirner, Gagosian of Hauser & Wirth, met vestigingen in Europa, de VS en nu ook in Azië, hebben we niet. Maar Zeno X en Tim Van Laere in Antwerpen, en Xavier Hufkens en Micheline Szwajcer in Brussel hebben een solide reputatie en zijn ook internationaal household names. En in de schaduw van de groten vind je een weelde van kleinere galeries die gepassioneerd met hun vak bezig zijn: commerciële en experimentele, traditionele en nieuwe, ambitieuze en tijdelijke. Bij de kunstenaars zijn Luc Tuymans en Michaël Borremans uiteraard onze toppers in het internationale circuit, maar ook Francis Alÿs en Berlinde De Bruyckere doen mee op het hoogste niveau. En ook in de commerciële subtop zitten aardig wat landgenoten, onder wie Wim Delvoye, Jan Fabre en David Claerbout. Tegelijk is het een bittere realiteit dat slechts een handvol beeldende kunstenaars van hun artistieke werk kunnen leven. De meesten moeten er nog een job naast doen, zoals lesgeven aan een academie.’

Volgende week opent Art Brussels zijn deuren, niet meer op de Heizel maar in Tour & Taxis. Met een beperkter aanbod – 140 galeries in plaats van 190 – maar met des te meer nadruk op nieuwe, nog te ontdekken kunst en kunstenaars. ‘De beste beurs om nieuwe ontdekkingen te doen’, pocht Art Brussels over zichzelf.

Maar wie of wat moeten we vandaag ontdekken? Wie zijn de interessantste, meest beloftevolle Belgische kunstenaars van het moment?

Om die vraag beantwoord te krijgen hielden we een mini-enquête. We vroegen aan een twintigtal goedgeplaatste mensen uit de sector van de beeldende kunst – museumdirecteuren, artistiek leiders, curatoren, critici en galeriehouders – om minimaal één en maximaal drie namen naar voren te schuiven. Met aandrang werd gevraagd niet alleen de talentvolle jongeren te nomineren maar kunstenaars van alle rangen, standen en leeftijden van wie men verwacht of vurig hoopt dat ze potten zullen breken.

Twee galeristen haakten af omdat ze verscheidene Belgische kunstenaars vertegenwoordigen, en de ene niet wilden tekortdoen door de andere te noemen. Van één museumdirecteur kregen we geen antwoord. De pleidooien die wel binnenkwamen, waren altijd ernstig en soms vurig, en zowat iedereen kwam met andere namen aanzetten. Slechts zeven kunstenaars werden twee of drie keer genoemd. Zij vormen samen onderstaande shortlist. Uiteraard heeft die niet de pretentie haarfijn, foutloos en objectief de toekomst van de Belgische kunst te declameren, maar al te frivool of speculatief is het op deze manier ook niet. Bij sommige ‘beloftes’ kan een groep verwante kunstenaars worden ingedeeld, zodat wat minder mensen onrecht wordt aangedaan.

1. Vaast Colson (1977)

Een greep uit de pleidooien voor de kunstenaar uit Antwerpen die met stip op één staat in deze lijst: ‘Integere en eigenzinnige kunstenaar die de praktijk van het kunstenaarschap tot onderwerp van zijn kunst maakt. Als de Houdini van de kunstwereld ontsnapt hij aan elk etiket dat men op hem tracht te kleven.’ (Koen Leemans, directeur van het Cultuurcentrum en artistiek leider van De Garage in Mechelen) ‘Een ongelooflijk origineel denkende en werkende kunstenaar, in de lijn van de grote Duitsers Sigmar Polke en Martin Kippenberger. Hij is iedereen altijd een stap voor, maakt ogenschijnlijk onverkoopbaar werk, waar de verzamelaars toch op springen.’ (Marc Ruyters)

Vaast Colson werd opgeleid als schilder, maar maakt gebruik van alle mogelijke media, inclusief acties en interventies, aanwezigheden en afwezigheden. Zijn oeuvre overschouwen is nu al schier onmogelijk geworden, want zowat alles wat hij doet en denkt, elke stap die hij zet, wordt op de een of andere manier omgezet in productie.

Een kist vol schilderijen, nu in de collectie van het Muhka, gaat één dag per jaar open, onder vrienden, bij een goed glas: het is een rechtstreekse verwijzing naar Kippenberger, de schilderijen zijn allemaal ‘portretten’ van diens dochter Helena.

Een recente editie van Colson is een koffer met spijkers, schroeven en ander bevestigingsmateriaal om de kunstwerken van grote artiesten mee op te hangen. Hun namen staan op de vakjes: Tuymans, Borremans, Jan De Cock et cetera.

In 2002 trok Colson door de Zwitserse Alpen, op zoek naar een steen die hij daar als kleine jongen had moeten achterlaten. Hij zag eruit als een plaatselijke wandelaar, met het typische alpenhoedje en een grote rugzak. De onmogelijke zoektocht werd gefilmd door collega-kunstenaar Lieven Segers.

Vaast Colson werkt voor bijna al zijn acties en projecten samen met bevriende kunstenaars. Heel vaak is dat Dennis Tyfus, de man achter het undergroundplatenlabel Ultra Ecsema en zelf driftig producent van vooral vluchtige, onduurzame kunst op platenhoezen, posters en flyers. Colson en Tyfus hebben onlangs samen een galerie opgericht die de naam van hun beider moeders draagt: Vansteensel & De Caigny Gallery in Antwerpen.

? Ook een aantal andere kunstenaars uit het universum van Vaast Colson is het vermelden meer dan waard: zijn vrouw Nel Aerts, die recent onderdak vond bij de Carl Freedman Gallery in Londen; de briljante Gerard Herman; of Lieven Slegers en Tom Poelmans van de Base-Alpha Gallery in Borgerhout.

? Vaast Colson exposeert momenteel samen met Kathy Heck in het Muhka in Antwerpen, en dat is een absolute must-see. De kunstenaar zelf is doorlopend aanwezig om, genereus en pedagogisch ingesteld als hij is, tekst en uitleg te geven.

Vaast Colson, Still Some Cream on the Screen, tot 29/05 in Muhka, Antwerpen. www.mhka.be.

2. Kasper Bosmans (1990)

‘Woont en werkt in Lommel’, staat er op zijn cv – laconiek, de meesten van zijn collega’s proberen daar minstens Antwerpen of Brussel, en zo mogelijk New York of Berlijn van te maken. Zelfs het etiket ‘eigenzinnig’ schiet tekort in het geval van Kasper Bosmans. Hij is het jonkie uit dit lijstje, amper 26, maar hij gaat te werk als een antropologieprofessor van wie je je afvraagt of hij nu geniaal, wereldvreemd of gewoon verward is. In het CIAP in Hasselt, waar hij momenteel tentoonstelt, noemen ze hem ‘een wetenschapper, designer, heemkundige, historicus en kunstenaar’. Hij bestudeert volkskunst, lokale tradities, vlaggen, emblemen en mythologische iconografie en bricoleert daar een volstrekt unieke beeldenwereld mee bij elkaar, ergens in het niemandsland tussen realiteit en fictie. Hij maakt tekeningen, schilderijen, sculpturen, assemblages en installaties in de meest diverse materialen, die – en dat is het verbluffende – toch licht, speels, subtiel, spits en door en door esthetisch zijn.

In Brussel exposeerde hij een serie wandtapijten op basis van een reproductie uit het Metropolitan Museum in New York, nagemaakt door boeddhistische Nepalese arbeiders. In Hasselt creeerde hij enkele zandtapijten waarvoor hij zich inspireerde op de huisvrouwen van Lommel die vroeger hun vloeren poetsten met zilverzand uit de lokale putten. Vanuit Los Angeles stuurde hij een beeld op van een van zijn sculpturen: een klassieke kop van Hermes achter groenig plexiglas. ‘Het is een afgietsel dat werd gemaakt met mallen uit de negentiende eeuw, die nog altijd gebruikt worden in de ateliers van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel’, zegt hij. ‘Eerder maakte ik voor CIAP in Hasselt een glazen bal gevuld met water dat ik opving uit een lek in het dak van de afdeling klassieke oudheid van dat museum. De werken met de gipsen beelden zijn een soort compensatie voor het water dat ik stal.’

? Chantal Pattyn, cultuurmanager van de VRT: ‘Ik zag de voorbije jaren nu en dan werk van hem, maar zijn tentoonstelling bij CIAP in Hasselt trok me helemaal over de streep. Hij stelt op dit moment tentoon bij Marc Foxx in Los Angeles, dus ik maak me geen al te grote zorgen over zijn carrière. Hou hem in de gaten.’

Kasper Bosmans, Loot, Soil and Cleanliness, tot 05/06 in CIAP, Hasselt.www.ciap.be

3. Fabrice Samyn (1981)

Fabrice Samyn is een ster in wording in de Brusselse kunstscène. Zijn werk draait rond existentiële thema’s zoals licht en tijd. Het kan de vorm aannemen van schilderijen, foto’s, sculpturen, performances en installaties, en vrij systematisch bedient hij zich van oude kunst om nieuwe te maken. Samyn gaat daar ver in. Hij geeft oude, vaak heel waardevolle schilderijen een nieuwe lading door ze te bewerken en te modelleren naar deze tijd. Hij haalt de vernislaag er helemaal of gedeeltelijk af en verandert zo de lichtinval. Of hij leidt de blik van de kijker naar een detail op de achtergrond, waardoor je er totaal anders naar kijkt.

Samyn werkt ook met stof: het stof van de tijd dat neerdaalt op de dingen waar we even niet naar omkijken. Zo maakte hij tekeningen van vogels op het rolluik van zijn galerie Meesen De Clercq in Brussel, vlak voor die zou worden verbouwd: het waren vegen, uitsparingen in het zwarte, aangekoekte stof. Hij zorgde ervoor dat je niet precies kon zien dat de figuren doelbewust waren aangebracht of veeleer toevallig tot stand waren gekomen, want hij is dol op ‘de poëzie van de sporen’ die we achterlaten. Een fenomeen zoals erosie, tijd die inwerkt op de natuur, beschouwt hij als een creatief, haast mystiek proces van transformatie. Intrigerend en indringend is zijn reeks beelden onder de titel Sinaï. Het lijken kale woestijnlandschappen, maar in werkelijkheid zijn het foto’s, close-ups, van onthoofde Griekse heiligenbeelden tegen een egaal zwarte achtergrond. Dat ze de actualiteitswaarde zouden krijgen die ze in deze IS-tijden hebben, was geen vooropgezet plan.

? Aan de internationale carrière van Fabrice Samyn wordt gewerkt, onder meer ook door zijn Duitse galerie Sies + Hoeke in Düsseldorf.

? Twee andere genomineerde kunstenaars die worden geroemd om hun schilderskwaliteiten zijn Ben Sledsens (1991, Tim Van Laere Gallery) en Harold Ancart (1980, Xavier Hufkens).

Fabrice Samyn, groepstentoonstelling Unknown Portraits, tot 30/04 in Hopstreet Gallery, Brussel. www.hopstreet.be

4. Sammy Baloji (1978)

Baloji is een Congolese kunstenaar die tegenwoordig vanuit Brussel opereert. Hij studeerde aan de universiteit van Lubumbashi (onder andere computerwetenschappen en communicatie) en schoolde zich nadien om tot fotograaf met een bijzondere belangstelling voor etnografie, architectuur en urbanisme. Mémoire, een fotoreeks uit 2006 waarin hij zwart-witportretten uit de koloniale tijd monteerde in actuele beelden van de vervallen industriële en koloniale architectuur in Katanga, was zijn entree in de kunstwereld. Het was een binnenkomer van formaat: zijn foto’s reisden de wereld rond en Baloji stond op de shortlists van prestigieuze fotografieprijzen plots naast grootheden als Andreas Gursky en Darren Almond. Hij werd ingehaald als de grote belofte van een Afrikaanse kunst die niet exotisch is maar actueel en maatschappelijk relevant, en die door kritisch naar het verleden te kijken voorafspiegelingen van een toekomst probeert te zien. Baloji kwam in België onder meer in Mu.ZEE in Oostende en in het Afrikamuseum in Tervuren terecht. Vorig jaar werd hij uitgenodigd op de Biënnale van Lyon én die van Venetië – de top.

? ‘Bij Sammy Baloji val ik vooral voor de manier waarop hij zijn maatschappelijke en artistieke ideeën koppelt aan concrete mensen, hoe hij letterlijk de kleine man en vrouw in het grote plaatje laat terechtkomen’, zegt Philip Van den Bossche, directeur van Mu.ZEE. ‘In zijn denken, in het doorvoelde humanisme dat hij nastreeft – de waardigheid van de arbeid, de mens die primeert op het kapitaal – is de hedendaagse kunstwereld maar een middel.’

? Ook Dirk Snauwaert, artistiek leider van kunstencentrum Wiels in Brussel, schoof nadrukkelijk de naam van Sammy Baloji naar voren, samen met die van Otobong Nkanga, een van oorsprong Nigeriaanse kunstenares die woont en werkt in Antwerpen.

? Twee andere fotografen die figureerden op de lijstjes: Max Pinckers, globetrotter en Magnum-fotograaf (1988, Sofie Van De Velde Gallery) en Niels Donckers (1969, Annie Gentils Gallery).

Sammy Baloji, vanaf 08/05 in Wiels, Brussel, in samenwerking met Filip De Boeck. Op Art Brussels geeft Baloji een solopresentatie bij zijn galerie Imane Farès.

5. Philip Metten (1977)

De Limburgse Antwerpenaar Philip Metten denderde de kunst binnen via de film en de muziek. In zijn tekeningen, prints, sculpturen, ruimtelijke installaties en architecturale ingrepen resoneren toekomst en prehistorie in stereo. Het futuristische element in zijn werk komt uit de sciencefictionfilms die hij bingeviewde toen hij nog in een videotheek werkte, het prehistorische uit de oerkreten in luidruchtige muziek. Hij had de decorbouwer van Fritz Lang kunnen zijn.

Metten debuteerde in het begin van de jaren 2000 in de galerie van Annette De Keyser met krachtige, kleurrijke sculpturen waarvan je het gevoel had dat het de kruisbeelden en de vrijmetselaarssymbolen van de toekomst zouden kunnen zijn. In 2006 maakte hij met de muzikanten Tim Vanhamel, Aldo Struyf en Dave Schroyen (zeg maar Millionaire) en de videokunstenaars Toon Aerts en Nicolas Karakatsanis het fantastische Noise of Quasar: een installatie die ook een performance, een muziektrip en een videoclip was. Dat project kreeg een XL-vervolg in 2010, toen Metten de hele Z33 in Hasselt transformeerde in een gigantische sculptuur, de grootste die er ooit te zien was. De hele ruimte werd een onpretpark van dwingende looplijnen, agressieve kleuren en dreunende muziek. De expo heette Innercoma; als je erbuiten kwam, lag de wereld er verdacht stil en comateus bij.

De laatste jaren werkte Philip Metten vrijwel uitsluitend aan grote architecturale projecten. Hij verbouwde de voorgevel en het interieur van Café Homey op de Sint-Paulusplaats in Antwerpen tot, welja, de bar van een moderne onderzeeër. Hetzelfde deed hij met de gevel van Kai Matsumyia, de galerie waarmee hij werkt in New York. En op dit moment toont Metten een nieuwe installatie in Netwerk/ Aalst. Die sculptuur wordt volgend jaar integraal in het restaurant geschoven dat Klaas Janszoons van dEUS zal openen in Borgerhout. De installatie heet toepasselijk ESSEN.

? Andere namen van kunstenaars die opmerkelijk bezig zijn met ruimtelijkheid, installaties en kleine en grote sculpturen: Leon Vranken (1975) en Lieven De Boeck (1971), beiden bij Meessen De Clercq Gallery; en Wesley Meuris (1977) en Herman Van Ingelgem (1968), beiden bij Annie Gentils Gallery.

Philip Metten, nog tot 18/06 in Netwerk/Aalst. www.netwerk-art.be

6. Anne-Mie Van Kerckhoven (1951)

Kan een kunstenares die dit jaar 65 wordt nog beloftevol zijn? Jazeker. Want Anne-Mie Van Kerckhoven lijkt jonger, scherper en zelfverzekerder dan ooit. (Zie ook het interview in Knack Weekend van vorige week.) En in binnen- en buitenland groeit het inzicht dat haar oeuvre niet alleen ongeëvenaard rijk en divers is, maar ook dat het diep geworteld is in de kunstgeschiedenis sinds de popart en in de cultuur- en wetenschapsfilosofie sinds het mysticisme, over de psychoanalyse en het situationisme, tot het hedendaagse onderzoek naar artificiële intelligentie. Het is doordacht, doorvoeld en diepzinnig zonder blabla te zijn, conceptueel zonder te verzanden in gezochte, pseudo-intellectuele flauwekul. Alles wat Van Kerckhoven doet, behoudt punkattitude; de wilde, duistere kracht van seks, noise en geweld.

‘Ik voel de internationale belangstelling voor het werk van Anne-Mie bijna met de dag groeien’, zegt Frank Demaegd van Zeno-X, haar galerist. ‘De grote doorbraak is er nog niet – het feit dat ze geen serieuze vertegenwoordiger heeft in de VS blijft een handicap – maar dat ze die verdient, en dat die er ook zit aan te komen, staat buiten kijf.’

? Anne-Mie Van Kerckhoven is ook de vaandeldraagster van de vrouwelijke kunstenaars in deze lijst. Andere namen die naar voren werden geschoven zijn Kati Heck (1979, Tim Van Laere Gallery), Kelly Schacht (1983, Meessen De Clercq Gallery), Valérie Mannaerts (1974) en Ana Torfs (1963).

? Van de kunstenaars die al decennia aan de weg timmeren en daar volgens ons panel veel meer lof en erkenning voor zouden mogen krijgen, nationaal en internationaal, noteerden we de namen van Danny Devos (echtgenoot van Van Kerckhoven, nu bij Annie Gentils Gallery), de schilders Walter Swennen en Jan Van Imschoot (beiden onder de pannen bij powergaleries: Swennen bij Xavier Hufkens in Brussel en Gladstone in New York, Van Imschoot bij Daniel Templon in Brussel), Lili Dujourie en Fred Bervoets (De Zwarte Panter Antwerpen).

Anne-Mie Van Kerckhoven, tot 11/06 in Zeno X Gallery, Borgerhout. www.zeno-x.com

7. Ilse D’Hollander (1968-1997)

Kan een kunstenaar die al bijna twintig jaar dood is nog beloftevol zijn? Jazeker, vandaag meer dan ooit. Sommige van de meest invloedrijke, bestverkopende en duurste kunstenaars zijn zoals bekend al een tijdje niet meer onder ons: Andy Warhol, Roy Lichtenstein, Francis Bacon… Oké, die genoten bij leven en welzijn al naam en faam en worden veeleer tot de moderne dan tot de hedendaagse kunst gerekend. Maar het is de laatste jaren een duidelijke tendens: de grote galeries vechten voor de nalatenschappen van belangrijke hedendaagse kunstenaars die de geest hebben gegeven. Ja, er wordt volop carrière gemaakt na de dood.

Ilse D’Hollander was een Gentse kunstenares die manisch-depressief was en zich in 1997 van het leven benam. Vooral in de jaren voor haar dood maakte ze honderden schilderijen; kleine, abstracte ‘landschappen’, in de stijl en de geest van haar grote voorbeeld Raoul De Keyser, op papier en op doek. Tijdens haar korte leven exposeerde D’Hollander welgeteld één keer solo en één keer in een groepsshow. Na haar dood kocht de man die de groepsshow organiseerde al haar werk op. Tien jaar lang werd het geïnventariseerd en bestudeerd in het verborgene. Pas in 2013 werd D’Hollander met volle kracht gelanceerd, met een grote tentoonstelling in het Museum M in Leuven en twee lijvige monografieën bij uitgeverij Hannibal. Op dit moment wordt haar werk verdedigd en verkocht door liefst drie galeries, en niet de minste: Sofie Van De Velde in Antwerpen, Konrad Fischer Gallery in Düsseldorf en Sean Kelly Gallery in New York. In België zijn we geneigd de schilderijen van Ilse D’Hollander weliswaar ouderwets mooi, fijngevoelig en vrouwelijk elegant te vinden, maar ook niet bijster origineel, precies vanwege de net iets te duidelijke referenties naar Raoul De Keyser. In de VS kijkt men daar net iets onbevangener naar. Toen in januari van dit jaar bij Sean Kelly haar eerste expo in New York openging, was de plaatselijke kunstpers (alweer niet de minste: Artforum, The New York Times, The New Yorker) aangenaam verrast tot zeer enthousiast. The New Yorker sprak van een ‘betoverende’ show. De prijzen voor werk van Ilse D’Hollander zijn al gevoelig gestegen. De verwachting is dat haar ster nog zal rijzen. Net als die van haar in 2012 overleden grote voorbeeld Raoul De Keyser, trouwens, die aardig op weg is naar wereldwijde erkenning als monument van de schilderkunst in de twintigste eeuw.

DOOR DANNY ILEGEMS

‘Er is een nieuwe generatie collectioneurs opgestaan: jonge mensen die jonge kunst kopen omdat ze er het geld of de passie voor hebben.’

Kasper Bosmans gaat te werk als een professor van wie je je afvraagt of hij nu geniaal, wereldvreemd of gewoon verward is.

Kan een kunstenaar die al bijna twintig jaar dood is nog beloftevol zijn? Jazeker.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content